1. [verweerder], 41 jaar oud, is vanaf medio 2001 tot medio 2002 bij KLM in dienst geweest als magazijnmedewerker. Sedert 1 december 2002 is [verweerder] krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij KLM in dienst, laatstelijk in de functie van olievuller, tegen een salaris van € 2.664,16 bruto per maand, inclusief ploegentoeslag en exclusief vakantiegeld.
2. De functie van olievuller wordt uitgeoefend binnen het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol en wordt aangemerkt als vertrouwensfunctie in de zin van de Wet Veiligheidsonderzoeken (hierna: WVo).
3. Voor het kunnen/mogen uitvoeren van werkzaamheden in een vertrouwensfunctie is een Verklaring van Geen Bezwaar (hierna: VGB) vereist, af te geven door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD).
4. Ingevolge artikel 10 lid 2 WVo is KLM gehouden om bij weigering of intrekking van de VGB de betrokken werknemer zo spoedig mogelijk uit de vertrouwensfunctie te ontheffen.
5. Op 1 mei 2007 is [verweerder] samen met zijn echtgenote aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet en/of het verrichten van witwaspraktijken, nadat uit controle van de bankgegevens van [verweerder] en zijn echtgenote was gebleken dat daarop meer geld was binnengekomen dan verklaarbaar was vanuit inkomsten uit loonverband.
6. KLM heeft de aan [verweerder] verstrekte Schipholpas op 2 mei 2007 geblokkeerd en de loonbetaling aan [verweerder] stop gezet.
7. KLM heeft [verweerder] met ingang van 4 mei 2007 geschorst en vanaf 5 mei 2007 vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van loon.
8. [verweerder] heeft zich op 4 juni 2007 ziek gemeld.
9. Bij brief van 8 juni 2007 heeft de gemachtigde van [verweerder] KLM verzocht om [verweerder], zodra deze hersteld zal zijn, in de gelegenheid te stellen passende werkzaamheden buiten het beveiligde gebied te verrichten.
10. Bij brief van 13 juni 2007 heeft KLM aan de gemachtigde van [verweerder] medegedeeld nog geen aanleiding te zien voor wedertewerkstelling van [verweerder]. Zij heeft daarbij onder meer het volgende opgemerkt:
“Bovendien is KLM van mening dat […] zij niet gehouden is uw cliënt een functie buiten het beveiligde gebied aan te bieden. Voor de functies buiten beveiligd gebied geldt immers eveneens dat KLM hoge eisen stelt aan de betrouwbaarheid van haar personeel. […] Voorts geldt dat er geen passende functies buiten beveiligd gebied beschikbaar zijn.”
11. Bij besluit van 26 oktober 2007 heeft de AIVD de VGB van [verweerder] ingetrokken. [verweerder] heeft tegen de intrekking bezwaar aangetekend.
12. Op 18 april 2008 heeft de bedrijfsarts [verweerder] geschikt geacht voor passend werk en KLM geadviseerd de mogelijkheden voor passend werk, zo nodig extern, te onderzoeken.
13. Op 29 mei 2008 heeft de AIVD het bezwaar van [verweerder] tegen de intrekking van de VGB ongegrond verklaard.
14. Op 22 juni 2008 heeft KLM in het ten behoeve van [verweerder] opgestelde Plan van aanpak WIA onder meer het volgende opgemerkt:
“KLM heeft medewerker gefaciliteerd in het ontvangen van medische ondersteuning (psycholoog) en heeft regelmatig contact gehouden met medewerker […] Verdere reintegratie activiteiten zijn niet mogelijk geweest vanwege het strafrechtelijke onderzoek dat naar medewerker loopt en het intrekken van de GVB. KLM heeft het als niet ethisch ervaren een medewerker extern te reintegreren als deze mogelijk vervolgd gaat worden voor strafbare feiten.”
15. Bij brief van 29 juli 2008 heeft mr. P.M. Rombouts, strafadvocaat van [verweerder], onder meer het volgende aan de gemachtigde van [verweerder] medegedeeld:
“Zowel de heer [verweerder] als mevrouw […] hebben verklaard dat het geld afkomstig is van twee erfenissen en een aantal leningen. Hun verklaringen worden ook ondersteund door bij de huiszoeking aangetroffen documenten. Daarnaast zijn er door de politie twee getuigen gehoord over de verstrekte leningen […] Beide getuigen bevestigen de verklaring van cliënt en zijn echtgenote dat zij geld hebben geleend aan cliënt.”
16. De rechtbank heeft het verzoek van de strafadvocaat van [verweerder] om een achttal getuigen te laten horen, toegewezen. In zijn brief van 29 juli 2008 heeft mr. Rombouts ter zake nog het volgende opgemerkt:
“6 van de 8 getuigen zijn inmiddels gehoord, en deze hebben allen zonder uitzondering de door cliënt en zijn echtgenote afgelegde verklaringen bevestigd. […] Er is wat mij betreft geen enkele aanwijzing dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn […] De kans is derhalve zeer reëel dat cliënt zal worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.”