ECLI:NL:RBHAA:2008:BE9609
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verklaring voor recht inzake arbeidsduur en salaris bij beëindiging van arbeidsovereenkomst
In deze zaak vordert eiser, die sinds 1979 in dienst is bij gedaagde, een verklaring voor recht dat zijn arbeidsovereenkomst een duur heeft van 30,4 uur per week met behoud van zijn volledige salaris. Eiser is na het bereiken van zijn 60e levensjaar één dag per week minder gaan werken, maar heeft zijn volledige salaris blijven ontvangen. Hij stelt dat deze afspraak met de vorige aandeelhouder van gedaagde is gemaakt. De nieuwe aandeelhouder heeft echter aangegeven dat eiser geen recht heeft op korter werken met behoud van salaris. Eiser baseert zijn vordering primair op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW en subsidiair op het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgesteld in een arrest van de Hoge Raad.
De kantonrechter oordeelt dat noch de primaire noch de subsidiaire grondslag de vordering kan dragen. De omvang van de arbeidsovereenkomst is niet in geschil, maar de beloning die eiser toekomt. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat dit neerkomt op een beroep op het gerechtvaardigd vertrouwen van artikel 3:35 BW, wat ook faalt. Eiser heeft geen bewijs geleverd van de door hem gestelde overeenkomst. De vordering wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door de kantonrechter op 20 augustus 2008, waarbij de proceskosten voor rekening van eiser komen, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter wijst de vordering af en legt de proceskosten op aan eiser.