1. UPC verzorgt in de gemeente Haarlem de levering van het signaal voor de ontvangst van radio- en televisieprogramma’s via een centraal antennesysteem. De ontvangst van televisieprogramma’s kan via een analoog of een digitaal signaal plaatsvinden.
2. [gedaagde] heeft in december 2001 met UPC een overeenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] heeft aangegeven het televisiesignaal digitaal te willen ontvangen.
3. Op 26 maart 2002 heeft [gedaagde] de apparatuur voor de ontvangst van het digitale televisiesignaal bij de winkel van UPC te Haarlem ingeleverd.
4. Na op 24 mei 2002 een bedrag van € 86,15 te hebben geïncasseerd, heeft UPC in 2002 geen bedragen meer van de rekening van [gedaagde] afgeschreven.
5. Vanaf 13 januari 2003 tot en met 14 augustus 2003 heeft UPC maandelijks via automatische incasso een bedrag van telkens € 7,60 van de bankrekening van [gedaagde] afgeschreven.
6. Op 10 september 2003 heeft [gedaagde] een bedrag van € 16,70 aan UPC voldaan.
7. Op 12 september 2003 en 12 december 2003 heeft UPC een bedrag van respectievelijk € 7,60 en € 6,10 via automatische afschrijving geïncasseerd .
8. In de periode vanaf 21 januari 2004 tot en met 1 november 2005 heeft UPC maandelijkse bedragen van de bankrekening van [gedaagde] afgeschreven.
9. De op 30 augustus 2005, 4 oktober 2005 en 1 november 2005 geïncasseerde bedragen zijn gestorneerd.
10. Bij factuur van 29 november 2005 heeft UPC [gedaagde] een bedrag van € 64,27 in rekening gebracht in verband met (onder andere) abonnementskosten “Standaardpakket Radio/TV gemeente Haarlem”.
11. Bij brief van 6 januari 2006 heeft [gedaagde] tegen voornoemde factuur bezwaar aangetekend, waarbij hij onder meer het volgende heeft opgemerkt:
“Ik heb geen idee waar deze rekening toe dient, aangezien ik in 2002 alle diensten met betrekking tot de UPC heb opgezegd en deze ook zijn beëindigd.”
12. Bij facturen van 6 januari 2006 en 9 februari 2006 heeft UPC [gedaagde] respectievelijk € 127,24 en € 85,57 in rekening gebracht. Blijkens de specificatie van de laatste factuur heeft deze mede betrekking op: “Beëindiging UPC Standaardpakket Radio/TV Gem. Haarlem”.
13. Bij brief van 13 maart 2006 heeft [gedaagde] tegen de factuur van 9 februari 2006 bezwaar gemaakt, waarbij hij wederom heeft gesteld in juni 2002 alle diensten van UPC te hebben opgezegd. [gedaagde] heeft voorts opgemerkt alle betalingen vanaf juni 2002 terug te vorderen.
14. Bij brief van 28 april 2006 heeft de incassogemachtigde van UPC [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 129,82 inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten.
15. Bij brief van 19 mei 2006 heeft [gedaagde] aan de incassogemachtigde van UPC laten weten het niet met de vordering eens te zijn, waarbij hij onder meer het volgende heeft opgemerkt:
“Zoals wij UPC ook al meerdere malen hebben verteld hebben wij alle diensten met betrekking tot de UPC in juni 2002 […] beëindigd.”
16. Bij brief van 29 augustus 2006 heeft de incassogemachtigde van UPC onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
“UPC Nederland B.V. deelt ons mee dat zij geen opzegging van u heeft ontvangen.”
17. Bij brief van 7 september 2006 heeft [gedaagde] daarop onder meer het volgende geantwoord:
“Mocht UPC Nederland nooit van ons een opzegging hebben ontvangen waarom zijn na 18 juni 2002 geen facturen meer gestuurd […] ?.”
18. Bij brief van 10 oktober 2006 heeft de incassogemachtigde van UPC hier onder meer het volgende op geantwoord:
“[…] UPC […] geeft aan dat u inderdaad een abonnement […] heeft opgezegd. Dit betreft uw abonnement voor Digitale Televisie. Deze vordering heeft echter betrekking op uw abonnement voor Kabeltelevisie. Indien u van mening bent dat u dit abonnement ook heeft opgezegd, dient u hiervan een bewijs over te leggen. U krijgt namelijk bij het opzeggen in de UPC winkel altijd een bewijs van opzegging.”