De beoordeling van het geschil
1. Op de voet van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie (de EEX-verordening) en artikel 1: 14 BW is de Nederlandse rechter en in dit geval de kantonrechter te Haarlem bevoegd van de vordering kennis te nemen.
Nu niet blijkt van enige rechtskeuze houdt de kantonrechter het ervoor dat Nederlands recht van toepassing is.
2. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen op grond van de volgende vaststellingen en overwegingen.
3. Anders dan Alitalia betoogt houdt de door haar aangehaalde bepaling in haar algemene voorwaarden niet in dat de overeenkomst pas tot stand komt met de uitgave van het ticket. Die bepaling geeft slechts aan dat dat ticket als bewijs geldt van de overeenkomst. Tegenover bewijs kan echter tegenbewijs worden geleverd en naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] dat tegenbewijs geleverd.
4. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij op 21 mei 2007 via de website al een confirmation number namelijk LSIQGV had gekregen, dat hij dat nummer ook tegenover het callcenter van Alitalia heeft genoemd, dat dat nummer daarna telkens door Alitalia is gebruikt en vermeld, dat Alitalia niet één maar twee fouten in het e-ticket had gemaakt, namelijk ook met de aankomsttijd in Amsterdam, en dat die laatste fout wel door Alitalia was hersteld. [eiser] heeft zijn stellingen gestaafd met de bij dagvaarding overgelegde producties en met een uitdraai van de website van Alitalia gedateerd 21 mei 2007 waarop de door [eiser] verlangde business class combinatie staat vermeld inclusief bestemmingen en vertrek- en aankomsttijden alsook het confirmation number LSIQGV. Dat nummer staat ook op de door Alitalia uitgegeven e-tickets en op de uitdraai van de desk van Alitalia op Schiphol. Op die laatste print is niet alleen het herstel te zien ten aanzien van de business class, maar ook van de aankomsttijd in Amsterdam. Die zou volgens de uitdraai van 21 mei 2007 om 12.00 uur moeten zijn maar volgens het eerste e-ticket om 13.00 uur. Op het tweede e-ticket is dat 12.00 uur geworden, zoals ook al aangegeven op de print van de desk. Énig herstel is dus wel in de organisatie van Alitalia tot stand gekomen.
5. Desgevraagd heeft Alitalia ter zitting niet kunnen aangeven wat volgens haar op 22 mei 2007 de prijs zou zijn geweest voor het door [eiser] verlangde ticket voor de combinatie in plaats van het door Alitalia bevestigde ticket met een economy class vlucht erin. Volgens Alitalia was dat niet meer te bepalen omdat daarvoor toen al geen stoel meer beschikbaar was. Echter bij dagvaarding heeft [eiser] een uitdraai overgelegd van 22 mei 2007 waarin die combinatie nog wel staat opgenomen en daarvan heeft Alitalia niet gemotiveerd betwist dat die is gemaakt nadat [eiser] zijn boeking telefonisch had doorgegeven aan het callcenter van Alitalia. Ook is [eiser] uiteindelijk gewoon met die betreffende vluchten business class meegegaan na een herstelboeking van de zijde van Alitalia van latere datum. Daarmee heeft Alitalia de stelling van [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser] ook vanwege de in rekening gebrachte prijs ervan uit mocht gaan dat de overeenkomst tot stand was gekomen met de door hem verlangde combinatie. Dit geldt eens te meer nu Alitalia zelf van meet af aan gebruik heeft gemaakt van het door [eiser] opgegeven confirmation number LSIQGV, dat blijkens de uitdraai van 21 mei 2007 zag op een volledig business class reis.
6. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen, kan Alitalia in deze procedure dan ook niet volstaan met verwijzing naar de e-tickets. Het had op haar weg gelegen om tenminste aannemelijk te maken dat het callcenter uitdrukkelijk met [eiser] had besproken dat één gedeelte van de reis economy class zou worden. Alitalia heeft hieromtrent echter in het geheel niets gesteld of feitelijk toegelicht.
Aangenomen moet dan ook worden dat de met Alitalia gesloten overeenkomst een volledig business class reis betrof tegen betaling van € 4.554,33.
7. Anders dan Alitalia heeft betoogd heeft [eiser] wel degelijk nakoming van die overeenkomst gevorderd, maar Alitalia heeft nog vóór de vlucht meermaals te kennen gegeven dat zij de door [eiser] verlangde prestatie niet zou leveren. Daarmee is Alitalia zonder dat nog een ingebrekestelling nodig was in verzuim gekomen. Vervolgens heeft zij [eiser] voor het blok gezet en nog een betaling gevorderd, welke [eiser] onder protest heeft verricht waarna [eiser] zijn reis kon beginnen. Op die betaling had Alitalia geen enkel recht; [eiser] had immers al voor dat ticket betaald. [eiser] heeft dat bedrag van € 1.246,00 dus onverschuldigd betaald en Alitalia moet dat terugbetalen.
8. De kosten verbonden aan de door [eiser] gestelde - en door Alitalia niet betwiste - buitengerechtelijke werkzaamheden zijn aan te merken als redelijke kosten die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, en wel voor een bedrag overeenkomstig het in rapport Voorwerk II vastgelegde geldende tarief van € 178,50.
9. De conclusie luidt dat de vordering zal worden toegewezen. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
10. De proceskosten komen voor rekening van Alitalia omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.