ECLI:NL:RBHAA:2008:BG5414
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.A. Otter
- Rechtspraak.nl
Vernietiging erkenning vaderschap na DNA-onderzoek en belangenafweging voor minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van het vaderschap door de man van de minderjarige [naam minderjarige]. De man, die van 2002 tot begin 2006 een relatie had met de vrouw, heeft de minderjarige erkend, maar heeft later betwijfeld of hij de biologische vader is. Dit kwam voort uit een medisch onderzoek waaruit bleek dat hij verminderd vruchtbaar was. Na een laatste gemeenschap in 2005 bleek de vrouw zwanger te zijn, maar de man heeft altijd getwijfeld aan zijn vaderschap. Hij heeft DNA-testen laten uitvoeren die bevestigden dat hij niet de biologische vader is. De vrouw heeft in een referteverklaring aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek van de man, maar blijft overtuigd dat hij de vader is.
De bijzondere curator, benoemd door de rechtbank, heeft in haar verslag aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is dat zij een vader heeft, hetzij biologisch, hetzij juridisch. De curator adviseerde om het verzoek van de man af te wijzen, omdat het belang van de minderjarige zou worden geschaad door de vernietiging van de erkenning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van de minderjarige niet geschaad wordt door toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de verwekker is en dat hij geen rol van betekenis heeft gespeeld in het leven van de minderjarige. De huidige partner van de vrouw vervult de vaderrol en de minderjarige beschouwt hem als haar vader.
De rechtbank heeft daarom besloten de erkenning van de man te vernietigen, zodat de juridische status van het kind in overeenstemming kan worden gebracht met de biologische werkelijkheid. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige, die nu in een nieuw gezin is ingebed. De beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.