ECLI:NL:RBHAA:2008:BG5414

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145399/2008-1431
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.A. Otter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning vaderschap na DNA-onderzoek en belangenafweging voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van het vaderschap door de man van de minderjarige [naam minderjarige]. De man, die van 2002 tot begin 2006 een relatie had met de vrouw, heeft de minderjarige erkend, maar heeft later betwijfeld of hij de biologische vader is. Dit kwam voort uit een medisch onderzoek waaruit bleek dat hij verminderd vruchtbaar was. Na een laatste gemeenschap in 2005 bleek de vrouw zwanger te zijn, maar de man heeft altijd getwijfeld aan zijn vaderschap. Hij heeft DNA-testen laten uitvoeren die bevestigden dat hij niet de biologische vader is. De vrouw heeft in een referteverklaring aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek van de man, maar blijft overtuigd dat hij de vader is.

De bijzondere curator, benoemd door de rechtbank, heeft in haar verslag aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is dat zij een vader heeft, hetzij biologisch, hetzij juridisch. De curator adviseerde om het verzoek van de man af te wijzen, omdat het belang van de minderjarige zou worden geschaad door de vernietiging van de erkenning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van de minderjarige niet geschaad wordt door toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de verwekker is en dat hij geen rol van betekenis heeft gespeeld in het leven van de minderjarige. De huidige partner van de vrouw vervult de vaderrol en de minderjarige beschouwt hem als haar vader.

De rechtbank heeft daarom besloten de erkenning van de man te vernietigen, zodat de juridische status van het kind in overeenstemming kan worden gebracht met de biologische werkelijkheid. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige, die nu in een nieuw gezin is ingebed. De beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
ontkenning vaderschap
zaak-/rekestnr.: 145399/2008-1431
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 16 september 2008
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. E.C.H. de Leon, kantoorhoudende te Haarlem,
--tegen--
[naam],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de vrouw
1 Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 16 april 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift van de man met bijlagen;
- de op 6 mei 2008 getekende referteverklaring van de vrouw;
- het verhandelde ter terechtzitting op 26 mei 2008, waarbij partijen niet zijn verschenen;
- de beschikking van deze rechtbank van 9 juni 2008 waarbij mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem is benoemd tot bijzondere curator;
- de brief van de bijzondere curator van 7 juli 2008;
- de brief van de procureur van de man van 31 juli 2008.
1.2 De rechtbank bepaalt de uitspraak op heden.
2 De vaststaande feiten
Uit de stukken is het volgende gebleken:
Partijen hebben van eind 2002 tot [datum] 2002 een affectieve relatie gehad. Op [datum] 2006 is te [plaats] geboren de minderjarige [naam minderjarige]. De man heeft [naam minderjarige] erkend, blijkend uit de overgelegde akte erkenning opgemaakt op [datum] 2006. Bij beslissing van de kantonrechter van 21 november 2006 zijn de ouders belast met het ouderlijk gezag over [naam minderjarige].
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 De man verzoekt op grond van artikel 1:205 lid b Burgerlijk Wetboek de erkenning, door hem gedaan op [datum] 2006, te vernietigen.
3.2 Partijen hebben samengewoond van [datum] 2002 tot begin januari 2006. Partijen woonden nog wel samen om de vrouw in de gelegenheid te stellen eigen woonruimte te vinden. Partijen leefden sedert april 2005 niet meer als man en vrouw maar deelden slechts de woning. Vanaf 2003 bestond er een kinderwens bij partijen. Na medisch onderzoek bleek dat de man verminderd vruchtbaar was. Een fertiliteitsonderzoek wees uit dat de man verminderd vruchtbaar bleek en het bijna uitgesloten was dat er kinderen zouden komen.
In najaar van 2005 heeft er op aandringen van de vrouw nog éénmaal gemeenschap plaatsgevonden. Na verloop van tijd bleek toch dat de vrouw zwanger was. De man heeft in die periode gevraagd gelet op de uitslag van het hiervoor genoemde onderzoek of het kind van ander kon zijn, de vrouw heeft dit ontkend. De man heeft daarna [naam minderjarige] erkend en is er na het uiteengaan van partijen een omgang opgestart tussen [naam minderjarige] en de man. De man heeft eveneens vanaf dat moment een onderhoudsbijdrage voor [naam minderjarige] voldaan van € 150,-- per maand. De man is hertrouwd en heeft met zijn nieuwe partner eveneens een kinderwens. Na onderzoek is wederom gebleken dat het uitgesloten was dat de man kinderen kon verwekken. De man heeft aan de onderzoeker gemeld dat hij reeds een kind had. De behandeld arts heeft de man toen medegedeeld dat gelet op het onderzoek in het verleden en het recentere vruchtbaarheidsonderzoek het onwaarschijnlijk is dat de man de vader is van [naam minderjarige]. De man heeft besloten DNA- testen te laten doen om vast te stellen of hij al dan niet de verwekker van [naam minderjarige] is. Naar aanleiding van de uitkomst van deze testen heeft de man zijn verzoek ingediend.
3.3 De man heeft zijn verzoek gebaseerd op de stelling dat hij niet de biologische vader is van [naam minderjarige] en de vrouw hem tot de erkenning heeft bewogen door middel van bedrog. De vrouw heeft, volgens de man, de man tot gemeenschap met haar bewogen en de man bewogen tot de erkenning door opzettelijk de onjuiste mededeling te doen dat hij de biologische vader van [naam minderjarige] was. De man had zich nooit als vader op het geboortekaartje laten vermelden als hij niet gedwaald had omtrent zijn biologisch vaderschap. De man is van mening dat de vrouw, de waarheid kennende, hem heeft bedrogen en het bedrog heeft laten voortduren door partijen als ouders van [naam minderjarige] kennis te laten geven van de geboorte. Uit een zelf verricht DNA-onderzoek van 16 oktober 2007 blijkt dat het vaderschap van de man uitgesloten is. Later heeft de man met medewerking van de vrouw een officiële DNA-test laten uitvoeren. Het wangslijmvlies van de man, [naam midnerjarige] en de vrouw is afgenomen. De huisarts dr. [naam], heeft de monsters verzameld en het testmateriaal opgestuurd. Uit de overlegde vaderschapstest van 16 januari 2008 is vastgesteld dat de man is uitgesloten van zijn vaderschap.
4 Het verweer
Uit een door vrouw ondertekende referteverklaring van 6 mei 2008 blijkt dat de vrouw kennis heeft genomen van het door de man ingediende verzoekschrift. De vrouw verzet zich niet tegen het verzochte. Uit een begeleidend schrijven van mr. De Leon blijkt dat de vrouw aan haar heeft aangegeven dat de vrouw ondanks de referteverklaring ervan overtuigd is dat de man de vader is van [naam minderjarige].
Uit de gesprekken die de bijzondere curator heeft gehad met de vrouw komt naar voren dat zij zich in het belang van [naam minderjarige] neerlegt bij het verzoek van de man.
De vrouw is van mening dat een dergelijk verzoek niet bestreden zou moeten worden, omdat iemand die niet de vader van het kind wil zijn, zich nooit als een vader zal opstellen wat op de lange termijn ook niet in het belang van het kind is. De vrouw begrijpt de uitslagen van de DNA-testen niet waaruit blijkt dat de man niet de vader is van [naam minderjarige]. Zij stelt in de conceptieperiode geen seksuele contacten met een ander te hebben gehad. De vrouw woont op dit moment samen met een nieuwe partner. Deze partner vervult op dit moment de vaderrol. Deze partner wordt door [naam minderjarige] beschouwd als haar vader.
5 Beoordeling van het verzoek
5.1 De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De man heeft de rechtbank een bericht doen toekomen dat hij niet ter zitting aanwezig zal verschijnen. Ondanks de referteverklaring van de vrouw heeft de rechtbank aanleiding gezien een bijzondere curator te benoemen. Bij beschikking van deze rechtbank van 9 juni 2008 is mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem benoemd tot bijzondere curator.
5.2 Het verzoek van de man is binnen de termijn van artikel 1:205 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek ingediend.
5.3 De bijzondere curator heeft in haar verslag van 7 juli 2008 te kennen gegeven dat zij het in het belang van [naam minderjarige] acht dat zij een vader heeft, hetzij een biologische, hetzij een juridische. Nu uit de twee testen blijkt dat de biologische vader onbekend is. acht zij het in het belang van [naam minderjarige] dat haar juridische vader niet wordt ontnomen. De bijzondere curator is van mening dat het belang van [naam minderjarige] er om vraagt om haar de mogelijkheid te laten behouden om op een later tijdstip zelf er voor te kiezen om de vernietiging van de erkenning in te roepen. Het belang van [naam minderjarige] prevaleert boven het belang van partijen bij de vernietiging van de erkenning. De bijzondere curator adviseert de rechtbank het verzoek van de man af te wijzen.
5.4. Op 31 juli 2008 heeft mr. De Leon een reactie op het verslag van de bijzondere curator aan de rechtbank doen toekomen. De conclusie van mr. De Leon is dat zij het advies van de bijzondere curator niet kan onderschrijven. Zij is van mening dat uit de testen en ook uit de referteverklaring onomstotelijk vaststaat dat de man niet de biologische vader is en dat de erkenning door bedrog tot stand is gekomen. De juridische situatie dient in overeenstemming te worden gebracht met de feitelijke situatie. Bovendien heeft de vrouw een nieuwe partner van wie de vrouw stelt dat hij de vaderrol voor [naam minderjarige] vervult en die door [naam minderjarige] als haar vader wordt beschouwd. Desgewenst zou de nieuwe partner kunnen overgaan tot erkenning van [naam minderjarige].
Mr. De Leon persisteert dan ook namens de vader bij het verzoek.
5.5 Anders dan de bijzondere curator heeft geadviseerd is de rechtbank van oordeel dat het geschetste belang van [naam minderjarige] niet geschaad wordt bij toewijzing van het verzoek van de man. De rechtbank acht het in het belang van [naam minderjarige] dat de erkenning wordt vernietigd nu vast is komen te staan dat de man niet de verwekker is en hij ook geen rol van betekenis speelt of heeft gespeeld in het leven van de zeer jonge minderjarige. Van een feitelijk gezamenlijk gezinsleven van partijen met [naam minderjarige] is nimmer sprake geweest. [naam minderjarige] is inmiddels ingebed in het nieuwe gezin van de vrouw; de huidige partner van de vrouw vervult de vaderrol voor [naam minderjarige]. De minderjarige beschouwt de huidige partner van de vrouw als haar vader.
In het kader van de belangenafweging is de rechtbank van oordeel dat, het voorstaande in aanmerking nemende en nu nagenoeg vast staat dat de juridische vader niet de biologische vader is de juridische status van het kind in overeenstemming gebracht dient te worden met de biologische werkelijkheid. Er zijn geen omstandigheden gesteld noch gebleken waaruit in redelijkheid is af te leiden dat het belang van het zeer jeugdige kind met zich brengt dat over de ontkenning van het vaderschap niet wordt beslist voordat het kind zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen. Het verzoek van de man zal dan ook worden toegewezen.
6 Beslissing
De rechtbank:
Vernietigt de erkenning door de man gedaan op [datum] 2006 over de minderjarige [naam]:
- [naam], geboren op [datum] 2006 te [plaats].
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 16 september 2008, in tegenwoordigheid van J.B. Stevens als griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een procureur hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.