ECLI:NL:RBHAA:2008:BG5857
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M. van Amsterdam
- Rechtspraak.nl
Loonbelasting en VAR-verklaring in relatie tot arbeidsrelatie en gezagsverhouding
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, X, en de inspecteur van de Belastingdienst, P, over de afgifte van een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Eiser, directeur en enig aandeelhouder van C Beheer BV, ontving een salaris waarop loonbelasting werd ingehouden. C Beheer BV had een managementovereenkomst met E BV, waarin werd vastgelegd dat C Beheer BV als senior belastingadviseur zou optreden. Eiser verzocht om een VAR-dga, maar de Belastingdienst gaf een VAR-loon af, wat leidde tot het beroep van eiser.
De rechtbank heeft onderzocht of er sprake was van een dienstbetrekking, waarbij aan de criteria van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting werd getoetst. De rechtbank concludeerde dat eiser de werkzaamheden persoonlijk diende te verrichten, ondanks de mogelijkheid om derden in te schakelen. De voorwaarden voor het inzetten van derden waren zodanig dat de rechtbank oordeelde dat de bedoeling van partijen was dat eiser de werkzaamheden persoonlijk zou uitvoeren. Dit werd verder onderbouwd door de hoogte van de beheersvergoeding, die was gebaseerd op het uurtarief dat eiser aan cliënten in rekening kon brengen.
Daarnaast werd de gezagsverhouding beoordeeld. Eiser had een zekere vrijheid in de invulling van zijn werkzaamheden, maar was verplicht zich aan de richtlijnen van E BV te houden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gezagsverhouding, wat een vereiste is voor de kwalificatie als dienstbetrekking. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, bevestigend dat de Belastingdienst terecht een VAR-loon had afgegeven in plaats van een VAR-dga.