Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. [eiser] is op 1 december 1982 in dienst getreden van Elsenga.
b. Het huidige salaris van [eiser] bedraagt €2.760,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
c. Tussen partijen is geen eenzijdig wijzigingsbeding overeengekomen.
d. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO Metaalnijverheid van toepassing.
e. [eiser] is in dienst getreden als electro installatie monteur.
f. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst van 15 november 1982 is de volgende bepaling opgenomen:
“Wanneer U een bedrijfsauto ook voor prive gebruikt wordt maandelijks een bijdrage in de kosten van ƒ100,= op uw salaris ingehouden.”
g. Bij brief van 28 september 1988 heeft Elsenga het volgende aan [eiser] geschreven:
“(…)
Eveneens zijn wij overeengekomen de ƒ100,-- autokosten te laten vervallen. De auto mag evenwel alleen voor woon-werkverkeer worden gebruikt en dient verder 24 uur per dag ter beschikking van het bedrijf te staan.
(…)”
h. Bij brief van 10 april 1996 heeft Elsenga het volgende aan [eiser] geschreven:
“Helaas hebben wij moeten constateren dat u bij aanvang van uw vakantie, te weten 4 april jl., nog de beschikking had over een bedrijfsauto. Zoals bij u bekend is, dient u bij vakanties uw bedrijfsauto aan het eind van de laatste werkdag op het bedrijf af te leveren.
(…)
Wij betreuren het dat u geen enkele rekening heeft gehouden met bedrijfsbelang, wardoor het vertrouwen is geschonden. Bij een eventueel volgende keer zullen wij u verzoeken de auto voortaan iedere dag om 16.30 uur aan de Saffierlaan 6 in Hoofddorp te stallen.
(…)”
i. Bij brief van 26 juli 2007 heeft de gemachtigde van Elsenga het volgende aan de gemachtigde van [eiser] geschreven:
“(…)
Gelet op al deze feiten en omstandigheden kan niet gezegd worden dat de bedrijfsauto van uw cliënt een secundaire arbeidsvoorwaarde is.
Inmiddels heeft uw cliënt een andere functie aanvaard bij cliënte, namelijk de functie van assistent calculator. In zijn nieuwe functie heeft uw cliënt geen bedrijfsauto meer nodig. Cliënte heeft uw cliënt onlangs te kennen gegeven dat zij uw cliënt in zijn nieuwe functie niet langer een bedrijfsauto ter beschikking wil stellen. Cliënte heeft uw cliënt een financiële compensatie aangeboden.
Cliënte is niet langer bereid uw cliënt een bedrijfsauto ter beschikking te stellen. Wel staat cliënte open om met uw cliënt in overleg te treden over een eventuele afbouwregeling. (…)”
j. In antwoord hierop heeft de gemachtigde van [eiser] bij brief van 13 augustus 2007 het volgende aan de gemachtigde van Elsenga geschreven:
“(…)
Cliënt heeft dus altijd een bedrijfsauto ter beschikking gehad. Ik deel dan ook niet uw mening dat de bedrijfsauto van cliënt geen secundaire arbeidsvoorwaarde is, deze situatie duurt al 25 jaar en is dan ook wel degelijk een secundaire arbeidsvoorwaarde, die niet zomaar kan vervallen.
Ten aanzien van de nieuwe functie stelt cliënt het navolgende. In 2002 heeft cliënt intern gesolliciteerd naar de functie van werkvoorbereider op de afdeling Schiphol. Deze functiebenaming is door het bedrijf omgezet naar projectleider, welke functie cliënt op 1 januari 2003 is gaan bekleden. Ook toen is niet gezegd dat cliënt de bedrijfsauto moest inleveren.
Begin 2005 werd de afdeling Schiphol gesloten en werd cliënt gesommeerd om op zijn huidige werkplek te gaan werken. Cliënt heeft dit geaccepteerd omdat hij geen andere mogelijkheid had, dit betekent nog niet dat cliënt een andere functie heeft aanvaard, zijn functie is ploegleider, werkgever zegt dit ook in zijn brief van 31 januari 2005 (…), waar de functie assistent calculator vandaan komt is cliënt volstrekt onduidelijk hij heeft hiervoor nooit iets getekend ook is hem nooit medegedeeld dat zijn functie nu assistent calculator is geworden.
(…)”