ECLI:NL:RBHAA:2008:BG6694
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- J.T.M. Nijenhof
- W.J. van Andel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende vooringenomenheid van de rechter
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 6 oktober 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker heeft op 10 september 2008 schriftelijk verzocht om wraking van de rechter, omdat deze niet had ingegaan op verzoeken van verzoeker om de verweerder te manen te reageren op opmerkingen die verzoeker had gemaakt in nadere stukken. Verzoeker stelde dat de rechter door het niet inwilligen van zijn verzoeken, de inhoud van het verweerschrift had beïnvloed met irrelevante feiten, wat volgens hem leidde tot een schending van de onpartijdigheid van de rechter.
De rechtbank heeft het verzoek om wraking afgewezen. De wrakingskamer overwoog dat partijen vrij zijn om al dan niet te reageren op ingediende stukken en dat het aan de rechter is om te bepalen of een partij de gelegenheid moet krijgen tot repliek en dupliek. De rechter is verantwoordelijk voor het selecteren van relevante feiten en argumenten die noodzakelijk zijn voor de beslissing. Het feit dat verzoeker meent dat er irrelevante feiten in het verweerschrift staan, is niet voldoende om te concluderen dat de rechter vooringenomen is.
Daarnaast werd het verzoek om uitstel van de behandeling van de zaak afgewezen. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van een verzoek om uitstel een afweging moet worden gemaakt tussen de redenen voor het verzoek en de gevolgen voor de interne organisatie van de rechtbank. De rechtbank vond geen zwaarwegende argumenten om het verzoek in te willigen, wat ook geen aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde.
De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die verzoeker naar voren had gebracht, geen grond opleverden voor het oordeel dat de rechter in de hoofdzaak onpartijdigheid zou kunnen schaden. Het verzoek om wraking werd afgewezen, en verzoeker werd gewezen op de mogelijkheid van een volgend verzoek om wraking, dat alleen in behandeling kan worden genomen indien er nieuwe feiten of omstandigheden zijn.