ECLI:NL:RBHAA:2008:BG6694

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 08-91
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende vooringenomenheid van de rechter

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 6 oktober 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker heeft op 10 september 2008 schriftelijk verzocht om wraking van de rechter, omdat deze niet had ingegaan op verzoeken van verzoeker om de verweerder te manen te reageren op opmerkingen die verzoeker had gemaakt in nadere stukken. Verzoeker stelde dat de rechter door het niet inwilligen van zijn verzoeken, de inhoud van het verweerschrift had beïnvloed met irrelevante feiten, wat volgens hem leidde tot een schending van de onpartijdigheid van de rechter.

De rechtbank heeft het verzoek om wraking afgewezen. De wrakingskamer overwoog dat partijen vrij zijn om al dan niet te reageren op ingediende stukken en dat het aan de rechter is om te bepalen of een partij de gelegenheid moet krijgen tot repliek en dupliek. De rechter is verantwoordelijk voor het selecteren van relevante feiten en argumenten die noodzakelijk zijn voor de beslissing. Het feit dat verzoeker meent dat er irrelevante feiten in het verweerschrift staan, is niet voldoende om te concluderen dat de rechter vooringenomen is.

Daarnaast werd het verzoek om uitstel van de behandeling van de zaak afgewezen. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van een verzoek om uitstel een afweging moet worden gemaakt tussen de redenen voor het verzoek en de gevolgen voor de interne organisatie van de rechtbank. De rechtbank vond geen zwaarwegende argumenten om het verzoek in te willigen, wat ook geen aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde.

De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die verzoeker naar voren had gebracht, geen grond opleverden voor het oordeel dat de rechter in de hoofdzaak onpartijdigheid zou kunnen schaden. Het verzoek om wraking werd afgewezen, en verzoeker werd gewezen op de mogelijkheid van een volgend verzoek om wraking, dat alleen in behandeling kan worden genomen indien er nieuwe feiten of omstandigheden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: HA RK 08-91
datum beslissing: 6 oktober 2008
Op verzoek van:
[verzoeker], verzoeker.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 10 september 2008 heeft verzoeker de wraking verzocht van [rechter], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector Bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer 08/2519, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 Verzoeker, de wederpartij in de hoofdzaak en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 26 september 2008. Verzoeker en de wederpartij zijn verschenen. De rechter heeft van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de rechter niet op zijn verzoeken is ingegaan om verweerder te manen te reageren op opmerkingen die hij heeft gemaakt en/of verzoeken die hij heeft gedaan in de nadere stukken die hij heeft ingediend op 18 augustus 2008 en 1 september 2008 als reactie op het verweerschrift van verweerder van 23 juni 2008. Daardoor is de rechter door de inhoud van het verweerschrift beïnvloed met feiten die niet relevant zijn. Voorts wordt hij door de rechter belemmerd aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling van zijn zaak, nu de rechter zijn verzoek om uitstel voor de mondelinge behandeling heeft afgewezen.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 Niet gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert. Wat de objectieve toets betreft, overweegt de wrakingskamer als volgt.
3.3 Met betrekking tot de eerste wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer dat partijen vrij zijn al of niet te reageren op de door hen in de beroepsfase ingediende stukken. De rechter kan op grond van artikel 8:43 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) partijen de gelegenheid geven tot repliek en dupliek. Het is aan de rechter om te beoordelen of eiser die gelegenheid moet krijgen. Voorts is het het werk van de rechter om uit de feiten en de standpunten die partijen naar voren hebben gebracht de relevante feiten en argumenten te selecteren die noodzakelijk zijn om tot een beslissing te komen. Het feit dat er volgens verzoeker in het verweerschrift irrelevante feiten staan vermeld kan niet leiden tot de conclusie dat de rechter daardoor vooringenomen is.
3.4 Met betrekking tot de tweede wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer dat bij de beoordeling van een verzoek om uitstel een afweging moet worden gemaakt tussen de reden van het verzoek en het tijdstip waarop zulks wordt gedaan enerzijds en de gevolgen voor de interne organisatie van de rechtbank en de afhandeling van zaken anderzijds. In dit geval heeft de rechtbank kennelijk geen zwaarwegende argumenten gevonden om het verzoek in te willigen. Hierin ligt geen vooringenomenheid besloten.
3.5 Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de feiten of omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van de rechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden, als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb. Vooringenomenheid of partijdigheid van die rechter kan daar namelijk niet uit worden afgeleid.
3.6 De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
3.7 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verzoeker te wijzen op het bepaalde in artikel 8:16, vierde lid, Awb. Uit deze bepaling volgt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mrs. J.T.M. Nijenhof en W.J. van Andel, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2008 in tegenwoordigheid van mr. E.P. van der Zalm als griffier.
Mrs. Janse van Mantgem en Van Andel zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.