ECLI:NL:RBHAA:2008:BG8196

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
146157-08-1715
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.A.M. van de Rest-van der Heijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing met minderjarige naar Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 november 2008 uitspraak gedaan over een verzoek van de vrouw om toestemming te krijgen om met haar minderjarige kind naar Spanje te verhuizen. De vrouw, die samen met haar partner in Spanje een toekomst wil opbouwen, heeft aangevoerd dat de verhuizing in het belang van het kind is. De man, de vader van het kind, heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de relatie tussen het kind en hemzelf, alsook voor de contacten met de grootouders aan vaderszijde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over het kind en dat de moeder voor de verhuizing in beginsel de toestemming van de vader nodig heeft. De rechtbank heeft de belangen van het kind vooropgesteld en overwogen dat de vrouw altijd een groot aandeel heeft gehad in de opvoeding van het kind. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de wens van het kind om mee te verhuizen naar Spanje, en de mogelijkheden die daar voor hem zijn op het gebied van onderwijs. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de vrouw toestemming te verlenen om met het kind naar Spanje te verhuizen, onder de voorwaarde dat er een ruime omgangsregeling met de vader blijft bestaan. De vrouw heeft beloofd de kosten van de omgangsregeling te dragen en ervoor te zorgen dat het contact tussen het kind en de vader goed blijft. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor het geval de vrouw zich niet aan de afspraken houdt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
hoofdverblijfplaats / omgangsregeling
zaak-/rekestnr.: 146157/08-1715
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 25 november 2008
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.A.J. Verschuur-van der Voort, gevestigd te Haarlem,
--tegen--
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. M.J. van Veen, gevestigd te Haarlem.
1 Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 8 mei 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- de brief met bijlagen van 15 mei 2008 van de advocaat van de vrouw;
- het op 5 september 2008 ingekomen verweerschrift met bijlage van de man;
- de brief met bijlage van 1 oktober 2008 van de advocaat van de vrouw.
en het verhandelde ter terechtzitting op 2 oktober 2008 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Verschuur-van der Voort heeft haar standpunt toegelicht aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota.
1.2 De minderjarige [naam minderjarige] is in raadkamer gehoord, evenals de meerderjarigen [naam meerderjarige 1] en [naam meerderjarige 2].
2 De vaststaande feiten
2.1 Partijen zijn op [datum] 1987 met elkaar gehuwd, welk huwe¬lijk op [datum] 1997 is ontbon¬den door de inschrijving in de regis¬ters van de burger¬lijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 24 juni 1997. Uit dit huwelijk zijn geboren [naam meerderjarige 1], geboren op [datum] 1988, [naam meerderjarige 2](hierna te noemen: [naam]), geboren op [datum] 1990 en [naam minderjarige], geboren op [datum] 1997.
2.2 Op het moment dat [naam minderjarige] werd geboren waren de ouders reeds uit elkaar. [naam minderjarige] heeft nooit in gezinsverband met zijn beide ouders gewoond. Hij heeft zijn hoofdverblijfplaats bij zijn moeder en heeft omgang met zijn vader.
2.3 Bij beschikking van 6 februari 2001 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de man en [naam minderjarige] vastgesteld van een weekend per twee weken, de ene keer van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur en de andere keer van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17.00 uur en daarnaast twee aaneengesloten weken in de zomervakantie, een week kerstvakantie en het ene jaar de krokusvakantie en het andere jaar de herfstvakantie.
2.4 De ouders zijn bij beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 7 december 2006 gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige [naam minderjarige]. Het hof heeft in deze beschikking onder meer het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat het in het belang van [naam meerderjarige 2] en [naam minderjarige] geacht moet worden dat de vader en de moeder gezamenlijk overleg voeren over al de zaken die in het leven van de kinderen als belangrijk moet worden aangemerkt, zoals de ontwikkelingen op schoolgebied. Tevens is van belang de verblijfplaats van de kinderen en moet de vader medezeggenschap hebben over een eventueel vertrek van de kinderen naar Spanje.”
2.5 De vrouw heeft sinds 1999 een affectieve relatie met [naam partner]. Hij heeft de Spaanse nationaliteit. Uit deze relatie is op [datum] 2006 een zoon geboren, [naam minderjarige 2]. De vrouw vormt een gezin met haar partner, [naam meerderjarige 2], [naam minderjarige] en [naam minderjarige 2]. [naam meerderjarige 1] woont sinds juni 2005 bij de man.
3 Het verzoek
3.1 Het verzoek van de vrouw op basis van artikel 1:253a BW strekt tot het verlenen van toestemming om met [naam minderjarige] te verhuizen naar Spanje, onder de voorwaarden dat de omgangsregeling en het contact met de vader niet wordt aangetast.
3.2 De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd. De man heeft nimmer met [naam minderjarige] in gezinsverband gewoond omdat zij en de man tijdens de zwangerschap uit elkaar zijn gegaan. Haar partner woont nu al een tijd lang met [naam minderjarige] in gezinsverband en heeft een hechte band met hem. Hij heeft de Spaanse nationaliteit en is naar Nederland gekomen om een opleiding te volgen. Zijn familie woont nog in Spanje, waar zijn ouders een bedrijf exploiteren. De ouders zijn op leeftijd (de vader is 68 jaar) en hun gezondheid gaat achteruit. Zij verwachten dat hun zoon de zaak over zal nemen. De man zal in Nederland nooit zoveel inkomsten kunnen genereren als in Spanje.
Het is de bedoeling van de vrouw dat zij met haar partner en twee zoons naar Spanje verhuist. [naam meerderjarige 2] studeert in [plaats] en zal in de echtelijke woning blijven wonen.
3.3 De vrouw stelt voor dat de omgangsregeling tussen [naam minderjarige] en zijn vader gewijzigd wordt in die zin dat dit een keer per maand een lang weekend van donderdag tot zondagavond zal zijn. Daarnaast kan [naam minderjarige] de weken dat hij zijn vader niet ziet, contact houden via moderne communicatiemiddelen zoals internetbellen. Voor wat betreft vakanties kan de huidige regeling blijven bestaan. Per saldo is er dan even veel omgang als nu het geval is. De vrouw zal ervoor zorgen dat [naam minderjarige] naar Nederland wordt begeleid en ook weer mee terug wordt genomen.
4 Het verweer
4.1 De man heeft het verzoek gemotiveerd bestreden, omdat hij het niet in het belang van [naam minderjarige] acht dat hij naar Spanje verhuist. Hij voert daartoe aan dat het contact tussen [naam minderjarige] en [naam meerderjarige 1] geschaad wordt als [naam minderjarige] verhuist naar Spanje. Ook het contact tussen [naam minderjarige] en zijn grootouders vaders zijde zal beïnvloed worden. Hij zit nu in de laatste klas van de basisschool. Hij zal uit zijn vertrouwde omgeving van school en vriendjes worden gehaald. De verzorging van [naam minderjarige] zal gedeeltelijk worden toevertrouwd aan de grootouders van de zijde van de partner van de vrouw, [naam minderjarige] spreekt geen Spaans en hij heeft in een eerder stadium aangegeven niet te willen verhuizen naar Spanje. De ouders van de partner van de vrouw zijn niet zo oud en bovendien is er nog een broer van de partner die zou kunnen helpen. Hij wijst op jurisprudentie in dit soort zaken waaruit blijkt dat niet lichtzinnig wordt gedacht over verhuizen naar het buitenland.
4.2 De voorgestelde omgangsregeling zou inhouden dat er een lange reistijd voor [naam minderjarige] zal zijn, waardoor hij vermoeid raakt. Verder zou hij kennelijk in de optiek van de vrouw voor elke omgang twee dagen van school moeten missen. Telefonisch contact heeft tot op heden altijd op problemen gestuit in de praktijk. Bovendien stelt de man dat hij de reiskosten niet kan dragen.
De man wijst er verder op dat de huidige omgangsregeling eerst na verbeurde dwangsommen door de vrouw is nagekomen, hij vreest dat nakoming moeizaam afdwingbaar is als de vrouw eenmaal geëmigreerd is.
4.3 De man meent dat de huidige situatie dient te worden voortgezet totdat [naam minderjarige] zijn middelbare school heeft afgerond.
Verder stelt hij als alternatief voor dat [naam minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij hem zal hebben als de vrouw haar emigratieplannen door wil zetten.
5 Beoordeling van het verzoek
5.1 De ouders hebben gezamenlijk gezag over [naam minderjarige]. Dit brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de minderjarige in beginsel de toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil worden voorgelegd aan de rechter op de voet van artikel 1: 253 a BW.
5.2 De moeder wenst naar Spanje te verhuizen om zich aldaar met haar nieuwe partner, [naam minderjarige] en [naam minderjarige 2] te vestigen. Zij stelt dat de belangen van [naam minderjarige] zich niet verzetten tegen deze voorgenomen verhuizing.
5.3 Ter terechtzitting is gebleken dat de standpunten van partijen haaks op elkaar staan en zij te dier zake niet tot een vergelijk kunnen komen.
5.4 Om een beslissing te kunnen nemen in het kader van art. 1:253a BW dient de rechtbank het belang van de minderjarige voorop te stellen. Echter, zoals door de Hoge Raad is bepaald in het arrest HR 25 april 2008, NJ 2008, 414, dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen.
5.5 De vrouw heeft altijd het grootste aandeel in de opvoeding en verzorging van [naam minderjarige] en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheid voor [naam minderjarige] gehad. In dat licht bezien past het binnen haar zorgtaak dat zij ruimte krijgt om daaraan invulling te geven. Zij en haar partner hebben al een aantal jaren de wens om naar Spanje te verhuizen. Zij hebben deze plannen uitgesteld in verband met de kinderen. [naam meerderjarige 2] had, blijkens de beschikking van het hof, aangegeven niet mee te willen naar Spanje. Inmiddels is [naam meerderjarige 2] meerderjarig. De vrouw heeft aangegeven dat zij en haar partner hun woning in Nederland blijven aanhouden en dat [naam meerderjarige 2] daar kan blijven wonen. [naam meerderjarige 1] woont bij haar vader.
5.6 Voldoende aannemelijk is geworden dat de heer [naam partner], met wie de vrouw al negen jaar een affectieve relatie heeft en uit welke relatie [naam minderjarige 2] is geboren, in Spanje de onderneming in nautische artikelen kan overnemen van zijn ouders. Hij kan hiermee meer inkomsten genereren dan hij in Nederland kan. De vader van de heer [naam partner] heeft twee zware operaties ondergaan en kan zijn werkzaamheden niet lang meer voortzetten. De heer [naam partner] heeft gedurende afgelopen zomer twee maanden onbetaald verlof opgenomen om in de onderneming te kunnen werken. Zijn broer heeft daar in zijn functie als [naam functie] geen mogelijkheid toe. Het belang van de vrouw en haar partner om in Spanje hun toekomst verder op te bouwen is daarmee gegeven.
5.7 [naam minderjarige] is vertrouwd met de grootouders in Spanje. Hij is er al vaak geweest, ook gedurende langere periodes in de zomervakantie. [naam minderjarige] heeft in raadkamer te kennen gegeven dat hij graag mee wil verhuizen naar Spanje. Op zijn leeftijd en met zijn (voorlopig) schooladvies naar aanleiding van de cito-toets (havo) zijn naar het oordeel van de rechtbank in Spanje voldoende mogelijkheden qua middelbare school, zoals bijvoorbeeld een internationale school.
5.8 De rechtbank acht het wel van groot belang dat er een ruime omgangsregeling met de man blijft bestaan, waarbij [naam minderjarige] ook een goed contact met zijn zus [naam meerderjarige 1] en de familie van vaders zijde kan onderhouden.
5.9 De vrouw heeft een omgangsregeling voorgesteld van eens per maand vier dagen. Ter terechtzitting heeft zij aangegeven dat zij zal zorgen dat deze regeling wordt nagekomen door [naam minderjarige] te halen en te brengen van en naar Spanje en dat zij de reiskosten daarvan volledig zal dragen. Deze laatste toezegging is van belang omdat de man, naar hij onweersproken heeft gesteld, een WAO-uitkering geniet en niet tot betaling daarvan in staat is. De rechtbank zal de toestemming enkel verlenen onder de voorwaarde dat de vrouw voorgaande belofte gestand doet en uitvoering zal geven aan deze omgangregeling, alsmede regelmatig schriftelijk, telefonisch en e-mail contact tussen de man en [naam minderjarige] zal stimuleren.
5.10 De rechtbank zal, zoals door de vrouw ter zitting is voorgesteld, de omgangsregeling in deze beschikking vastleggen, nu deze afwijkt van de omgangsregeling zoals deze thans geldt. De bij vonnis van 23 december 2005 opgelegde dwangsom zal hierbij worden gehandhaafd.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 verleent de vrouw toestemming om met [naam minderjarige] naar Spanje te verhuizen;
6.2 stelt vanaf het moment van de verhuizing de volgende omgangsregeling vast:
De man en [naam minderjarige] zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben gedurende vier dagen per maand. De kosten van de omgangsregeling komen voor rekening van de vrouw;
6.3 bepaalt dat de vrouw voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 6.2 bepaalde, aan de man een dwangsom verbeurt van € 250 tot een maximum van € 10.000;
6.4 verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5 wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A.M. van de Rest-van der Heijden, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 25 november 2008, in tegenwoordigheid van mr. S. Kuijs als griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.