2.1 Verweerder heeft vrijstelling verleend voor de aanleg van een spottersplaats aan de IJweg nabij nr. 697 langs de Polderbaan, een start- en landingsbaan van de luchthaven Schiphol. De -inmiddels gerealiseerde- spottersplaats bestaat uit 259 parkeerplaatsen, welke zich bevinden op een aaneengesloten terrein, gelegen buiten de rijbaan. Voorts zijn er vier standplaatsen beschikbaar.
2.2 Eisers zijn woonachtig aan de [adres]. Zij bestrijden dat er sprake is van een tijdelijke situatie. Er zullen piramides worden aangelegd welke bedoeld zijn voor het terugdringen van geluid, zodat er niet meer kan worden gesproken van een tijdelijke situatie. Zij hebben last van het autoverkeer dat de spotterplaats aantrekt. Gemiddeld komen er 240 auto’s per uur langs. De IJweg is als gevolg van de aanleg van de polderbaan een doodlopende weg, met aan het einde een rotonde. Voor het bedrijf van eisers moet regelmatig gebruik worden gemaakt van een dieplader. Op de rotonde is keren met deze dieplader nagenoeg onmogelijk, omdat er ook op de rotonde wordt geparkeerd door spotters. Hun privacy wordt door langzaam voorbijrijdend verkeer aangetast. Ook ondervinden zij stankoverlast door -onder meer- de patatkraam die op de spottersplaats staat.
2.3 De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 SRE heeft in zijn brief van 25 april 2008 gesteld dat eisers niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun beroep omdat de afstand tussen de spottersplaats en hun wo-ning te groot is. Eisers wonen op een afstand van 356 meter van de spottersplek, aldus SRE. Verweerder heeft zich daarentegen in zijn brief d.d. 13 september 2007 op het standpunt gesteld dat eisers ontvankelijk zijn in hun beroep. Los van de beantwoor-ding van de vraag wat de werkelijke afstand is tussen de woning van eisers en de spottersplek -verweerder stelt dat er sprake is van een afstand van ca 300 m- is de rechtbank van oordeel dat eisers kunnen worden ontvangen in hun beroep nu kan worden aangenomen dat eisers door de aanleg van de spottersplek -met name de gevolgen van de aanleg van de spottersplek voor de verkeersafwikkeling op de doodlopende IJweg- de nodige impact op hun woon- en leefomgeving ondervinden.
2.5 Ter plekke geldt het bestemmingsplan ‘Schipholweg en omgeving deel II’ (hierna: het bestemmingplan). Op de gronden alwaar de spottersplaats is aangelegd, rust de be-stemming Agrarische doeleinden II. Niet is in geschil en ook de rechtbank gaat er van-uit dat de spottersplaats zich niet met deze bestemming verdraagt.
2.6 Verweerder heeft voor de aanleg van de spottersplaats een tijdelijke vrijstelling ex artikel 17 WRO verleend.
2.7 Ingevolge artikel 17 WRO kunnen burgemeester en wethouders - voor zover hier van belang - met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaar belopen.
2.8 Ingevolge artikel 19 van het Besluit op de ruimtelijk ordening 1985 (Bro 1985) wordt een vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de wet slechts verleend indien aanneme-lijk is, dat het beoogde bouwwerk, werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven respectievelijk voortduren.
2.9 Volgens bestendige jurisprudentie dienen voor de toepassing van artikel 17 WRO con-crete en objectieve gegevens voorhanden te zijn op grond waarvan kan worden aange-nomen dat het gaat om een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan met een maximum van vijf jaar.
2.10 Ten aanzien van de tijdelijkheid van de vrijstelling heeft verweerder naar voren-gebracht:
- dat de aangelegde spotterplaats een tijdelijke voorziening is in afwachting van de realisatie van een definitieve spottersplaats welke is gedacht aan de andere zijde van de IJweg en welke zal worden ontsloten op de Driemerenweg,
- dat er geen plannen zijn voor legalisatie van deze spottersplaats bij een herziening van het bestemmingsplan,
- dat de luchthaven Schiphol en de gemeente Haarlemmermeer zijn overeengekomen dat eerst een tijdelijke voorziening bij de Polderbaan zal worden aangelegd en dat voor de aanleg van de definitieve locatie eerst een locatieonderzoek/ruimtelijke studie zal worden uitgevoerd,
- dat verweerder beschikt over een door [naam] zelf ondertekende toezegging dat de definitieve spottersplaats binnen een maximale termijn van 5 jaren zal zijn gerealiseerd nadat er een tijdelijke vrijstelling is afgegeven.
2.11 De hiervoor door verweerder aangevoerde omstandigheden zijn, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende concreet om aan te kunnen nemen dat het gaat om een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan. Het feit dat verweerder in overleg met SRE tot de realisatie van een definitieve spottersplaats gaat trachten te komen, bete-kent niet dat de definitieve spottersplaats ook daadwerkelijk binnen vijf jaar zal zijn gerealiseerd. Op dit moment is de precieze locatie nog niet eens bepaald, is de ruimtelijke studie nog niet uitgevoerd en is er nog geen enkele duidelijkheid over de inwilligbaarheid van een eventuele aanvraag voor een vrijstelling voor de definitieve spottersplaats. Voorts dient rekening te worden gehouden met mogelijke gerechtelijke procedures tegen de gekozen locatie. De realisatie van een definitieve spottersplaats ter vervanging van de voorlopige spottersplek aan de IJweg is aldus afhankelijk van een veelvoud aan onzekere factoren.
2.12 Gelet hierop zijn er onvoldoende concrete en objectieve gegevens voorhanden op grond waarvan kan worden aangenomen dat het gaat om een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan en dat de spotterplaats na een periode van vijf jaar zal worden opgeheven. Dat namens SRE ter zitting is aangegeven dat het asfalt van de spotters-plaats ongeveer 5 jaar mee zal gaan, doet daar verder niet aan af.
2.13 Resumerend is de rechtbank van oordeel dat er vooralsnog onvoldoende concrete en objectieve gegevens voorhanden zijn op grond waarvan kan worden aangenomen dat de spotterplaats een tijdelijke voorziening is in afwachting van de realisatie van een definitieve spottersplek.
2.14 Het beroep zal gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit moet worden ver-nietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht. De overige grieven behoeven geen bespreking. Niet gebleken is dat eisers voor vergoe-ding in aanmerking komende proceskosten hebben gemaakt.