ECLI:NL:RBHAA:2008:BY0751

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
135208 / HA ZA 07-609
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen vrachtschip en ponton met subrogatie en cessie

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Haarlem, ging het om een aanvaring tussen een vrachtschip en een losgeraakt ponton. De eiseres, de onderlinge waarborgmaatschappij SCHEPEN ONDERLINGE NEDERLAND UA, had een vordering ingesteld op basis van subrogatie. Bij tussenvonnis van 31 oktober 2007 werd de verzekeraar in de gelegenheid gesteld om haar bevoegdheid uit hoofde van subrogatie nader te onderbouwen. De gedaagde, [A] B.V., voerde aan dat de wederpartij niet bevoegd was om de akte van cessie te ondertekenen, maar dit verweer faalde. De rechtbank oordeelde dat de eiseres voldoende bewijs had geleverd dat zij een bedrag van EUR 4.496,00 had voldaan voor V.O.F. Romi en dat dit bedrag toewijsbaar was. Daarnaast werd ook het eigen risico van EUR 1.004,00 toegewezen, omdat de akte aantoonde dat de eiseres volmacht had om de vorderingen te incasseren. De rechtbank kende wettelijke rente toe over de toegewezen bedragen en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis werd uitgesproken op 13 februari 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 135208 / HA ZA 07-609
Vonnis van 13 februari 2008
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
SCHEPEN ONDERLINGE NEDERLAND UA,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. F.J. Langelaar te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster,
gedaagde,
procureur mr. P. Ingwersen,
advocaat mr. C. Fledderus te Den Haag.
Partijen zullen hierna SON en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 oktober 2007
- de akte van SON d.d. 14 november 2007 met 3 producties
- de antwoordakte van [A] d.d. 12 december 2007
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij tussenvonnis heeft de rechtbank SON in de gelegenheid gesteld om bij akte haar bevoegdheid aan te tonen tot het vorderen van het gedeelte van de schade dat zij niet heeft vergoed aan V.O.F. Romi.
2.2. SON heeft vervolgens een Akte van Cessie d.d. 26 maart 2007 (hierna: de akte) in het geding gebracht, alsmede een betalingsbewijs waaruit blijkt dat SON een bedrag van EUR 4.496,00 voor V.O.F. Romi heeft voldaan. Bij antwoordakte heeft [A] niet weersproken dat SON voor een bedrag van EUR 4.496,00 is gesubrogeerd in de rechten van haar verzekerde zodat dit bedrag toewijsbaar is. Wel heeft [A] betwist dat SON gerechtigd is het eigen risico (ter hoogte van EUR 1.004,00) van V.O.F. Romi namens haar te vorderen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de akte is opgesteld tussen [B] en SON, terwijl [B] volgens het handelsregister niet bevoegd was om namens V.O.F. Romi een dergelijke overeenkomst aan te gaan. Bovendien is V.O.F. Romi (en niet [B]) steeds als verzekerde in de stukken naar voren gebracht.
2.3. Ingevolge art. 17 WvK is ieder der vennoten bevoegd ten name van de vennootschap onder firma (hierna: de vennootschap) te handelen en de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te binden. Nu [A] haar stelling dat [B] niet - uitsluitend - bevoegd was niet nader met stukken heeft onderbouwd, kan de juistheid van haar stelling niet komen vast te staan. Het verweer stuit hierop af.
2.4. Nu voorts uit de akte blijkt dat [B] SON last en volmacht heeft gegeven om in eigen naam haar vorderingen geldend te maken en te incasseren, en voorts het eigen risico moet worden beschouwd als schadepost, welke veroorzaakt is door [A], is ook het bedrag van EUR 1.004,00 toewijsbaar.
2.5. Zoals in het tussenvonnis reeds is overwogen zal de gevorderde wettelijke rente over het bedrag van EUR 4.496,00 worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding en over het bedrag van EUR 1.004,00 vanaf 13 juni 2006.
2.6. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [A] om aan SON te betalen een bedrag van EUR 5.500,00 (vijfduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 4.496,00 vanaf de dag der dagvaarding en van het bedrag van EUR 1.004,00 vanaf 13 juni 2006, telkens tot de dag van volledige betaling,
3.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.J. Ruijpers en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.?