ECLI:NL:RBHAA:2009:BH1016

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801885-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.C.M. Rutten
  • T. van Muijden
  • P.P.J. van der Meij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte op Schiphol

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 31 oktober 2008 op Schiphol werd aangehouden met een hoeveelheid cocaïne in haar bagage. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië en thans gedetineerd, werd beschuldigd van opzettelijke invoer van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, gezien de tegenstrijdigheden in haar verklaringen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd, wat resulteerde in een gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. Daarnaast werden verschillende voorwerpen, waaronder een vliegticket en een telefoontoestel, verbeurd verklaard, omdat deze aan de verdachte toebehoorden en gebruikt waren bij het begaan van het feit. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de opgelegde straf recht deed aan de ernst van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801885-08
Uitspraakdatum: 27 januari 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 januari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [[geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 31 oktober 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
zij op 31 oktober 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: [naam] heeft mij op reis gestuurd en alles geregeld. Hij stelde voor dat ik naar Curaçao zou gaan;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris d.d. 3 november 2008, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Ik reisde op 31 oktober 2008 Nederland in;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d. 31 oktober 2008 (dossierparagraaf 1.1), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Op 31 oktober 2008 te Schiphol zag [verbalisant 1] bij controle van de bagage van verdachte dat er in haar koffer drie flacons zaten en hij voelde dat deze flacons zeer zwaar aanvoelden. De verbalisant heeft vervolgens één van de flacons geopend en zag hierin een condoom dat onder de crème zat. Desgevraagd deelde verdachte verbalisant mede dat ze de drie flacons van een Jamaicaanse kennis had gekregen en dat ze niet wist wat de inhoud was. De verbalisant heeft met een fretboortje in het condoom geprikt en zag dat een witte stof aan het boortje bleef kleven, welke qua kleur en samenstelling geleek op cocaïne. De voorlopige test van de stof leverde een positieve kleurreactie op;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 1 november 2008 (dossierparagraaf 1.1.4), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in de rolkoffer van verdachte drie flacons aangetroffen, waarin zich dichtgeknoopte condooms bevonden die gevuld waren met een vloeistof. In flacon A werden vier condooms aangetroffen, in flacon B werden eveneens vier condooms gevonden en in flacon C zaten drie condooms. Alle condooms zijn geopend en de voorlopige test van de vloeistof leverde telkens een positieve kleurreactie op. Het brutogewicht van de aangetroffen vloeistof uit de condooms uit flacon A bedroeg 607,10 gram, het brutogewicht van de aangetroffen vloeistof uit de condooms uit flacon B bedroeg 610,40 gram en het brutogewicht van de aangetroffen vloeistof uit de condooms uit flacon C bedroeg 477,70 gram. Het totale nettogewicht van de aangetroffen vloeistof bedroeg 1573,20 gram. De zending is in zijn geheel verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut ter analyse van de aangeboden stof en ter bepaling van het nettogewicht van de vermoedelijke cocaïne. De zending is ingeschreven onder het nummer 08-082227 A t/m C;
• het rapport van Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 december 2008 met als kenmerk 08-082227, met daarin de conclusie dat het materiaal cocaïne bevat en dat de totale hoeveelheid cocaïne circa 0,9 kilogram bedraagt. Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
3.3 Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat geen sprake is van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op de invoer van verdovende middelen. Verschillende mensen hebben misbruik gemaakt van verdachte en haar vertrouwen en verdachte was niet meer dan een pakezel van de drugs.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte dat zij niet wist dat er cocaïne in haar bagage zat ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verdachte heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo heeft verdachte verklaard dat zij zelf haar ticket heeft betaald en van Nottingham naar Manchester is gereisd om haar ticket op te halen. Later heeft verdachte verklaard dat [naam] haar ticket heeft betaald. Wat betreft haar verblijfskosten op Curaçao heeft verdachte in eerste instantie gesteld dat zij deze zelf heeft betaald, terwijl zij op een later moment heeft verklaard dat [naam] haar 1000 Engelse ponden mee had gegeven om op Curaçao hotels en appartementen mee te kunnen betalen. Ook het verhaal van verdachte dat zij na aankomst op Schiphol door wilde reizen naar Zwitserland om daar in het Etappe hotel twee dagen te chillen met [naam], die, naar verdachte op zitting heeft verklaard, gehuwd is met haar beste vriendin, is naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig. De door verdachte afgelegde verklaringen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan het doel hebben om de waarheid te bemantelen, te weten dat verdachte heeft geweten dat zij opzettelijk cocaïne in Nederland heeft ingevoerd. De rechtbank acht het tenlastegelegde opzet dan ook bewezen.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het beslag heeft hij gevorderd dat het vliegticket, de instapkaart, de twee reisdocumenten, de claimtag, het telefoontoestel van het merk Sony Ericsson en het label verbeurdverklaard worden.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 900 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, een instapkaart, twee reisdocumenten, een claimtag, een telefoontoestel van het merk Sony Ericsson en een label, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
– een instapkaart;
– twee reisdocumenten;
– een claimtag;
– een telefoontoestel van het merk Sony Ericsson;
– een label.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mrs. T. van Muijden en P.P.J. van der Meij, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2009.
Mr. Van der Meij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.