1. ROCvA verzorgt in Amsterdam en de Gooi- en Vechtstreek opleidingen op (V)MBO-niveau en op het gebied van het (voortgezet) volwassenenonderwijs.
2. [verweerder], 48 jaar oud, is sinds 1 mei 1993 bij ROCvA in dienst, waar hij diverse financiële functies heeft bekleed. Vanaf 1 augustus 2001 bekleedt [verweerder] de functie van hoofd cluster Financiën, Registratie en Informatieverwerking (hierna hoofd FRI) van de werkmaatschappij VMBO, tegen een salaris van € 4.424,87 bruto per maand exclusief vakantiegeld en eindejaarstoeslag.
3. In 2001 heeft [verweerder] gesolliciteerd naar de functie van manager bedrijfsvoering. ROCvA heeft [verweerder] voor deze functie afgewezen en hem in plaats daarvan benoemd in zijn huidige functie.
4. Bij brief van 13 maart 2006 heeft ROCvA [verweerder] verzocht een arbeidsovereenkomst voor de functie van hoofd FRI te ondertekenen.
5. Bij brief van 11 mei 2006 heeft [verweerder] geprotesteerd tegen zijn benoeming in de functie van hoofd FRI, waarbij hij onder meer het volgende heeft opgemerkt:
“Destijds is mij mondeling nadrukkelijk beloofd dat men mij ziet als aanstormend talend voor de functie van manager bedrijfsvoering. Door in te gaan op uw voorstel komt mij inziens dit in het gedrang met mijn eigen ambities.”
6. In 2006 hebben de manager bedrijfsvoering, mevrouw [XXX] (hierna: [XXX]), en de directeur van de werkmaatschappij VMBO, mevrouw [YYY] (hierna: [YYY]), diverse gesprekken met [verweerder] gevoerd, waarbij [XXX] kritiek heeft geleverd op zowel het inhoudelijk functioneren van [verweerder] als het nakomen van afspraken, zijn wijze van communiceren en zijn omgang met zijn collega’s en ondergeschikten.
7. [verweerder] heeft steeds aangegeven zich niet te kunnen vinden in de door [XXX] geleverde kritiek op zijn functioneren.
8. Op 26 januari 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [XXX] en [YYY] enerzijds en [verweerder] anderzijds, waarbij (onder andere) aan [verweerder] is medegedeeld dat ROCvA op de financiële administratie een audit zou laten uitvoeren en dat in samenwerking met de afdeling HRM voor [verweerder] een functioneringstraject zou worden gestart.
9. In de eerste helft van 2007 hebben in het kader van het functioneringstraject diverse gesprekken met [verweerder] plaatsgevonden.
10. Op 31 mei 2007 heeft [verweerder] zich, na een gesprek met [XXX] en [YYY] over (onder andere) een incident waarbij tussen [verweerder] en een van zijn medewerkster, mevrouw [ZZZ], een hoog opgelopen ruzie was ontstaan, ziek gemeld.
11. Bij brief van 6 juni 2007 heeft de bedrijfsarts onder meer aan ROCvA doen weten dat de klachten van [verweerder] veroorzaakt zijn door verstoorde verhoudingen op het werk en mediation geadviseerd.
12. Op 29 juni 2007 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden, waarbij onder andere is afgesproken dat een mediationtraject zou worden gestart. Bij brief van dezelfde datum heeft ROCvA onder meer het volgende aan (de gemachtigde van) [verweerder] medegedeeld:
“Tijdens het gesprek bleek dat er verschil van inzicht bestond over al dan niet bestaan van een arbeidsconflict. U heeft namens de heer [verweerder] aangegeven dat hij zich al geruime tijd onheus bejegend voelt door mevrouw [XXX] en dat haar houding er wellicht toe heeft bijgedragen dat degenen aan wie hij leiding geeft in voorkomende gevallen geen of onvoldoende respect voor hem tonen. [...] Tevens heeft u aangegeven dat in tegenstelling tot bevindingen van (onder meer) mevrouw [XXX] de heer [verweerder] voldoende functioneert. [...]
Mevrouw [YYY] stelt zich op het standpunt dat er wat haar betreft geen sprake is van een arbeidsconflict [...] Zij is het dan ook oneens met de stelling dat het reeds enige tijd in gang gezette functioneringstraject in samenhang gezien moet worden met de relatie van de heer [verweerder] met mevrouw [XXX] en recentelijk mevrouw [ZZZ]. [...] Teneinde het reintegratieproces te bespoedigen en een goed werksfeer in de toekomst te bevorderen [...] zal een mediation traject gestart worden tussen de heer [verweerder] en mevrouw [ZZZ]. [...]
Met de heer [verweerder] zal het traject van functioneren- en beoordelen worden voortgezet.”
13. Bij brief van 18 juli 2007 heeft de gemachtigde van [verweerder] onder meer het volgende geantwoord:
“Cliënt heeft grote moeite met het door u in uw brief gehandhaafde uitgangspunt bij de [...] mediation dat er slechts sprake zou zijn (geweest) van een “incident” met mw. [ZZZ]. Immers, zoals u ook bevestigd in uw brief dat cliënts leidinggevenden forse, doch volstrekt ongefundeerde kritiek hebben (geuit) op zijn “technische” functioneren [...]
Hiermee hangt samen dat sprake is van een onmiskenbaar [...] jarenlang slepend conflict met [...] mw. [XXX] die [...] hem het leven zuur tracht te maken met haar onredelijke en negatieve opstelling ten opzichte van hem, terwijl die houding [...] door de directie wordt gesteund [...]”
14. Op 31 juli 2007 heeft de gemachtigde van [verweerder] onder meer het volgende aan ROCvA geschreven:
“Cliënt eist van u dat er op de kortst mogelijke termijn een onafhankelijk mediator wordt ingeschakeld die het gehele conflict [...] zal behandelen.”
15. Begin augustus 2007 is [verweerder] getroffen door een hartinfarct.
16. Op 31 oktober 2007 heeft de bedrijfsarts aan ROCvA doen weten [verweerder] vanaf die datum geschikt te achten voor gedeeltelijke re-integratie.
17. Op 23 november 2007 heeft ROCvA [verweerder] re-integratiewerkzaamheden voor twee dagdelen per week aangeboden bij haar werkmaatschappij Gooi- en Vechtstreek. Deze hebben uiteindelijk geen doorgang gevonden ten gevolge van ziekte van degene die de re-integratie zou begeleiden.
18. Op 18 december 2007 heeft [verweerder] het door ROCvA opgestelde Plan van Aanpak getekend “voor gezien”, nadat dit door hem van onder meer de volgende aantekeningen was voorzien:
“Niet terug naar eigen werkplek i.v.m. conflict”
19. Op 17 januari 2008 heeft het UWV op verzoek van [verweerder] een deskundigenoordeel gegeven, waarbij het UWV heeft geconstateerd dat ROCvA onvoldoende meewerkt aan de re-integratie van [verweerder]. In de bijbehorende rapportage heeft de arbeidsdeskundige onder meer het volgende opgemerkt:
“Partijen zijn het tot heden niet eens geworden over het einddoel van het re- integratieproces. Mediation is tot heden niet ingezet. De werkgever heeft niet het initiatief gehouden.”
20. Eind maart 2008 zijn partijen overeengekomen dat de re-integratie van [verweerder] zou aanvangen bij de werkmaatschappij Zuid-Oost van ROCvA, vooralsnog voor twee dagdelen per week. [verweerder] heeft zich, twee uur nadat hij de re-integratiewerkzaamheden had aangevangen, ziek gemeld.
21. Op 25 april 2008 heeft de bedrijfsarts van ROCvA [verweerder] geschikt geacht voor het verrichten van de aangeboden werkzaamheden voor twee uur per dag.
22. Omdat [verweerder] weigerde de werkzaamheden in Zuid-Oost voort te zetten, heeft ROCvA voor hem een derde re-integratieplek gevonden bij de werkmaatschappij Airport van ROCvA. [verweerder] is daar voor twee dagdelen per week werkzaamheden gaan verrichten.
23. Op 21 mei 2008 heeft de bedrijfsarts van ROCvA uitbreiding van de re-integratie van [verweerder] geadviseerd naar drie dagdelen per week.
24. Op 18 juni 2008 heeft [verweerder] bij een voortgangsgesprek aangegeven zich vooralsnog niet in staat te voelen drie dagdelen per week te gaan werken. ROCvA heeft er bij [verweerder] op aangedrongen de bedrijfsarts toestemming te geven tot het inwinnen van informatie bij zijn medisch specialist.
25. Op 24 juni 2008 heeft de bedrijfsarts met [verweerder] gesproken. Bij brief van 25 juni 2008 heeft de bedrijfsarts aan ROCvA medegedeeld dat de inspanningen [verweerder] enigzins tegenvielen, ook in verband met de reistijd.
26. Op 25 juni 2008 heeft [verweerder] het UWV om een deskundigenoordeel verzocht. Op het op 10 juni 2008 opgemaakte aanvraagformulier heeft [verweerder] bij punt 7.3 geschreven dat de door ROCvA ondernomen re-integratiemaatregelen erop zijn gericht “om mijn motivatie te ondermijnen i/d hoop dat ik ontslag neem”.
27. Op 8 juli 2008 hebben partijen de voortgang van de re-integratie van [verweerder] besproken. ROCvA heeft [verweerder] daarbij (wederom) verzocht om de bedrijfsarts toestemming te geven informatie in te winnen bij de medisch specialist. Ook heeft ROCvA aangegeven een deskundigenoordeel bij het UWV te zullen aanvragen over de vraag tot welke werkzaamheden [verweerder] in staat wordt geacht.
28. Bij brief van 9 juli 2008 heeft ROCvA een samenvatting van dit gesprek aan [verweerder] doen toekomen. Zij heeft daarin onder meer het volgende opgemerkt:
“Je blijft bij je beslissing om de bedrijfsarts geen toestemming te verlenen om de medische specialist te raadplegen. [...] Naar aanleiding van de rapportage van de bedrijfsarts d.d. 25 juni 2008 heb ik mijn verbazing uitgesproken over het feit dat je nu wel in staat bent de werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis uit te breiden naar 3 dagdelen ingaande 8 juli 2008 en na 4 tot 6 weken naar 4 dagdelen.”
29. Op 24 juli 2008 heeft het UWV aan ROCvA doen weten de aanvraag tot het geven van een deskundigenoordeel niet in behandeling te zullen nemen, bij gebreke van een “first opinion” van de bedrijfsarts.
30. Op 30 juli 2008 heeft [verweerder] zich met ingang van 1 augustus 2008 bij ROCvA volledig hersteld gemeld. Hij heeft vanaf die datum feitelijk geen werkzaamheden meer voor ROCvA verricht.
31. Bij brief van 13 augustus 2008 heeft ROCvA aan [verweerder] doen weten het noodzakelijk te achten te laten onderzoeken of [verweerder] weer voor 100% belastbaar is en hem opgeroepen voor een onderzoek door de bedrijfsarts.
32. Bij deskundigenoordeel van 14 augustus 2008 heeft het UWV geoordeeld dat ROCvA onvoldoende meewerkt aan re-integratie. In de bijgevoegde rapportage heeft de arbeidsdeskundige als volgt geconcludeerd:
“Hoewel de werkgever sinds het vorige deskundigenoordeel een aantal re-integratie- inspanningen heeft verricht zijn deze op grond van de niet duidelijk in kaart gebrachte belastbaarheid van aanvrager nog steeds onvoldoende.”
33. Op 20 augustus 2008 heeft de bedrijfsarts aan ROCvA gerapporteerd, dat gebleken is dat [verweerder] vanaf begin 2008 niet meer onder specialistische behandeling staat.
34. Op 17 september 2008 heeft de gemachtigde van ROCvA aan [verweerder] doen weten dat ROCvA tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wenst over te gaan.
35. Gesprekken tussen partijen hebben niet geleid tot een regeling in der minne.