ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3433

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801767-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne door verdachte te Schiphol

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 februari 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 5.944,1 gram cocaïne op 13 oktober 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, ontkende enige kennis van de drugs te hebben, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Uit verklaringen van medeverdachten en sms-berichten bleek dat de verdachte betrokken was bij de organisatie van het drugstransport en wist dat hij cocaïne ging ophalen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de organisatie van de drugshandel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. Daarnaast zijn er verschillende inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder mobiele telefoons, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801767-08
Uitspraakdatum: 6 februari 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 5.944,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 13 oktober 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 5.944,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van het navolgende.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met het doel om drugs te gaan smokkelen naar Nederland is gekomen. Op IJsland heeft [medeverdachte 1] een telefoonnummer gekregen, te weten [telefoonnummer], dat hij moest bellen zodra hij in Nederland was aangekomen. Op 3 oktober 2008 is [medeverdachte 1] samen met zijn vriendin, [medeverdachte 2], in Nederland aangekomen. Bij aankomst in Nederland heeft verdachte het nummer gebeld dat hij in IJsland had gekregen. [medeverdachte 1] verklaart dat de man, die hij op voornoemd nummer belde, vertelde dat hij naar het IBIS-hotel moest gaan en dat deze man hem de volgende dag zou komen opzoeken. Tijdens het bezoek de volgende dag, 4 oktober 2008, vertelde de man dat hij een sms-bericht moest sturen als hij en [medeverdachte 2] op de Dominicaanse republiek waren aangekomen. De man vertelde hem ook dat hij, bij terugkomst in Nederland, een sms-bericht met het kamernummer van het IBIS-hotel naar hem moest sturen.
Tijdens zijn verblijf op de Dominicaanse republiek heeft [medeverdachte 1] twee koffers gekregen. Tijdens het controleren van die koffers voelde hij dat hij zijn vinger onder het plastic onder de bodem kon stoppen. [medeverdachte 1] heeft hierover toen een sms-bericht gestuurd naar het hierboven genoemde telefoonnummer, met de vraag of dat gebruikelijk is.
Op maandag 13 oktober 2008 omstreeks 9.17 uur zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, aangekomen. [medeverdachte 1] heeft een tweetal koffers van de bagageband gepakt en één hiervan aan [medeverdachte 2] gegeven. Verbalisanten Harteveld en Cents hebben de koffers aan een douanecontrole onderworpen. Zij constateerden dat de bodem van de koffers abnormaal dik aanvoelde. Vervolgens is een gaatje geprikt in de verdikking van de bodem. Bij het terugtrekken van het fretboortje bleef er aan het uiteinde van het boortje een witte stof kleven. [medeverdachte 1] verklaarde dat de witte stof cocaïne was. De MMC cocaïne test gaf een positieve kleurreactie zodat kan worden aangenomen dat de geteste stof cocaïne bevat.
Bij nader onderzoek aan de koffers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verbalisanten geconstateerd dat in iedere koffer één pakket zat. Na verwijdering van de verpakkingslagen troffen verbalisanten een witte substantie aan welke qua kleur en samenstelling geleek op cocaïne. De netto hoeveelheid van de stof die in de pakketten zat, is 2980,2 en 2963,9 gram.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben vervolgens ingestemd om mee te werken aan de aanhouding van de afhaler van de cocaïne. In bijzijn van verbalisanten Harteveld en Cents heeft [medeverdachte 1] een sms-bericht gestuurd naar de afhaler. In de tekst stond het volgende: “I.m. at the hotel room 2419”. Op 13 oktober 2008 omstreeks 12.15 uur is verdachte voor de deur van hotelkamer 2419 van het IBIS-hotel aangehouden. Na aanhouding is verdachte onderzocht aan zijn kleding. Hierbij is bij verdachte onder andere een Samsung SGH-M300V aangetroffen. Uit onderzoek naar de hiervoor genoemde telefoon (nummer [telefoonnummer]) blijkt dat onder andere de volgende sms-berichten zijn ontvangen van nummer [telefoonnummer]: “taking off now”, “I can put mij finger under and inside, is that usual?” en “Im at the hotel room 2419”. Uit onderzoek van de Nokia, met nummer [telefoonnummer], die [medeverdachte 1] gebruikte om contact met de organisator(en) te onderhouden, blijkt dat vanaf deze telefoon het sms-bericht “taking off now” is verstuurd. In een nader verhoor van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris verklaart [medeverdachte 1] dat de man die is aangehouden, de man is die hij in het Ibis hotel had ontmoet voordat hij naar de Dominicaanse republiek ging en dat dat de man is aan wie hij de drugs moest afgeven.
3.3 Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij niets van de drugs af wist. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] en de sms-berichten die in de telefoon van verdachte zijn opgeslagen blijkt dat verdachte zich bezig hield met de organisatie van dit drugstransport en dat hij dus wist dat hij cocaïne ging ophalen. Daarnaast is de verklaring van verdachte, dat hij met [betrokkene] naar het IBIS-hotel is gereden en daar op verzoek van die [betrokkene] een persoon in dat hotel ging ophalen, terwijl die [betrokkene] in de auto zou blijven wachten, ongeloofwaardig. Deze [betrokkene] is nergens aangetroffen. De rechtbank is dan ook niet gebleken van het bestaan van deze man en verdachte heeft nagelaten enige nadere invulling te geven aan zijn verklaring die de betrokkenheid van deze [betrokkene] bij het drugstransport aannemelijk zouden maken. De rechtbank is zodoende van oordeel dat verdachte wist dat de personen die hij ging ophalen bij het IBIS hotel koeriers waren die drugs bij zich hadden. De rechtbank acht zodoende bewezen dat verdachte een medepleger is van de invoer van cocaïne.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bij verdachte inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd dienen te worden verklaard.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 5.944,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats. De rechtbank acht - gelet op de persoon van de verdachte en de omstandigheden van het geval - een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden en in overeenstemming met de straffen die door de rechtbank in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. De rechtbank houdt daarbij rekening met de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling zoals deze per 1 juli 2008 geldt.
De rechtbank neemt ten nadele van verdachte in aanmerking, dat verdachte feitelijk is opgetreden als controller van een koerier en aldus kennelijk een zodanige plaats in de organisatie heeft, dat hij zelf niet het grootste risico heeft gelopen. De rechtbank neemt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in aanmerking dat verdachte kennelijk een organiserende en begeleidende rol in deze cocaïnesmokkel had. Hij is immers betrokken geweest bij het voorbereiden en opstarten van het vertrek van zijn medeverdachte en heeft deze ook geïnstrueerd met hem contact op te nemen bij aankomst op Schiphol.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3 Beslag
Uit de gegevens met betrekking tot de inbeslaggenomen personenauto van het merk Seat Leon blijkt dat deze reeds retour aan beslagene is gegeven. De rechtbank is zodoende van oordeel dat deze abusievelijk op de beslaglijst is komen te staan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee GSM-toestellen Nokia, twee GSM-toestellen Samsung en een sim-kaart Ortel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld, te weten 39 biljetten van 50 euro dienen te worden verbeurdverklaard. Bewezen is verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne in Nederland heeft gebracht. Aangenomen moet worden dat het bij verdachte aangetroffen en hem toebehorende geldbedrag, met name gelet op de hoogte daarvan, geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde feit is verkregen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig (48) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1 1.00 stk GSM-toestel Kl: grijs Nokia N73
2 1.00 stk GSM-toestel Samsung
3 1.00 stk Sim-kaart Ortel (had verdachte in zijn hand tijdens aanhouding)
8 1.00 stk GSM-toestel kl: zilver Nokia
12 1.00 stk GSM-toestel kl: zilver Samsung
13 Geld euro, 39 x 50 euro (1950 euro)
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mrs. J. Uitermark en J. Candido, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2009.