ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3937

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4759
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. van Brussel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhaving van rookgasafvoerkanalen in woningen en de naleving van het Bouwbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 13 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Velsen over de handhaving van de eisen van het Bouwbesluit met betrekking tot rookgasafvoerkanalen. De eiser, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 oktober 2007 waarin verweerder had geweigerd handhavend op te treden tegen de aanwezigheid en het gebruik van rookgasafvoerkanaal op de uitbouw van zijn woning. Eiser had eerder klachten geuit over de kwaliteit van de rookgasafvoerkanalen en de overlast daarvan. Verweerder had een ingenieursbureau, Nelissen, ingeschakeld om de situatie te onderzoeken. Nelissen concludeerde dat de rookgasafvoerkanalen voldeden aan de eisen van het Bouwbesluit, maar eiser betwistte deze conclusie en stelde dat de ventilatieroosters in de woningen niet correct waren beoordeeld.

De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had geconcludeerd dat de rookgasafvoerkanalen voldeden aan de eisen van artikel 3.94 van het Bouwbesluit en de NEN 2757. De rechtbank stelde vast dat de verdunningsfactoren voor de rookgasafvoerkanalen niet binnen de toegestane waarden vielen, wat betekent dat de rookgasafvoerkanalen niet aan de wettelijke eisen voldeden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en gelastte de gemeente Velsen om het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bouwtechnische voorschriften ter bescherming van de volksgezondheid en veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 4759
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Velsen,
verweerder,
derde partijen:
[derde partijen],
beiden wonende te [woonplaats].
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2007 heeft verweerder geweigerd handhavend op te treden tegen de aanwezigheid én het gebruik van het rookgasafvoerkanaal op de uitbouw van de percelen [adres].
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 19 november 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 juni 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 23 juni 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 juli 2008 heeft eiser zijn reactie gegeven op het verweerschrift.
Het beroep is behandeld ter zitting van 8 januari 2009, alwaar eiser in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A. van Ophuizen, werkzaam bij de gemeente Velsen. Tevens zijn verschenen de derde partijen.
2. Overwegingen
2.1 Eiser woont [adres] en heeft bij brief van 5 februari 2007 klachten geuit met betrekking tot de kwaliteit van de rookgasafvoerkanalen op de woningen [adres] en de overlast daarvan. Beiden woningen hebben een rookgasafvoerkanaal ten behoeve van een houtgestookte haard.
2.2 Verweerder heeft daarop een vooraanschrijving gedateerd 18 september 2007 verzonden aan de eigenaren van voornoemde percelen met het verzoek om aan te tonen dat de rookgasafvoerkanalen voldoen aan de technische voorschriften van het Bouwbesluit 2003 (hierna: Bouwbesluit). Daarvoor is een termijn van zes weken gesteld. Voorts heeft verweerder de eigenaren een stookverbod opgelegd.
2.3 Bij schrijven van 4 oktober 2007 hebben beide eigenaren gereageerd. In dit schrijven is de verdunningsfactor berekend en aangegeven dat de verdunningsfactor de maximale waarden als bedoeld in het Bouwbesluit niet overschrijdt.
2.4 Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 oktober 2007 gesteld van verdere handhaving af te zien omdat de situering én de uitvoering van de uitmonding van het rookgasafvoerkanaal voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit waardoor geen strijdigheid bestaat met het bepaalde in artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet.
2.5 Verweerder heeft naar aanleiding van de door eiser aangevoerde bezwaren Nelissen ingenieursbureau B.V. (hierna: Nelissen) te [plaats], opdracht gegeven een onderzoek te verrichten naar de toelaatbaarheid van de rookgasafvoerkanalen op beide percelen. Nelissen heeft voor beide woningen getoetst of de geplaatste rookgasafvoerkanalen van de in de woningen aanwezige open verbrandingstoestellen voldoen aan de eisen van de positie van afvoeren van rook ten opzichte van op het eigen perceel gelegen ventilatieopeningen zoals gesteld in het Bouwbesluit en de daarin verwezen NEN 2757. Nelissen heeft in haar rapport van 28 februari 2008 geconcludeerd dat de verdunningsfactor ten opzichte van het slaapkamerraam op de eerste verdieping van de woningen aan [adres] met 0,00226 de maximaal toegestane verdunningsfactor niet overschrijdt omdat de ventilatieroosters boven het raam niet worden gebruikt. Als de ventilatieroosters wel worden gebruikt, dan voldoet de verdunningsfactor voor deze ventilatieopening niet, aldus Nelissen. Tevens heeft Nelissen geconcludeerd dat de maximaal toegestane verdunningsfactor ten opzichte van het dichtstbijzijnde raam met ventilatierooster op de begane grond met een verdunningsfactor van 0,00626 niet wordt overschreden. Ten slotte heeft Nelissen geconcludeerd dat nu de ventilatieroosters boven het slaapkamerraam op de eerste verdieping permanent zijn dichtgezet, niet meer wordt voldaan aan de ventilatie-eis zoals gesteld in het Bouwbesluit.
2.6 Eiser heeft bij brief van 12 maart 2008 op dit rapport gereageerd en gesteld dat Nelissen bij zijn berekeningen er ten onrechte van is uitgegaan dat de ventilatieroosters in het raam op de eerste verdieping dicht zijn gezet. Eiser verwijst daarbij naar de brief van 4 oktober 2007 van de perceeleigenaren waarin deze hebben aangegeven dat de ventilatieroosters open staan. De rookgasafvoerkanalen voldoen derhalve niet aan het Bouwbesluit.
2.7 Verweerder heeft bij brief van 21 april 2008 aan Nelissen verzocht te reageren op deze stelling van eiser. Bij brief van 6 mei 2008 heeft Nelissen een reactie gegeven op deze stelling. Nelissen heeft aangegeven dat de verdunningsfactor van de rookgasafvoer ten opzichte van de ventilatieroosters in het raam op de eerste verdieping moeten voldoen aan de waarde 0,0015. Als de ventilatieroosters nog gebruikt worden, wordt niet voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit en NEN 2757. Omdat de roosters zijn dichtgezet, komt dit punt te vervallen bij de toetsing. De opening moet dan wel permanent gesloten zijn en niet alleen bij het gebruik van de haard. Verder geeft Nelissen aan dat er ook eisen worden gesteld aan de ventilatie van de woningen. Deze ventilatie wordt gerealiseerd door middel van roosters in de ramen. Omdat bij de betreffende woningen de roosters zijn dichtgezet voldoen de woningen niet meer aan de eisen met betrekking tot de ventilatie.
2.8 Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar het bestreden besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering. Onder verwijzing naar de rapportage en de nadere reactie van Nelissen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de rookgasafvoerkanalen op beide percelen in overeenstemming zijn met het Bouwbesluit en NEN 2757. Ten overvloede heeft verweerder overwogen dat de conclusie dat de slaapkamer op de eerste verdieping niet (meer) voldoet aan de ventilatie-eis niet afdoet aan de conclusies met betrekking tot de rookgasafvoerkanalen nu de ventilatie-eis ziet op het gebruik van de woning en de NEN-norm ziet op de invloed van de rookgasafvoerkanalen op de omgeving. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat de vraag centraal staat of de rookgasafvoerkanalen toelaatbaar zijn en niet de vraag of de woningen voldoen aan het Bouwbesluit.
2.9 Eiser heeft hiertegen in beroep het navolgende aangevoerd. Eiser stelt dat uit de door de bewoners van beide percelen gebruikte waardes voor de berekening van de verdunningsfactor, beiden impliciet de aanname hebben gemaakt dat de ventilatieroosters boven het slaapkamerraam aan de achterzijde in gebruik zijn. Vervolgens is geclaimd dat een verder gelegen ventilatiepunt moest worden aangenomen in de berekening. Daarmee wordt aangetoond dat de rookgasafvoer- kanalen wel aan de wet voldoen. Eiser meent dat de ventilatieopeningen in de slaapkamers niet kunnen worden gesloten om zodoende te kunnen voldoen aan de eis in het Bouwbesluit met betrekking tot de rookgasafvoerkanalen.
2.10 De rechtbank overweegt als volgt.
2.11 In geval van overtreding van een wettelijk voorschrift zal, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie dient te worden afgezien.
2.12 In artikel 3.94, eerste lid, van het Bouwbesluit is bepaald dat een uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook zodanig wordt geplaatst, dat de volgens NEN 2757 bepaalde verdunningsfactor van de rook, ter plaatse van een op hetzelfde perceel als die voorziening gelegen instroomopening van:
a. een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht, indien de toevoer van verbrandingslucht plaatsvindt via een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen, en
b. een voorziening voor luchtverversing voor de toevoer van verse lucht naar een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen, niet groter is dan voor die afvoervoorziening is aangegeven in tabel 3.94. Daarbij blijven een bouwwerk en met een bouwwerk gelijk te stellen belemmeringen die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.
In tabel 3.94 is, voor zover hier van belang, opgenomen dat voor een afvoervoorziening voor rook afkomstig van een met een andere brandstof gestookt toestel de toegestane verdunningsfactor 0,0015 is.
Onder ‘andere brandstof’ dient in dit verband te worden verstaan: anders dan gas.
2.13 Het geschil tussen partijen concentreert zich rond de vraag of het ventilatierooster boven het slaapkamerraam op de eerste verdieping gezien moet worden als een voorziening voor luchtverversing voor de toevoer van verse lucht en daarmee moet voldoen aan de in artikel 3.94 van het Bouwbesluit genoemde vereisten met betrekking tot de maximaal toegestane verdunningsfactor.
2.14 Ter zitting is vast komen staan dat de ventilatieroosters boven het slaapkamerraam op de eerste verdieping zijn gesloten en met schroeven permanent zijn vastgezet waardoor luchttoevoer via deze roosters is uitgesloten.
2.15 Voorts hebben de derde partijen ter zitting aangegeven dat bij de rookgasafvoerkanalen op beide percelen ook een elektrische blower is geplaatst. Deze elektrische blower is bij de berekeningen niet meegenomen maar levert wel een grotere verdunningsfactor op.
2.16 Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de ventilatieroosters boven de slaapkamerramen zijn aangebracht in verband met de in het Bouwbesluit gestelde ventilatie-eis. Door middel van de bij de bouw van deze woningen in 1995 aangebrachte ventilatieroosters boven de slaapkamerramen wordt aan de vereisten van het Bouwbesluit voldaan, aldus verweerder. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat met de ventilatieroosters wordt voldaan aan de in afdeling 3.10 (luchtverversing) van het Bouwbesluit opgenomen eisen en dat zonder gebruik van deze ventilatieroosters aan de betreffende eisen niet wordt voldaan zoals ook Nelissen heeft aangegeven. Een redelijke uitleg van artikel 3.94 van het Bouwbesluit brengt mee dat een dergelijk ventilatierooster beschouwd moet worden als een voorziening voor luchtverversing voor de toevoer van verse lucht naar een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen en deze ventilatieopening dient te voldoen aan de vereisten van artikel 3.94, eerste lid onder b van het Bouwbesluit voor wat betreft de maximaal toegestane verdunningsfactor. Dit geldt ook als het ventilatierooster in feite permanent is gesloten. Voor de toepassing van artikel 3:94 Bouwbesluit mag daar geen rekening mee worden gehouden, omdat het ventilatierooster is aangebracht om te kunnen voldoen aan elders in het Bouwbesluit opgelegde verplichtingen. Nelissen heeft geconcludeerd dat als het ventilatierooster wel gebruikt wordt, de verdunningsfactor 0,00226 bedraagt. Dat betekent dat de rookgasafvoerkanalen van de woningen ten opzichte van het ventilatierooster boven het slaapkamerraam op de eerste verdieping van beide woningen niet voldoen aan de eisen van artikel 3.94 van het Bouwbesluit en de NEN 2757.
2.17 Ook moet worden aangenomen dat de rookgasafvoerkanalen ten opzichte van het dichtstbijzijnde raam met ventilatierooster op de begane grond niet voldoen aan de eisen van artikel 3.94 van het Bouwbesluit en de NEN 2757. Nelissen heeft geconcludeerd dat de verdunningsfactor voor het raam op de begane grond 0,00626 bedraagt. De rechtbank stelt vast dat dit meer is dan de in tabel 3.94 genoemde maximaal toegestane verdunningsfactor van 0,0015. Onduidelijk is op welke grond Nelissen tot de conclusie is gekomen dat de rookgasafvoerkanalen ten opzichte van het dichtstbijzijnde raam met ventilatierooster op de begane grond voldoen aan de gestelde eisen. Het is de rechtbank overigens opgevallen dat in het rapport bij de weergave van de verdunningsfactor van het raam op de begane grond bij afvoer is aangevinkt: rook (gas). Vast staat dat het in het onderhavige geval gaat om een houtgestookte haard. Derhalve had in de weergave bij afvoer: rook (andere brandstof) aangevinkt moeten worden. Of dit van invloed is op de uiteindelijke uitkomst, lijkt niet het geval te zijn. Toepassing van de in de brief van 6 mei 2008 van Nelissen opgenomen formule leidt voor het betreffende ventilatierooster tot een verdunningsfactor van 0,00626.
2.18 Of de aanwezigheid van elektrische blowers in de rookgasafvoerkanalen van invloed zijn op de verdunning, zoals de derde partijen hebben betoogd, is door Nelissen en verweerder vastgesteld. Hiermee kan bij de onderhavige beoordeling dan ook geen rekening worden gehouden.
2.19 Verweerder is ten onrechte op basis van de door Nelissen aangereikte informatie tot de conclusie gekomen dat de rookgasafvoerkanalen van beide woningen voldoen aan de eisen van artikel 3.94 van het Bouwbesluit en de NEN 2757. Het bestreden besluit kan dan ook niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Het besluit ontbeert een deugdelijke motivering en komt voor vernietiging in aanmerking.
2.20 Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3:46 en 7:12 Algemene wet bestuursrecht. Het bestreden besluit wordt vernietigd.
2.21 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiser voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten door een gemachtigde heeft gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 11 juni 2008;
3.3 gelast dat de gemeente Velsen het door eiser betaalde griffierecht van € 145,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, rechter, en op 13 februari 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.