ECLI:NL:RBHAA:2009:BH4022

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/3935
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van de bouwverordening voor de plaatsing van lichtmasten ten behoeve van een hockeyclub

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 13 februari 2009 uitspraak gedaan over de ontheffing van de bouwverordening voor de plaatsing van acht lichtmasten ten behoeve van een hockeyclub. De eiser, wonende nabij het bouwplan, had bezwaar gemaakt tegen de verleende ontheffing en bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Heemstede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing was verleend op basis van een lichtonderzoek dat was uitgevoerd door Strago Electro, installatietechniek B.V., en dat dit onderzoek voldeed aan de richtlijnen van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV). De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van het lichtonderzoek te twijfelen, aangezien de voorschriften uit het Activiteitenbesluit niet bij de bouwaanvraag betrokken hoeven te worden, maar wel een rol spelen in de handhaving.

De rechtbank heeft verder overwogen dat het bouwplan in strijd was met de Bouwverordening, maar dat deze strijdigheid kon worden opgeheven door het verlenen van een ontheffing. De rechter benadrukte dat de ontheffingsbevoegdheid een discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan is, en dat de bestuursrechter zich dient te beperken tot de vraag of het bestuursorgaan bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden van zijn bevoegdheid gebruik had gemaakt en dat de ontheffing niet onredelijk was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.J.E. de Jong.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 3935
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede,
verweerder,
derde partij:
Gemeente Heemstede (afdeling Welzijnszaken).
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2007, verzonden op 3 oktober 2007, heeft verweerder aan de gemeente Heemstede (afdeling Welzijnszaken) vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van veldverlichting (8 lichtmasten) en hekwerken ten behoeve van hockeyclub [naam].
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 16 oktober 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 maart 2008, verzonden op 2 april 2008, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, het besluit van 11 september 2007 herroepen en met ontheffing van de bouwverordening Heemstede bouwvergunning verleend.
Daarbij is verweerder afgeweken van het advies van 24 januari 2008 van de commissie voor bezwaarschriften.
Tevens heeft verweerder daarbij zijn reacties op de ingebrachte zienswijzen gegeven.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 11 mei 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 18 september 2008 een aanvullend lichtonderzoek aan de rechtbank toegezonden.
Het beroep is - gelijktijdige met de zaken onder AWB 08/3951 en 08/3781 - behandeld ter zitting van 27 november 2008, alwaar eiser in persoon is verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. drs. M.R. Staller, werkzaam bij de gemeente Heemstede. Tevens is namens derde partij verschenen J. Duizer, werkzaam bij de gemeente Heemstede.
2. Overwegingen
2.1 Het bouwplan ziet op de plaatsing van hekwerken en 8 lichtmasten, vier aan elke lange zijde van het vierde wedstrijdveld van hockeyvereniging [naam], op het terrein van Sportpark Groenendaal te Heemstede. Elke lichtmast heeft een lichtpunthoogte van 18 meter met hierop 16 armaturen.
2.2 Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet mag en moet de bouwvergunning worden geweigerd, onder meer indien (b) het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening en (c) het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.3 Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan in Hoofdzaak’. De grond waarop het bouwplan ligt, heeft de bestemming ‘Recreatieve doeleinden (actieve recreatie)’. Volgens de planvoorschriften mogen op deze gronden slechts gebouwen worden opgericht ten dienste van actieve recreatie, zoals gebouwen ten behoeve van speel- en sportterreinen. Het bestemmingsplan geeft geen voorschriften over de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, waartoe de lichtmasten behoren.
2.4 Omdat het bestemmingsplan geen voorschriften over de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde kent, zijn de voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Heemstede (hierna: de Bouwverordening) van toepassing.
2.5 In artikel 2.5.24, eerste lid, van de Bouwverordening is bepaald dat de hoogte van een bouwvergunningsplichtig bouwwerk niet meer mag bedragen dan 15 meter.
In artikel 2.5.29, eerste lid, van de Bouwverordening is bepaald dat Burgemeester en Wethouders ontheffing kunnen verlenen van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte.
2.6 Omdat de hoogte van de lichtmasten meer bedraagt dan 15 meter heeft verweerder ten behoeve van het realiseren van het bouwplan ontheffing verleend van artikel 2.5.24 van de Bouwverordening. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op lichtonderzoek van Strago Electro, installatietechniek B.V. (hierna: Strago).
2.7 Eiser woont aan de [adres]. De achterzijde van de woning grenst aan het bouwplan. Eiser kan zich niet met de verleende ontheffing en bouwvergunning verenigen. Hij heeft aangevoerd dat het lichtonderzoek door Strago onzorgvuldig is geweest. Voorts voldoet het bouwplan niet aan de wettelijke regelgeving zoals neergelegd in paragraaf 1.5.1. van het besluit horeca- sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 september 2005, LJN:AU2970.
2.8 Het geschil beperkt zich tot de ontheffing en bouwvergunning voor de lichtmasten. Eiser heeft geen gronden met betrekking tot de ontheffing en bouwvergunning van de hekwerken aangevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.9 Tussen partijen staat vast – en de rechtbank gaat daar ook van uit – dat het bouwplan in strijd is met de Bouwverordening. Deze strijdigheid kon slechts worden opgeheven door ontheffing van de betreffende bepaling.
2.10 Nu de ontheffingsbevoegdheid van artikel 2.5.29 van de Bouwverordening een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft, dient de bestuursrechter zich te beperken tot de vraag of kan worden gezegd dat het bestuursorgaan bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
2.11 Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij op goede gronden van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen van de Bouwverordening gebruik heeft gemaakt, uiteengezet dat door het gebruik van lichtmasten van 18 meter de negatieve effecten (lichthinder) beter worden beheerst, dan bij de planologisch toegestane lichtmasten van 15 meter hoog. Hij heeft daarbij verwezen naar het rapport lichtonderzoek van Strago van 14 mei 2007. In dit rapport wordt geconcludeerd dat bij masten met een lichtpunthoogte van 18 meter na monteren van afschermkappen geen lichthinder wordt ondervonden in de zin van overschrijding van de grenswaarden genoemd in de Richtlijnen zoals uitgebracht door de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (hierna: NSVV).
2.12 Eiser heeft als grond aangevoerd dat verweerder ten onrechte het advies van de commissie voor bezwaarschriften, dat het lichtonderzoek niet zorgvuldig is geweest omdat het lichtonderzoek is gedaan door Strago, het bedrijf dat tevens leverancier is van de te onderzoeken objecten, naast zich heeft neergelegd.
2.13 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het onderzoek door Strago niet onzorgvuldig is geweest omdat bij het onderzoek is uitgegaan van de richtlijnen die door de NSVV zijn uitgebracht. Deze worden over het algemeen als maatgevend beschouwd voor onder andere sport- en terreinverlichting. Naast deze richtlijnen bestaan er in Nederland geen specifieke wetten rond lichthinder. Het rapport is zowel wat betreft de wijze tot totstandkoming als de inhoud daarvan niet ondeugdelijk. Niet gebleken is dat verweerder dit rapport niet aan de besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. Daarom bestaat geen aanleiding om aan de conclusies van het onderzoek te twijfelen, aldus verweerder. De rechtbank acht dit standpunt van verweerder niet onredelijk.
2.14 De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder niet in redelijkheid ontheffing van de Bouwverordening heeft kunnen verlenen voor het bouwplan.
2.15 Met betrekking tot de stelling van eiser dat niet voldaan is aan de wettelijke regelgeving zoals neergelegd in paragraaf 1.5.1. van het besluit horeca- sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit), waarin wordt bepaald dat de lichtinstallatie zodanig moet zijn uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen in gevels of daken van woningen wordt voorkomen, overweegt de rechtbank als volgt.
Sedert 1 januari 2008 is het Besluit opgenomen in het Activiteitenbesluit. Voornoemd voorschrift is in het Activiteitenbesluit opgenomen onder artikel 4.113. Verweerder heeft bevestigd dat de in artikel 4.113 van het Activiteitenbesluit genoemde voorschriften niet afwijken van de in 1.5.1. van het Besluit genoemde voorschriften. De in het Activiteitenbesluit genoemde voorschriften zijn van toepassing bij het gebruik van de lichtmasten en geven de normen aan waar in het kader van het Activiteitenbesluit aan moet worden voldaan. Het betreffen geen voorschriften die bij de bouwaanvraag moeten worden betrokken. Wanneer de lichtmasten zijn gerealiseerd kan gecontroleerd worden of voldaan wordt aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Indien hieraan niet wordt voldaan kan door verweerder handhavend worden opgetreden. Eventueel kunnen belanghebbenden een verzoek om handhaving indienen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven toe te zien op naleving van de milieuvoorschriften en bereid te zijn handhavend op te treden indien voorschriften worden overtreden. Voorts heeft verweerder ter zitting toegezegd om nu al de nodige wijzigingen aan te brengen door het laten monteren van afschermkappen op de vier armaturen waarvoor nog geen afschermkappen waren aangebracht om het zicht van de omwonenden op de lichtbron nog doeltreffender weg te nemen. Ten slotte zal verweerder aan hockeyvereniging [naam] kenbaar maken een stringent handhavingsbeleid te zullen voeren met betrekking tot het gebruik van de veldverlichting. Daarbij is het aan eiser om verweerder in kennis te stellen indien de voorschriften van het Activiteitenbesluit worden overtreden.
2.16 Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat zich één van de in artikel 44 van de Woningwet genoemde gronden voordoet om de vergunning te weigeren, zodat de bouwvergunning, gelet op het imperatief-limitatieve karakter van artikel 44 van de Woningwet moest worden verleend.
2.17 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, rechter, en op 13 februari 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.