ECLI:NL:RBHAA:2009:BH4070

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145452 / HA ZA 08-543
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot waarheidsgetrouwe feitenaanvoering in civiele procedure

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Haarlem op 25 februari 2009, staat de verplichting van partijen om relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren centraal. De eiser, Schipper Kozijnen B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die eigenaar is van verschillende panden in Purmerend. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde, ondanks zijn verweer, niet heeft voldaan aan de verplichting om de voor de beslissing relevante feiten waarheidsgetrouw aan te voeren. Dit leidde tot de conclusie dat het verweer van de gedaagde als kennelijk leugenachtig moet worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet alleen de opdracht voor het plaatsen van aluminium kozijnen ontkent, maar ook de betalingen die hij heeft gedaan, als abusievelijk beschouwt. De rechtbank heeft de vordering van Schipper Kozijnen B.V. toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 12.750,33, vermeerderd met contractuele rente en proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de gedaagde niet alleen zijn verplichtingen niet is nagekomen, maar ook dat zijn verweer niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak is een duidelijke bevestiging van de noodzaak voor partijen in civiele procedures om eerlijk en transparant te zijn in hun stellingen en bewijsvoering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 145452 / HA ZA 08-543
Vonnis van 25 februari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPPER KOZIJNEN B.V.,
gevestigd te Opmeer,
eiseres,
advocaat mr. M. Middeldorp,
tegen
[Gedaagde],
wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
gedaagde,
advocaat mr. M.C.A.M. Schilder.
Partijen zullen hierna Schipper en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 7 mei 2008;
- het proces-verbaal van de ingevolge dat vonnis op 2 september 2008 gehouden comparitie van partijen;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is eigenaar van de panden [straatnaam] 88, 88a, 90 en 92 te Purmerend. [straatnaam] 88a wordt door [gedaagde] verhuurd aan “TelePoint” (BHM Telecom Groep BV).
2.2. Blijkens een door [gedaagde] overgelegd uittreksel uit het handelsregister is [gedaagde] bestuurder en enig aandeelhouder geweest van Rikkers Beheer B.V., destijds gevestigd aan het [straatnaam] 90 te Purmerend. Rikkers Beheer B.V. is op 31 december 2002 ontbonden. Op 6 januari 2002 is geregistreerd dat de onderneming is opgeheven en de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn.
2.3. Schipper heeft op 12 juli 2004 een opdrachtbevestiging gestuurd aan “Rikkes Beheer, t.a.v. [A], [adres] Volendam” voor de levering en montage van aluminium kozijnen voor “Rikkes Beheer [straatnaam] 83-85 Purmerend” voor een totaalprijs van € 13.455,- excl. BTW. De betalingscondities waren: “30% bij opdracht en 60% na montage en 10% bij oplevering”. Onderaan de opdrachtbevestiging staat: “Voor akkoord: ADC bv [B]”.
[gedaagde] is geen eigenaar van de panden [straatnaam] 83-85 Purmerend.
2.4. Omstreeks februari 2005 zijn de aluminium kozijnen door Schipper geplaatst in het aan [gedaagde] in eigendom toebehorende pand [straatnaam] 88a.
2.5. Schipper heeft de twee facturen verstuurd aan “Rikkes Beheer, [adres] Volendam”:
- een factuur dd. 16 juli 2004 met factuurnummer 43262 en klantnummer 302801 de eerste 30% ad € 4.803,44 incl. BTW. Deze factuur is op enig moment voldaan.
- factuur dd. 25 februari 2005 met factuurnummer 46597 en klantnummer 302801 voor de resterende 70% ad € 11.208,02 incl. BTW
2.6. Van bankrekening […]30 ten name van [gedaagde] is op 11 augustus 2005 een bedrag van € 1.658,02 overgemaakt naar de bankrekening van Schipper.
2.7. Van bankrekening […]28 ten name van [gedaagde] is op 7 december 2005 een bedrag van € 1.000,-. overgemaakt naar de bankrekening van Schipper, zulks onder vermelding van: “DEELBETALING FACTUUR 46597 DEBNR 302801 INZ PUI [STRAATNAAM] P.END”.
2.8. Een door Schipper overgelegde kopie van een visitekaartje van “Handelsonderneming Molenaar; [A], sales manager; [adres] Volendam” bevat de handgeschreven tekst: “Rikkes Beheer; [straatnaam] 83/85, Purmerend; tav”.
3. Het geschil
3.1. Schipper heeft haar vordering bij dagvaarding aanvankelijk beperkt tot € 5000,-, te vermeerderen met de contractuele rente ad 1,25 per maand en proceskosten, onder reservering van haar rechten op het meerdere. Nadat de zaak - vanwege de betwisting van de rechtstitel door [gedaagde] - naar de sector civiel van deze rechtbank was verwezen, heeft Schipper haar vordering bij akte vermeerderd tot € 9.550,-. Nu daarbij evenwel werd verwezen naar de specificatie in de dagvaarding onder nr. 9 begrijpt de rechtbank dat enerzijds de aldaar genoemde vordering voor rente en kosten gehandhaafd blijft, maar anderzijds de betaling ad € 1.000,- in mindering gebracht dient te worden. De vordering is bij dagvaarding onder nr. 2 en 9 als volgt gespecificeerd:
- factuur 46597 dd. 25 februari 2005 € 11.208,02
- betaald dd. 10 augustus 2005 € 1.658,02
- hoofdsom € 9.550,00
- buitengerechtelijke kosten € 700,00
- rente € 3.500,33
€ 13.750,33
- betaald dd. 7 december 2005 € 1.000,00
€ 12.750,33
Derhalve verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze strekt tot veroordeling van [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van EUR 12.750,33, vermeerderd met de contractuele rente ad 1,25% per maand vanaf de dagvaarding tot aan de dag der voldoening, en de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft - voor de verwijzing van de zaak door de sector kanton naar de sector civiel van de rechtbank - een stuk ingediend getiteld: “Verweer inzake zaaknr 7059”. In dit verweerschrift heeft [gedaagde] bestreden ooit opdracht te hebben gegeven voor het plaatsen van de aluminium kozijnen. Hij heeft er daarbij op gewezen dat Rikkers Beheer op 31 december 2002 is opgeheven en dat het daarom vreemd is dat Schipper Rikkers Beheer opvoert als opdrachtgever “en steeds ene [A] aanschrijft in haar correspondentie die is gericht aan Rikkers Beheer danwel [A] per adres [adres] te Volendam.” Hij vervolgt: “Dit postbus adres is mij onbekend en [A] heeft nooit deel uitgemaakt van Rikkers Beheer”. Hij wijst erop dat er op 16 juli 2004 “een zogenaamde bevestiging” wordt gestuurd naar Rifa Snacks, terwijl Riva Snacks is gevestigd op [straatnaam] 92, waar nooit aluminium kozijnen zijn geplaatst door Schipper. Ook wijst hij erop dat een aanvraag en prijsopgave voor het plaatsen van een pui dd. 15 juni 2004 sloeg op de panden [straatnaam] 83-85 te Purmerend, terwijl hij nooit eigenaar is geweest van die panden.
4.2. Dit verweer riep - met name omdat [gedaagde] enerzijds alles ontkende maar anderzijds van de hoed en de rand leek te weten - de nodige vragen op, die echter slechts ten dele beantwoord werden door de verklaring die [gedaagde] ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft gegeven:
Ik heb één keer met [C] (projectleider bij Schipper, opm. rb.) gesproken. Dit was naar aanleiding van een gesprongen ruit op [straatnaam] 88a. Na enig onderzoek kwam ik erachter dat de kozijnen destijds door Schipper waren geplaatst. Ikzelf heb daar destijds geen opdracht toe gegeven. Dit is in opdracht van de vereniging van eigenaren gegaan.
Ik was al lang voor 2004 eigenaar van de panden aan het [straatnaam] met de nummers 88, 90 en 92. Op een gegeven moment is aan de achterkant van deze panden een stuk aangebouwd en vervolgens gesplitst. Deze nieuwe panden heb ik aangekocht. Het gaat dan onder andere om nummer 88a. Ik heb deze panden in privé eigendom en verhuur ze.
Ik weet niet of het rekeningnummer dat Schipper noemt mijn rekeningnummer is. Ik weet ook niet of ik de genoemde betalingen heb gedaan, ik kan het me in ieder geval niet herinneren. Ik zal dat moeten nagaan.
Ik ken [A] wel, maar ik heb nooit zaken met hem gedaan.
4.3. Schipper heeft vervolgens bij repliek de navolgende gang van zaken met betrekking tot het tot stand komen van de overeenkomst en het plaatsen van de aluminium pui weergegeven. Uitvoerig wordt geschetst hoe Schipper eind mei 2004 werd gebeld door iemand die zich met de naam [gedaagde] voorstelde en die verwezen was door de firma ADC, aan wie Schipper kozijnen had geleverd ten behoeve van het winkelcentrum De Stient te Volendam, met een speciaal soort glas waarvan [gedaagde] zeer gecharmeerd was. Op 8 juni 2004 had [C], medewerker van Schipper, een bezoek gebracht aan het [straatnaam] te Purmerend en hij had aldaar met [gedaagde] gesproken. [gedaagde] zei dat het zou gaan om het adres [straatnaam] 83-85 en omdat [C] geen reden had om daaraan te twijfelen heeft hij dit in de opdrachtbevestiging opgenomen. (Het onder 2.8 genoemde visitekaartje alsmede foto’s met daarbij tekeningen van de te bouwen pui zijn door Schipper als bewijs van haar stellingen overgelegd.) Op 15 juni 2004 had Schipper een offerte uitgebracht, waarop [gedaagde] telefonisch zijn akkoord had gegeven. Daarop volgde de onder 2.3 omschreven opdrachtbevestiging van 12 juli 2004 - geadresseerd volgens de gegevens van het eerdergenoemde visitekaartje - die vervolgens voor akkoord ondertekend retour werd ontvangen. Dat onderaan de opdrachtbevestiging ADC B.V. stond vermeld was een vergissing ten gevolge van het feit dat [gedaagde] was doorverwezen door genoemde firma, die een vaste klant van Schipper was. Vervolgens was het lange tijd stil, omdat de overeengekomen 30% aanbetaling niet werd ontvangen. Nadat die aanbetaling alsnog werd voldaan heeft de montage van de kozijnen plaatsgevonden en zijn die op 17 februari 2005 opgeleverd (een “namens opdrachtgever” ondertekende opleverbon is eveneens door Schipper als bewijs van haar stellingen overgelegd.) Na de eerste betaling van [gedaagde] ad € 1.658,02 dd. 11 augustus 2005, vermeld onder 2.6, bleef verdere betaling op de factuur van 25 februari 2005 ad € 11.208,02 echter uit. Op 9 september 2005 had een bespreking plaats tussen [D], boekhouder van Schipper, en [gedaagde], over het treffen van een betalingsregeling, die vervolgens niet werd nagekomen. Bij brief van 18 oktober 2005 heeft Schipper [gedaagde] daarom aangemaand om te betalen. Daarop werd als reactie een brief van 25 oktober 2005 ontvangen, (onleesbaar ondertekend namens Rikkers Beheer BV, [adres] Volendam) waarin gerefereerd werd aan het gesprek met [D]. Aangegeven werd dat men zat te wachten op gelden uit de USA, maar dat niet duidelijk was hoe lang dat nog zou duren. Bijgevoegd was een uitgebreide e-mail correspondentie tussen [gedaagde] en een Amerikaans advocatenkantoor over een bedrag van $ 50.000,- aan belastingteruggave dat [gedaagde] nog te goed had uit de USA. Tot slot werd in de brief vermeld dat er lekkages waren onder de geleverde kozijnen en dat dit verholpen diende te worden. Bij brief van 9 november 2005, wederom (onleesbaar) ondertekend namens “Rikkers Beheer BV” met eerdergenoemd postbusadres, werd opnieuw aangegeven dat het restantbedrag betaald zou worden “als het geld uit de USA vrij zou komen”. Een eerste betaling voor 1 december 2005 werd aangekondigd, met dien verstande dat als de problemen met de lekkages niet zouden worden opgelost die betaling zou worden opgeschort. Verzocht werd om voor de reparatie contact op te nemen met “[E] van Telepoint” voor een afspraak. Bijgevoegd was een brief van genoemde [E] aan [gedaagde] waarin over de lekkages werd geklaagd. Telepoint blijkt volgens die brief gevestigd op [straatnaam] 88a en de brief is gericht aan het woonadres van [gedaagde], [adres] te Volendam. Op 24 november 2005 volgde nog een ingebrekestelling door [gedaagde] in verband met de lekkages van de pui aan het [straatnaam] 88a en werd wederom gewezen op het geld dat uit de USA werd verwacht, onder bijsluiting van een e-mail van 21 november 2005 van een Amerikaanse advocaat aan [gedaagde]. Op 7 december 2005 werd vervolgens de onder 2.7 genoemde betaling van € 1.000,- van [gedaagde] ontvangen. Daarna is iedere verdere betaling uitgebleven.
4.4. [gedaagde] heeft bij dupliek de lezing van Schipper integraal betwist. Op zijn verweer ter comparitie dat de opdracht “door de vereniging van eigenaren” zou zijn gegeven kwam hij niet meer terug, maar hij handhaafde zijn verweer dat hij geheel onbekend was met enige offerte, opdracht of wat dan ook met betrekking tot de door Schipper geplaatste aluminium pui. De firma ADC kende [gedaagde] niet, het pand aan het [straatnaam] 83-85 was niet van hem,
het postadres van Rikkers Beheer BV ([adres] Volendam) was nimmer door hem gebruikt, hij was nooit een betalingsregeling aangegaan en de door Schipper overgelegde brieven waren niet door hem geschreven. Voor de door hem gedane twee betalingen op de openstaande factuur had [gedaagde] geen verklaring, maar hij vermoedde dat deze abusievelijk waren gedaan.
4.5. In theorie zou denkbaar kunnen zijn dat de uitvoerige uiteenzetting van Schipper, zoals weergegeven in r.o. 4.3, geheel en al uit de duim is gezogen, maar de overgelegde bewijsstukken die het verhaal ondersteunen nopen dan wel tot een uiterst gemotiveerde betwisting door [gedaagde]. Vereist artikel 149 Rv. in het algemeen al een gemotiveerde betwisting, in dit geval dienen daaraan nog zwaardere eisen te worden gesteld. Het uitgebreide relaas van Schipper bij repliek kon in elk geval niet met succes worden bestreden met de simpele, niet onderbouwde en veelal tegenstrijdige ontkenningen waar [gedaagde] zich bij dupliek van heeft bediend. Dat [gedaagde] dit in zijn conclusie van antwoord nog deed - toen hij bij de sector kanton zelf zijn verweer kon voeren - is tot daaraan toe, maar dat dit verweer - na het overstelpende bewijs dat bij conclusie van repliek is geleverd en na de verplichte procesvertegenwoordiging bij de sector civiel - ook bij conclusie van dupliek is gehandhaafd, wekt minstgenomen verbazing. Met name getuigt de ontkenning bij dupliek, dat de door Schipper overgelegde uitgebreide correspondentie over de afbetaling van de openstaande factuur überhaupt tussen partijen zou zijn gevoerd, van weinig respect voor de lezer. In punt 28 van de conclusie van dupliek wordt immers naar diezelfde correspondentie verwezen als onderbouwing van [gedaagde]s stelling dat hij schade zou hebben geleden ten gevolge van het niet verhelpen van de lekkages door Schipper.
4.6. Uit de voorgaande overwegingen vloeit voort dat het verweer van [gedaagde] niet anders dan als kennelijk leugenachtig kan worden gekwalificeerd. Misbruik makend van slordigheden in de opdrachtbevestiging poogt [gedaagde] onder de betaling uit te komen voor de aan een van zijn panden verrichte werkzaamheden. [gedaagde] beroept zich tegen beter weten in op onjuiste huisnummers van de panden aan het [straatnaam]; hij verwijst naar “ene [A]” die hij wel schijnt te kennen maar over wie geen verdere informatie wordt verschaft; hij verschuilt zich in correspondentie achter Rikkers Beheer BV en beroept zich er in deze procedure op dat die BV niet meer bestaat; hij zegt nooit gebruik te hebben gemaakt van de postbus van Rikkers Beheer BV, maar geeft geen verklaring voor het feit dat bij de vanuit dat postbusnummer gevoerde correspondentie allerlei persoonlijke e-mail correspondentie van hemzelf als bijlage was gevoegd, alsmede een aan zijn woonadres gestuurde brief van Telepoint; tot slot stelt hij zelfs nog dat de twee wel door hem verrichte betalingen op de openstaande factuur abusievelijk zouden zijn verricht.
4.7. Artikel 21 Rv. bepaalt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nagekomen, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht. [gedaagde] is deze verplichting niet nagekomen en daarom zal de rechtbank van die mogelijkheid in dier voege gebruik maken, dat zij het verweer van [gedaagde] integraal verwerpt. Dat geldt ook voor de betwisting bij dupliek van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Schipper - waarop de gevorderde contractuele rente is gebaseerd - nu ook deze betwisting gebaseerd is op [gedaagde]s ontkenning ooit iets met Schipper te zijn overeengekomen. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 700,- overweegt de rechtbank dat voldoende aangetoond is dat het hier gaat om redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt (conform het rapport Voorwerk II), zodat ook deze toewijsbaar zijn. De hoogte van de vordering, zoals gespecificeerd onder 3.1 waarin ook de twee betalingen van [gedaagde] zijn verwerkt, staat daarmee vast.
4.8. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Schipper worden begroot op:
- dagvaarding EUR 88,85
- vast recht 306,00
- salaris advocaat 1.152,00 (3,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.546,85
4.9. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis om organisatorische redenen niet kunnen wijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Schipper te betalen een bedrag van EUR 12.750,33 (twaalfduizendzevenhonderdvijftig euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 1,25 % per maand over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 12.750,33 vanaf 9 november 2007 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Schipper tot op heden begroot op EUR 1.546,85,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.?