2.1 Artikel 9.1.18 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening bepaalt, voorzover hier van belang, dat het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing blijft ten aanzien van aanvragen om vergoeding van planschade die voor dit tijdstip zijn ingediend. De genoemde wet is op 1 juli 2008 in werking getreden. Omdat de aanvraag om schadevergoeding voor deze datum is ingediend, is artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing. Dit artikellid bepaalt onder meer dat, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, burgemeester en wethouders hem op aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.
2.2 Eisers hebben bij brief van 20 maart 2006 een verzoek om vergoeding van planschade ingediend, omdat zij menen dat hun woning in waarde is gedaald als gevolg van de aanleg van een sportvoorziening op de gronden gelegen achter hun woning. Op deze gronden zijn diverse sportvelden met de bijbehorende faciliteiten gevestigd. In de zomer van 2005 is daar ten behoeve van de sportvereniging SV Beemster een kunstgrasveld bijgekomen. Eisers stellen hiervan veel overlast te ondervinden.
2.3 De gronden waarop de sportvoorziening is gerealiseerd, zijn gelegen in het bestemmingsplan “Middenbeemster 1983” en hebben daarin de bestemming “sportvoorzieningen”. Dit bestemmingsplan is op 29 januari 1985 door gedeputeerde staten van Noord-Holland goedgekeurd en op 12 maart 1985 in werking getreden.
2.4 Vóór de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Middenbeemster 1983” gold ter plaatse het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1970”. De betreffende gronden waren hierin bestemd voor “agrarische doeleinden II’.
2.5 Ter beantwoording van de vraag of eisers schade hebben geleden als gevolg van de bepalingen van het bestemmingsplan “Middenbeemster 1983”, heeft verweerder Oranjewoud Vastgoedadvies & Legal (hierna: Oranjewoud) verzocht hieromtrent advies uit te brengen. Oranjewoud heeft verweerder in haar definitieve rapport van 12 december 2006 geadviseerd om eisers een schadevergoeding van € 11.500,- toe te kennen.
2.6 Omdat verweerder zich niet kon vinden in de conclusie van Oranjewoud, dat de in het bestemmingsplan “Middenbeemster 1983” opgenomen mogelijkheid om ten westen van de woning van eisers een sportvoorziening aan te leggen niet voorzienbaar was, heeft verweerder Sargas Planschadeadvies B.V. (hierna: Sargas) verzocht nader onderzoek te doen naar de voorzienbaarheid. Sargas stelt in haar advies van 6 maart 2007 dat de mogelijkheid tot de aanleg van een sportvoorziening wel voorzienbaar was. Verweerder heeft het verzoek om planschade vervolgens afgewezen onder verwijzing naar dit advies. Eisers kunnen zich met dit besluit niet verenigen.
2.7 De rechtbank overweegt het volgende.
2.8 Niet in geschil is dat eisers schade hebben geleden als gevolg van de bepalingen van het bestemmingsplan “Middenbeemster 1983”. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de planologische wijziging voorzienbaar was en het daaruit voortvloeiende nadeel redelijkerwijs voor rekening dient te blijven van eisers. Deze vraag moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkende en handelende koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie voor omwonenden in ongunstige zin zou veranderen.
2.9 Eisers hebben in 1971 de grond gekocht en daarop hun woning gebouwd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers op dat moment bekend konden zijn met de mogelijkheid van een in de toekomst aan te leggen sportvoorziening ten westen van hun onroerend goed. Hiertoe verwijst verweerder naar het rapport van Sargas, waarin – kort samengevat – uiteen wordt gezet dat de voorzienbaarheid niet kan worden aangenomen op grond van de bestemmingsplannen “Landelijk Gebied 1970” en “Middenbeemster 1983”, maar wel op grond van het bestemmingsplan “Middenbeemster 6e wijziging” en de daarbij behorende stukken. In een van deze bijbehorende stukken, het zogenoemde preadvies, geven burgemeester en wethouders aan dat zij de betreffende grond in de toekomst gaarne zouden bestemmen voor sportdoeleinden, te weten een sport(voetbal)veld en een ijsbaan. Dit bestemmingsplan is behandeld in en vastgesteld op de raadsvergadering van 29 augustus 1968. De agenda van de vergadering, met daarop de aankondiging van de behandeling van het bestemmingsplan, is op 26 augustus 1968 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad “De Binnendijks”. De in de raadsvergadering te behandelen stukken hebben voor eenieder ter inzage gelegen. Voorts heeft het bestemmingsplan, inclusief het preadvies, in het kader van de goedkeuring door GS ter inzage gelegen, hetgeen op 9 september 1968 in onder andere de Nederlandsche Staatscourant is aangekondigd. Het besluit tot goedkeuring is op 6 januari 1970 eveneens in de Nederlandsche Staatscourant bekend gemaakt. Gelet hierop hadden eisers volgens verweerder op de hoogte kunnen zijn van de in de toekomst aan te leggen sportvoorziening.
2.10 De rechtbank volgt dit standpunt niet. Op het moment dat eisers het perceel kochten waarop zij hun woning hebben gebouwd, gold op de gronden waarop de sportvoorziening is gerealiseerd het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1970”. Eisers hebben onweersproken gesteld dat zij, alvorens zij tot aankoop van het perceel zijn overgegaan, dit bestemmingsplan hebben geraadpleegd en daarbij niet op het preadvies zijn gestuit. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk, nu het preadvies behoorde tot de stukken bij het bestemmingsplan “Middenbeemster 6e wijziging”. Ook indien eisers bij hun onderzoek echter wel op het preadvies waren gestuit, hadden zij hieraan geen betekenis behoeven toe te kennen, omdat in het van toepassing zijnde bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1970” en de daarbij behorende toelichting niets is opgenomen over een toekomstige bestemming “sportvoorziening” op de gronden ten westen van de woning van eisers en dit bestemmingsplan van recenter datum was dan het eerder genoemde preadvies. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten tijde van de aankoop van de grond voor een redelijk denkende en handelende koper geen aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie in ongunstige zin zou veranderen.
2.11 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.12 Nu het beroep gegrond is, bestaat er aanleiding tot een proceskostenveroordeling. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand in beroep één punt toegekend voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij een wegingsfactor één in aanmerking is genomen. De waarde van één punt bedraagt € 322,-. Voorts komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten ad € 11,30 die eisers hebben gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting.