ECLI:NL:RBHAA:2009:BH8115

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
154087-2009-131
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot spoed-uithuisplaatsing in het kader van voorlopige ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Haarlem op 6 februari 2009 een verzoek tot spoed-uithuisplaatsing van een minderjarige afgewezen. De Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting, had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die op dat moment op een geheime crisisplek verbleef. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de rechtbank van 9 januari 2009, waarbij de minderjarige voorlopig onder toezicht was gesteld. Deze beschikking was later bekrachtigd op 27 januari 2009, maar de Raad voor de Kinderbescherming ging in beroep tegen deze laatste beschikking.

De kinderrechter oordeelde dat er geen nieuwe ontwikkelingen waren die de eerdere beslissing van 27 januari 2009 in twijfel trokken. Er was geen bewijs dat er ernstige problemen waren met de opvoeding van de minderjarige, en het verzoek leek meer ingegeven door de samenhang met het hoger beroep van de Raad dan door dringende noodzaak. De kinderrechter benadrukte dat de Raad de mogelijkheid had om een spoedbehandeling aan te vragen bij het gerechtshof, en dat een hernieuwd verzoek bij de rechtbank niet de juiste weg was. Bovendien was niet aangetoond dat het dringend noodzakelijk was om de minderjarige opnieuw uit huis te plaatsen.

De kinderrechter heeft het verzoek om een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een AWBZ-voorziening afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
afwijzing machtiging spoed-uithuisplaatsing in het kader van een voorlopige ondertoezichtstelling
zaak-/rekestnr.: 154087/2009-131
beschikking van de kinderrechter van 6 februari 2009
naar aanleiding van een verzoek van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, Locatie Haarlem, namens deze de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Diemen,
hierna te noemen: de Stichting,
strekkende tot uithuisplaatsing van de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [plaats],
verblijvende op een geheime crisisplek,
kind van
[naam moeder], wonende in [plaats],
hierna te noemen: de moeder,
-- en --
[naam vader], wonende in [plaats], thans gedetineerd in PI [plaats],
hierna te noemen: de vader.
Het gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de moeder.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift, met bijlagen, van de Stichting, ingekomen op 4 februari 2009.
2 Feiten en omstandigheden
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 januari 2009 is deze minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, welke bij beschikking van 27 januari 2009 is bekrachtigd. Het verzoek tot definitieve ondertoezichtstelling zal worden behandeld op de zitting van 17 maart 2009 om 11.20 uur
3 Verzoek
De Stichting heeft verzocht om op grond van artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek een machtiging te verlenen voor de duur van de periode tot de uitspraak van het Hof zonder een daartoe strekkend besluit in de zin van artikel 6 van de Wet op de jeugdzorg om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in de in het verzoekschrift genoemde verblijfplaats, zulks in het belang van diens verzorging en opvoeding.
4 Beoordeling
4.1 Bij beschikking van 27 januari 2009 is de beschikking van 9 januari 2009, waarin een zogenaamde machtiging spoed-uithuisplaatsing is verleend tot 6 februari 2009 bekrachtigd
4.2 Uit het verzoekschrift is gebleken dat de Raad in beroep is gegaan tegen eerdergenoemde beschikking van 27 januari 2009. De Raad heeft pogingen ondernomen om de behandeling in hoger beroep bij het gerechtshof nog voor de terugplaatsing van [naam minderjarige], te weten 6 februari 2009, te laten plaatsvinden, maar dit bleek niet mogelijk. Het beroep bij het Hof staat nu gepland in de tweede helft van februari 2009. Gelet hierop acht de Stichting de kans op het verdwijnen van [naam minderjarige] na haar thuisplaatsing zeer groot. Hierbij neemt de Stichting ook in aanmerking dat de moeder de overige drie kinderen na de uithuisplaatsing van [naam minderjarige] op 9 januari 2009 per direct op een onbekende plaats heeft gebracht alwaar zij ruim een week verbleven zonder naar school te gaan. Moeder heeft duidelijk gemaakt dit te doen uit angst voor uithuisplaatsing van deze kinderen, aldus de inhoud van het verzoekschrift.
4.3 De kinderrechter is van oordeel dat op grond van de informatie zoals weergegeven in het verzoekschrift niet is gebleken van nieuwe ontwikkelingen op grond waarvan de beslissing van 27 januari 2009 niet in stand kan blijven en dat niet, op grond van nieuwe gegevens, thans kan worden gesteld dat er sprake is van ernstige problemen met betrekking tot de opvoeding van de minderjarige. Het onderhavige verzoek lijkt te zijn ingegeven door de samenhang van het door de Raad ingediende hoger beroep en de datum waarop de machtiging uithuisplaatsing van [naam minderjarige] verloopt; daarvoor staat dat de Raad echter vrij een spoedbehandeling aan te vragen bij het gerechtshof en is een hernieuwd verzoek bij de rechtbank niet de geëigende weg.
Evenmin is gebleken dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is de minderjarige (opnieuw) uit huis te plaatsen. De kinderrechter zal het verzoek om een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een AWBZ-voorziening dan ook afwijzen.
5 Beslissing
De kinderrechter:
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.R. Cox, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. P.J. van de Pol, griffier, op 6 februari 2009.
Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze aan hen op andere wijze bekend is geworden.