ECLI:NL:RBHAA:2009:BH9148
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging erkenning op grond van dwaling in de persoon van de man
In deze zaak verzoekt de vrouw de rechtbank om de erkenning van haar kind door de man te vernietigen, omdat zij stelt dat de man niet de biologische vader is en dat zij door dwaling in de persoon van de man is bewogen om toestemming te geven voor de erkenning. De vrouw heeft tijdens het huwelijk nooit kennisgenomen van de criminele activiteiten van de man, die later tot een veroordeling leidde. De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2009 behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het beroep van de vrouw op dwaling faalt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de vrouw op het moment van de erkenning wist dat de man niet de biologische vader was en dat zij haar toestemming verleende met vol vertrouwen in de man. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af, omdat de vrouw destijds geen dwaling in de persoon van de man heeft ervaren. De bijzondere curator heeft ook aangegeven dat het niet in het belang van het kind is om het verzoek tot vernietiging in te dienen. De rechtbank concludeert dat de erkenning in stand moet blijven, gezien de jarenlange samenwoning van de vrouw, de man en het kind als een gezin. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.