ECLI:NL:RBHAA:2009:BH9165

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152803-2008-4475
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.A. Otter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een minderjarige door verzoekster na beëindiging van de relatie met de biologische moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 februari 2009 uitspraak gedaan in een adoptieprocedure. Verzoekster, die samen met haar voormalige partner, de biologische moeder van de minderjarige, een geregistreerd partnerschap had dat later in een huwelijk is omgezet, verzoekt om adoptie van de minderjarige. De minderjarige is geboren op een datum in 2005 en is verwekt door middel van kunstmatige inseminatie met het sperma van een bekende donor. De donor heeft schriftelijk verklaard geen belanghebbende te zijn in de adoptieprocedure en heeft zijn instemming gegeven.

Ondanks het feit dat de relatie tussen verzoekster en de biologische moeder is geëindigd, is de rechtbank van oordeel dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft overwogen dat verzoekster en de biologische moeder goede afspraken hebben gemaakt over de co-ouderschapsregeling, die zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Verzoekster heeft ook daadwerkelijk invulling gegeven aan het mede-moederschap en de rechtbank concludeert dat de minderjarige niets meer van de donor als ouder te verwachten heeft.

Daarnaast heeft verzoekster verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 1:253sa BW gezamenlijk gezag ontstaat voor ouders die tijdens hun huwelijk of geregistreerd partnerschap een kind hebben gekregen. Aangezien er geen andere ouder in het spel is, is van rechtswege gezamenlijk gezag ontstaan. De rechtbank heeft het verzoek tot gezamenlijk gezag afgewezen, omdat er geen belang meer is, gezien de situatie van de partijen.

De rechtbank heeft uiteindelijk de adoptie van de minderjarige door verzoekster uitgesproken, maar het verzoek tot gezamenlijk gezag afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
adoptie
zaak-/rekestnr.: 152803/2008-4475
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 24 februari 2009
gegeven op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. S.D. Bhagdawin, kantoorhoudende te Zaandam,
strekkende tot adoptie en het vaststellen van gezamenlijk gezag ten aanzien van:
[naam minderjarige],
geboren op [datum] 2005 te [plaats].
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 11 december 2008 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift, met bijlagen.
2 De vaststaande feiten
Uit de overgelegde bescheiden blijkt het volgende:
- de minderjarige is geboren op [datum] 2005 te [plaats] als zoon van [naam vrouw];
- de minderjarige is verwekt door middel van kunstmatige inseminatie met het semen van een bekende donor;
- de donor heeft bij brief van 9 december 2008 schriftelijk verklaard geen belanghebbende te zijn in de adoptieprocedure van voornoemde minderjarige; daarnaast heeft hij op 10 december 2008 een instemmingsverklaring ondertekend;
- [naam vrouw] is van rechtswege belast met het gezag over de minderjarige;
- verzoekster en [naam vrouw] zijn op [datum] 1999 een geregistreerd partnerschap aangegaan. Dit geregistreerde partnerschap is op [datum] 2004 omgezet in een huwelijk, van welk huwelijk op [datum] 2008 door de rechtbank Amsterdam de echtscheiding is uitgesproken;
- verzoekster en [naam vrouw] wonen nog op hetzelfde adres;
- de met het gezag belaste ouder stemt in met het verzoek tot adoptie;
- de minderjarige is het eerste kind tot wie verzoekster in familierechtelijke betrekking komt te staan.
3 Beoordeling van het verzoek
Ten aanzien van de adoptie
3.1 Gebleken is dat verzoekster en [naam vrouw] inmiddels geen relatie meer met elkaar hebben. Zij zijn thans nog op hetzelfde adres woonachtig, maar zijn voornemens apart te gaan wonen. Ondanks dat de relatie tussen partijen is geëindigd, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de overgelegde stukken, de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is zodat, ook in deze situatie, het verzoek voor toewijzing vatbaar is. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verzoekster en [naam vrouw] bij de echtscheiding goede en duidelijke afspraken hebben gemaakt over de co-ouderschapsregeling. Deze afspraken zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Tevens is duidelijk geworden dat verzoekster daadwerkelijk inhoud geeft aan het mede-moederschap, welke situatie na het uiteengaan van partijen zal worden gecontinueerd. Daarnaast is komen vast te staan dat de minderjarige thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van de donor als ouder te verwachten heeft.
Ten aanzien van het gezag
3.2 Verzoekster heeft verzocht voor recht te verklaren dat zij en [naam vrouw] gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen. Uit artikel 1:198 BW blijkt dat de moeder van een kind de vrouw is uit wie het kind is geboren of die het kind heeft geadopteerd. In artikel 1:253sa BW is geregeld dat bij de geboorte van een kind tijdens een geregistreerd partnerschap of huwelijk van rechtswege gezamenlijk gezag ontstaat.
3.3 De rechtbank ziet zich thans geplaatst voor de vraag of op grond van artikel 1:253sa BW gezamenlijk gezag ontstaat voor alle ouders samen met hun echtgenoot of geregistreerd partner, tijdens wier relatie een kind is geboren. Deze vraag dient, gelet op de algemeen gestelde formulering van artikel 1:253sa BW bevestigend worden beantwoord. In dit artikel gaat het mede over de situatie dat een kind wordt geboren staande een geregistreerd partnerschap of huwelijk van twee vrouwen. In dat geval oefenen de ouder en haar echtgenoot die niet de ouder is, gezamenlijk het gezag uit, tenzij de minderjarige in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder. In het onderhavige geval is er geen sprake van een andere ouder, zodat van rechtswege gezamenlijk gezag is ontstaan nu verzoekster en [naam vrouw] ten tijde van de geboorte van de minderjarige waren gehuwd. De rechtbank zal het verzoek dan ook, bij gebrek aan belang, afwijzen.
4 Beslissing
De rechtbank:
4.1 Spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:
[naam minderjarige],
geboren op [datum] 2005 te [plaats],
door verzoekster voornoemd.
4.2 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 24 februari 2009, in tegenwoordigheid van
R.C.M. Gerritsen-Martens als griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.