ECLI:NL:RBHAA:2009:BI0484
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- H.M. van Dam
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schadevergoeding niet ontvankelijk door overeenkomst met openbaar ministerie
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van verzoeker, die ten onrechte in verzekering was gesteld en in voorlopige hechtenis had gezeten. Verzoeker was op 30 januari 2006 aangehouden op verdenking van afpersing, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Na een vrijspraak op 21 december 2007 door de meervoudige kamer, heeft het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. In de zomer van 2008 heeft er een overeenkomst plaatsgevonden tussen de raadsman van verzoeker en de advocaat-generaal, waarbij het openbaar ministerie bereid was het hoger beroep in te trekken, mits verzoeker afzag van het indienen van een verzoek tot schadevergoeding. Deze overeenkomst werd vastgelegd in een brief van 28 juli 2008.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen verzoeker en het openbaar ministerie aan de ontvankelijkheid van het verzoek tot schadevergoeding in de weg staat. De rechtbank overweegt dat het openbaar ministerie, bij het sluiten van de overeenkomst, de beginselen van een behoorlijke procesorde in acht heeft genomen. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot schadevergoeding, omdat hij zich had verbonden om geen verzoek in te dienen in ruil voor het intrekken van het hoger beroep. De rechtbank heeft de verzoeker niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken ex artikel 89 en 591a Sv.
De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor het openbaar ministerie om overeenkomsten te sluiten met verdachten, mits de beginselen van een behoorlijke procesorde worden gerespecteerd. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de overeenkomst rechtsgeldig was, waardoor verzoeker geen recht had op de gevraagde schadevergoeding.