ECLI:NL:RBHAA:2009:BI2035
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Flipse
- W.J. van Andel
- R.A. Otter
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoek in klachtbehandeling onder de Wet BOPZ
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een verzoek van betrokkene in het kader van de klachtbehandeling ex artikel 41a lid 5 van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ). Betrokkene was sinds 10 november 2008 op de hoogte van de uitspraak van de klachtencommissie, waardoor de termijn voor het indienen van een verzoek op 22 december 2008 eindigde. Echter, het verzoek werd pas op 27 december 2008 bij de rechtbank Amsterdam ingediend en op 9 januari 2009 bij de rechtbank Haarlem ontvangen. De rechtbank oordeelt dat betrokkene haar verzoekschrift te laat heeft ingediend, waardoor zij niet ontvankelijk kan worden verklaard in haar verzoek. De rechtbank overweegt dat de beslissing van de klachtencommissie, die pas in de tweede week van december 2008 aan betrokkene ter hand is gesteld, niet leidt tot een ander oordeel. Volgens artikel 41a lid 1 Wet BOPZ begint de termijn van zes weken op de dag waarop de beslissing aan betrokkene is bekendgemaakt, en de mededeling van de beslissing was voldoende om de termijn te laten aanvangen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 3 maart 2009, waarbij betrokkene werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E.M. Hoorenman, en een tolk in de Spaanse taal. De psychiater van betrokkene en de teammanager van GGZ inGeest waren ook aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene eerder een voorlopige machtiging had gekregen voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis en dat zij een klacht had ingediend tegen de dwangbehandeling in de vorm van gedwongen toediening van medicatie. De rechtbank concludeert dat de ontvankelijkheid van het verzoek niet kan worden vastgesteld, omdat de indieningstermijn overschreden is. De beschikking is gegeven door de meervoudige kamer voor familiezaken van de rechtbank Haarlem op 31 maart 2009.