ECLI:NL:RBHAA:2009:BI2184

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-098026-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Milieudelicten door Corus Staal B.V. en de gevolgen van niet tijdige meldingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen Corus Staal B.V. De verdachte werd beschuldigd van meerdere milieudelicten, waaronder het niet tijdig melden van werkzaamheden en lozingen, en het niet voorkomen van stofverspreiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de Wet op de economische delicten, de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder het niet melden van een ongewoon voorval en het niet naleven van vergunningsvoorschriften. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet in alle gevallen opzettelijk heeft gehandeld, en heeft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van bepaalde feiten verklaard wegens verjaring. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 10.000, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met het tijdsverloop tussen de overtredingen en de vervolging. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige meldingen aan het bevoegd gezag en de verantwoordelijkheden van bedrijven in het kader van milieuwetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15/098026-04
Uitspraakdatum: 23 april 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 09 april 2009 in de zaak tegen:
CORUS STAAL B.V.,
gevestigd te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1 (parketnummer 098026-04)
zij op of omstreeks 08 juli 2003 (te Velsen-Noord) in de gemeente Velsen, althans in het arrondissement Haarlem, terwijl aan Corus Staal B.V. (voor het bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 1]) door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, op 23 januari 2001, onder nummer [nummer], een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren was verleend, al dan niet opzettelijk zich heeft gedragen in strijd met één of meer aan voornoemde vergunning verbonden voorschriften, immers:
bedroeg in strijd met het bepaalde in voorschrift n5.04 van voormelde vergunning, de concentratie ijzer van het via hoofdriool 600 geloosde afvalwater, ter plaatse van monsternamepunt 630, 11,4 mg/l, in elk geval meer dan 6 mg/l.
Feit 2 (parketnummer 698081-05)
zij (te IJmuiden) in de gemeente Velsen,althans in het arrondissement Haarlem, terwijl aan Hoogovens Groep BV locatie IJmuiden (alsmede aan haar rechtverkrijgende(n)) door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, op 24 oktober 1995, onder nummer [nummer], een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren was verleend, al dan niet opzettelijk zich heeft gedragen in strijd met één of meer aan voornoemde vergunning verbonden voorschriften, immers:
A)
heeft zij, verdachte, als vergunninghouder, aldaar in de periode van 12 januari 2005 tot en met 18 januari 2005. (geplande) schoonmaakwerkzaamheden aan (een) riolering(en) ( [naam]) uitgevoerd, terwijl die geplande schoonmaakwerkzaamheden, in strijd met het bepaalde in vergunningsvoorschrift n0.03 (onder 3.), niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de feitelijke werkzaamheden per telefax of vergelijkbaar systeem waren gemeld aan de waterkwaliteitsbeheerder, aangezien die werkzaamheden op of omstreeks 12 januari 2005, in elk geval op enig tijdstip gelegen in voormelde periode, nog niet waren gemeld aan Rijkswaterstaat, zijnde de waterkwaliteitsbeheerder,
en/of
B)
heeft zij, verdachte, aldaar in of omstreeks de periode 12 januari 2005 tot en met 18 januari 2005, zonder schriftelijke toestemming van de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde Rijkswaterstaat voormeld, op de locatie bedrijfsonderdeel zoutwater pompstation, lozingswerken aangesloten dan wel doen aansluiten op de werken en/of voorzieningen ten behoeve waarvan voormelde vergunning was/is verleend, hetgeen in strijd was/is met het bepaalde in vergunningsvoorschrift n0.21 van voormelde vergunning.
Feit 3 (parketnummer 098280-04)
zij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2003 tot en met 27 november 2003 (te IJmuiden) in de gemeente Velsen, althans in het arrondissement Haarlem, terwijl aan Hoogovens Groep B.V. door of namens het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op 24 oktober 1995, onder nummer [nummer], een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren was verleend, al dan niet opzettelijk (ten aanzien van het bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 2]) zich heeft gedragen in strijd met één of meer aan voornoemde vergunning verbonden voorschriften, immers zijn ,alstoen aldaar, al dan niet opzettelijk, in strijd met het bepaalde in voorschrift n0.03 lid 2 van voormelde vergunning, bij schoonmaakwerkzaamheden aan een riolering (bij de E-baan) vrijgekomen ((onder meer) olie of oliehoudende) afvalstoffen (via het riool) op het water van de Staalhaven, zijnde een oppervlaktewater, geloosd.
Feit 4 (parketnummer 098119-04)
zij op of omstreeks 21 november 2003 in de gemeente Velsen, althans in het arrondissement Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
terwijl aan Hoogovens Groep BV (te IJmuiden) door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland bij besluit van 24 oktober 1995 (onder nummer [nummer]) een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op perceel [adres] oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 11 (nader 11.1 onder a en/of g) en/of 1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlage I van genoemd Besluit, en voor de werkeenheid Warmband 2 bij besluit van 9 januari 1998 (onder nummer [nummer]) (nog een) deelrevisievergunning voor het Bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 2] was verleend, waar in de considerans onder punt F "Milieubelasting" is opgenomen dat de algemene voorschriften van eerstgenoemde vergunning voor genoemd Bedrijfsonderdeel van overeenkomstige toepassing zijn (hetgeen tevens is vastgelegd in voorschrift 1.2 lid b van die deelrevisievergunning),
zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers heeft zij, verdachte, alstoen aldaar, tezamen met haar mededader(s), althans alleen, al dan niet opzettelijk,
terwijl er op zodanige wijze met olie verontreinigd water werd/was verpompt, dat (een gedeelte) van dat verontreinigde water op en/of in de onbeschermde bodem is terecht gekomen,
niet heeft voldaan aan het gestelde in voorschrift 5.5 van eerstgenoemde vergunning (luidende: "Binnen de inrichting moeten zodanige bodembeschermende voorzieningen zijn aangebracht en maatregelen zijn genomen, dat verontreinigende stoffen, waaronder begrepen reststoffen, niet in de bodem kunnen geraken").
Feit 5 (parketnummer 098826-03)
zij, te Velsen en/of te Beverwijk, in elk geval in het arrondissement Haarlem, op of omstreeks 4 december 2003,
als degene die een inrichting (bestaande uit een aantal verschillende werkeenheden, waar onder [bedrijfsonderdeel 1]) dreef/drijft, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer voordeed dan wel heeft voorgedaan, te weten een lekkage van verzuurd water (uit de/een dampwasser) op en/of in de (uit een asfaltvloer en/of klinkerbestrating bestaande) bodem,
al dan niet opzettelijk, dit voorval (ongeveer) 3,5 uur na ontdekking, in elk geval niet zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan, dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor die/een inrichting te verlenen, te weten (Gedeputeerde Staten van) de Provincie Noord-Holland, heeft gemeld.
Feit 6 (parketnummer 098528-04)
zij op of omstreeks 21 juni 2004 in de gemeente Beverwijk, althans in het arrondissement Haarlem,
terwijl aan Hoogovens Groep B.V. te IJmuiden bij beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 24 oktober 1995 onder nummer [nummer]
en/of aan Hoogovens Staal B.V. (thans Corus Staal B.V.), bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 2] bij beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 9 januari 1998 (onder nummer [nummer]) een (deelrevisie-)vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het (onder meer) in voormelde gemeente oprichten en in werking hebben van een inrichting (bestaande uit diverse werkeenheden, waar voormelde werkeenheid er één van was/is), als bedoeld in categorie 12 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in bijlage I van voornoemd besluit, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers was er alstoen aldaar, in strijd met bepaalde in voorschrift 5.5 van eerstgenoemde vergunning, ongeveer 14 m3, in elk geval een hoeveelheid zuurhoudend (met zware metalen verontreinigd) afvalwater (afkomstig van [naam gebouw]) (via een afvoergoot en/of de bestrating) op en/of in de bodem terecht gekomen/geraakt.
Feit 7 (parketnummer 09852804)
zij, te Velsen en/of te Beverwijk, in elk geval in het arrondissement Haarlem, op of omstreeks 21 juni 2004,
als degene die een inrichting dreef/drijft, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van de Wet milieubeheervoordeed dan wel heeft voorgedaan, te weten een bodemverontreiniging van (onder meer met zware metalen verontreinigd) zuurspoelwater,
al dan niet opzettelijk, dit voorval ruim 4 uur na ontdekking, in elk geval niet zo spoedig mogelijk, aan het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor die inrichting te verlenen, te weten (Gedeputeerde Staten van) de Provincie Noord-Holland, heeft gemeld.
Feit 8 (parketnummer 698013-05)
zij op of omstreeks 23 september 2004, in elk geval in of omstreeks de maand september 2004, in de gemeente Velsen,althans in het arrondissement Haarlem, terwijl aan Hoogovens Groep B.V., bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 3]
([code]) door Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland bij besluit van 16 januari 1996 (onder nummer [nummer]) een (deelrevisie-)vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente op het (zogenaamde) Corusterrein (gelegen aan de [adres]) oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 12.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I van voornoemd besluit, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers heeft zij, verdachte, alstoen aldaar, al dan niet opzettelijk, in strijd met het gestelde in voorschrift 3.4 van voormelde vergunning,
terwijl er een hoeveelheid (gemorste) ongebluste kalk op de bodem van een/de overslagplaats van voormelde inrichting lag,
die ongebluste kalk, niet onmiddellijk opgeruimd, althans enige tijd laten liggen, in elk geval die overslagplaats niet zodanig onderhouden en/of gebruikt dat direct bij de bron visueel waarneembare stofverspreiding werd voorkomen.
Feit 9 (parketnummer 698013-05)
zij op of omstreeks 24 juni 2004 en/of 4 november 2004 in de gemeente Velsen, althans in het arrondissement Haarlem, terwijl (respectievelijk)
aan Hoogovens Staal B.V te IJmuiden.(thans Corus Staal B.V.) (Bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 4]) door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland bij besluit van 17 november 1997 (onder nummer [nummer]) een (deelrevisie)vergunning
en/of
aan Hoogovens Staal B.V. te IJmuiden (thans Corus Staal B.V.) (Bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 5] t.b.v. Bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 4] bij besluit van 24 oktober 1995 (onder nummer [nummer]) een revisivergunning, deel Algemeen, krachtens de Wet milieubeheer
was verleend tot het (te IJmuiden) in de gemeente Velsen op het (zogenaamde) Corusterrein, perceel [adres], oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 12.1 en/of 1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I van voornoemd besluit, zich (telkens), al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers heeft zij, verdachte, alstoen aldaar (telkens) al dan niet opzettelijk op zodanige wijze stoffen in een
laadbak van een vrachtwagen geladen (met behulp van een shovel) dat er (telkens) visuele stofverspreiding plaatsvond, hetgeen (telkens) in strijd was met het bepaalde in voorschrift 1.1.b en/of 2.1 van voormelde deelrevisievergunning en/of voorschrift 2.2. van laatstgenoemde vergunning.
Feit 11 (parketnummer 698302-05)
zij in of omstreeks de periode van 30 mei 2005 tot 01 juni 2005 (te Velsen-Noord) in de gemeente Velsen, althans in het arrondissement Haarlem, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] (op het zogenaamde Corus-terrein) gelegen inrichting voor de productie van kooks (bestaande uit de Kooksfabriek-1 en de Kooksfabriek-2), zijnde een inrichting genoemd in Categorie 11.3.d van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft veranderd en/of de werking daarvan heeft veranderd (door nabij en/of buiten de zogenaamde [naam gebouw] en/of nabij de [naam gebouw] ongeveer 20.000 ton, in elk geval een (grote) hoeveelheid pellets (zijnde een grondstof voor de ruwijzerproductie in een hoogoveninstallatie) op te slaan).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Namens verdachte is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe wordt het volgende gesteld:
Opportuniteit
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vervolging, nu er sprake is van een zogenaamde ‘veegdagvaarding’ met relatief kleine en oude feiten. De raadsvrouw acht dit in strijd met de algemene beginselen van een behoorlijke procesorde.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het staat het Openbaar Ministerie immers op grond van het opportuniteitsbeginsel en binnen zijn discretionaire bevoegdheden vrij om al dan niet tot strafvervolging van strafbare feiten over te gaan. Door in het onderhavige geval tot vervolging over te gaan heeft het Openbaar Ministerie geen onredelijke afweging gemaakt. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van schending van enig beginsel van behoorlijk procesrecht.
Redelijke termijn
Voorts heeft de raadsvrouw, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad gepubliceerd in NJ 2000, 721, de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Ook dit verweer faalt. De raadsvrouw ziet er kennelijk aan voorbij dat de Hoge Raad in zijn overzichtsarrest van 17 juni 2008, NJ 2008, 358 zijn uitgangspunten omtrent de overschrijding van de redelijke termijn heeft aangescherpt. Zo heeft de Hoge Raad in het laatst genoemde arrest geoordeeld dat overschrijding van de redelijke termijn niet (meer) leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in diens strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De stelling van de raadsvrouw, dat toepassing van dit laatstgenoemde arrest in strijd is met de eerbiedigende werking ten aanzien van lopende strafzaken, neemt de rechtbank voor kennisgeving aan.
Verjaring
De rechtbank overweegt dat zij onder 4.1 e.v. de ‘opzettelijke’ variant van de onder feit 1, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde feiten niet bewezen zal verklaren.
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging met betrekking tot deze feiten eveneens de ‘niet opzettelijke variant’ behelst, zijnde overtredingen. Conform artikel 70, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (oud; zoals geldend tot 1 februari 2008, gewijzigd bij Wet van 7 juli 2006, Stb. 330, inwerkingtreding op 1 februari 2008) vervalt het recht tot strafvervolging in (toen nog) twee jaren voor alle overtredingen. Het Openbaar Ministerie heeft eerst op 4 september 2007 verdachte in kennis gesteld van zijn voornemen tot dagvaarden. Nu de hiervoor genoemde tenlastegelegde feiten zijn gepleegd vóór 4 september 2005 en er derhalve een periode van meer dan twee jaar is verstreken tussen de onderhavige feiten en enige daad van vervolging, zijn de onderhavige feiten verjaard. De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie derhalve niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging met betrekking tot de ‘niet opzettelijke variant’ van de onder feit 1, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde feiten.
De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie voor de overige tenlastegelegde feiten ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 6 tenlastegelegde feit. De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 24.500,-.
4.Oordeel van de rechtbank
4.1. Vrijspraak
Feit 1 (parketnummer 098026-04)
Naar het oordeel van de rechtbank is ‘opzettelijke overtreding’ van hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat niet is weersproken dat verdachte de concentratie ijzer in het afvalwater heeft gemeten conform een in overleg met Rijkswaterstaat opgesteld bemonstering- en analyseplan. Het dossier bevat ook overigens geen aanwijzingen die tot een andere conclusie leiden. Blijkens de verklaring van [betrokkene 1] was verdachte er ten tijde van de tenlastegelegde periode bovendien niet van op de hoogte dat de concentratie ijzer in het door haar geloosde afvalwater boven de toegestane norm was, daar verdachte eerst na zes weken beschikte over de analyseresultaten van het water. Nu verdachte niet wist en ook niet kon weten dat de concentratie ijzer in het door haar geloosde afvalwater boven de toegestane norm was, en verdachte de concentratie ijzer in het afvalwater conform de voorgeschreven wijze had gemeten, acht de rechtbank (voorwaardelijk c.q kleurloos) opzet op de tenlastegelegde verontreiniging niet bewezen. Verdachte moet derhalve daarvan worden vrijgesproken.
Feit 2 (parketnummer 698081-05), partieel
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het eerste subonderdeel van de tenlastelegging (onder A) niet bewezen kan worden, omdat de [naam] niet kan worden aangemerkt als riool. De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
Blijkens de verklaring van [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris is een [naam] een proceswaterleiding en wordt een dergelijke leiding niet als riool gebruikt. De rechtbank is gelet op de dossierstukken, en met name gelet op bijlage 1 behorende bij de vergunning met het nummer [nummer] en de daarbij behorende plattegronden, niet gebleken van aanknopingspunten die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet bewezen dat onderhavige [naam] een riool is. Verdachte zal derhalve partieel worden vrijgesproken van dit subonderdeel van de tenlastelegging.
Feit 3 (parketnummer 098280-04)
Naar het oordeel van de rechtbank is ‘opzettelijke overtreding’ van hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd niet bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Blijkens de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heeft verdachte voordat zij de firma [naam] opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de werkzaamheden, geïnformeerd naar de werkwijze die de firma [naam] hanteert. De firma [naam] bleek eerder naar tevredenheid werkzaamheden te hebben uitgevoerd voor verdachte. Daarbij is de firma [naam] een gespecialiseerd en ISO 140001 gecertificeerd bedrijf. Namens verdachte is er bij aanvang van de werkzaamheden gekeken naar de opstelling van de firma [naam]. De aanwezige opstelling zag er naar het oordeel van verdachte professioneel uit. Bovendien is er een monster van het afvalwater genomen. Dit afvalwater zag er visueel helder uit. Verdachte heeft zich vervolgens beperkt tot het toezicht houden op de toezichthouders van de firma [naam].
De rechtbank stelt uit het vorengaande vast dat verdachte eerst na ampel beraad de firma [naam] de opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de werkzaamheden. Verdachte heeft voorts de opstelling geïnspecteerd bij aanvang van de werkzaamheden. Hoewel het inhuren van een gespecialiseerd en gecertificeerd bedrijf verdachte op zich zelf niet ontslaat van haar strafrechtelijke aansprakelijkheid, kan naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval, op grond van genoemde omstandigheden, het tenlastegelegde opzet niet bewezen worden verklaard. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Nu verdachte reeds op grond van het vorengaande wordt vrijgesproken en het Openbaar Ministerie voor het overige onder 2 reeds niet-ontvankelijk is verklaard, zal de rechtbank de overige bewijsverweren ter zake van dit feit niet bespreken. Het belang daartoe is immers komen te vervalen.
Feit 4 (parketnummer 098119-04)
Naar het oordeel van de rechtbank is ‘opzettelijke overtreding’ van hetgeen verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd niet bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Blijkens het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 3 december 2003 heeft verdachte de werkzaamheden uitbesteed aan de firma [naam], een gespecialiseerd en ISO 140001 gecertificeerd bedrijf. Namens verdachte heeft [betrokkene 3] hier op 11 maart 2008 bij de rechter-commissaris aan toegevoegd dat er bij aanvang van de werkzaamheden gekeken is naar de opstelling van de firma [naam]. Hierbij heeft men vloeistofdichte bakken met daaronder zeil gezien, dat bedoeld was voor eventuele spatten. De aanwezige opstelling zag er naar het oordeel van verdachte goed uit. Namens verdachte is er over dit werk, dagelijks — op kantoor — contact geweest met de firma [naam].
De rechtbank stelt op grond van het vorengaande ook in dit geval vast dat verdachte eerst na ampel beraad de firma [naam] de opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de werkzaamheden. Verdachte heeft voorts de opstelling geïnspecteerd bij aanvang van de werkzaamheden en gedurende de werkzaamheden contact gehouden met de firma [naam]. Hoewel, zoals gezegd, het inhuren van een gespecialiseerd en gecertificeerd bedrijf verdachte op zich zelf niet ontslaat van haar strafrechtelijke aansprakelijkheid, kan naar het oordeel van de rechtbank ook in het onderhavige geval, op grond van genoemde omstandigheden, het tenlastegelegde opzet niet bewezen worden verklaard. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Nu de rechtbank verdachte vrij zal spreken voor opzet op het feit, zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
Nu verdachte reeds op grond van het vorengaande wordt vrijgesproken en het Openbaar Ministerie voor het overige onder 2 reeds niet-ontvankelijk is verklaard, zal de rechtbank de overige bewijsverweren ter zake van dit feit niet bespreken. Het belang daartoe is immers komen te vervalen.
Feit 6 (parketnummer 098528-04)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard hetgeen verdachte onder feit 6 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Voor Corus Staal BV is op 24 oktober 1995 een milieuvergunning met nummer [nummer] afgegeven. De eerste volzin van voorschrift 5.5 van deze vergunning luidt:
“Binnen de inrichting moeten zodanige bodembeschermende voorzieningen zijn aangebracht en maatregelen zijn genomen, dat verontreinigende stoffen, waaronder begrepen reststoffen, niet in de bodem kunnen geraken.”
Blijkens het opgemaakte proces-verbaal d.d. 1 september 2004 was er binnen in het pompgebouw een bocht uit een leiding verwijderd. Uit de verklaring zoals afgelegd door [betrokkene 5] d.d. 7 juli 2004 blijkt dat er door een communicatiestoornis tussen twee bedrijfsonderdelen toch zuurspoelwater door deze — incomplete — leiding is gepompt. Hierdoor is het pompgebouw volgelopen met zuurspoelwater. Eerst nadat het pompgebouw vol zuurspoelwater was geraakt, is het zuurspoelwater via een deur naar buiten gespoeld en via de bestrating in de bodem geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor genoemde eerste volzin van vergunningvoorschrift 5.5 niet van toepassing op dit concrete geval. Onder normale omstandigheden was redelijkerwijs niet te voorzien dat zich een situatie zou voordoen waarbij het zuurspoelwater buiten het pompgebouw in de bodem zou kunnen geraken. Verdachte hoefde daar redelijkerwijs dan ook geen bodembeschermende voorzieningen aan te brengen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 6 tenlastegelegde feit.
4.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2B, 5, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 2 (parketnummer 698081-05)
zij te IJmuiden in de gemeente Velsen, terwijl aan Hoogovens Groep BV locatie IJmuiden alsmede aan haar rechtverkrijgende(n) door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, op 24 oktober 1995, onder nummer [nummer], een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren was verleend, opzettelijk zich heeft gedragen in strijd met een aan voornoemde vergunning verbonden voorschrift, immers:
B)
heeft zij, verdachte, aldaar in de periode 12 januari 2005 tot en met 18 januari 2005, zonder schriftelijke toestemming van de waterkwaliteitsbeheerder, zijnde Rijkswaterstaat voormeld, op de locatie bedrijfsonderdeel zoutwater pompstation, lozingswerken aangesloten dan wel doen aansluiten op de werken en/of voorzieningen ten behoeve waarvan voormelde vergunning was/is verleend, hetgeen in strijd was/is met het bepaalde in vergunningsvoorschrift n0.21 van voormelde vergunning.
Feit 5 (parketnummer 098826-03)
zij, te Velsen en te Beverwijk, op 4 december 2003, als degene die een inrichting (bestaande uit een aantal verschillende werkeenheden, waar onder [bedrijfsonderdeel 1]) dreef, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer voordeed dan wel heeft voorgedaan, te weten een lekkage van verzuurd water (uit een dampwasser) op en/of in de (uit een asfaltvloer en/of klinkerbestrating bestaande) bodem, opzettelijk dit voorval niet zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan, dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor die inrichting te verlenen, te weten Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland, heeft gemeld.
Feit 7 (parketnummer 09852804)
zij, te Velsen en te Beverwijk, op 21 juni 2004, als degene die een inrichting dreef, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer voordeed dan wel heeft voorgedaan, te weten een bodemverontreiniging van (onder meer met zware metalen verontreinigd) zuurspoelwater, opzettelijk niet zo spoedig mogelijk, aan het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor die inrichting te verlenen, te weten Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland, heeft gemeld.
Feit 8 (parketnummer 698013-05)
zij omstreeks 23 september 2004, in de gemeente Velsen, terwijl aan Hoogovens Groep B.V., bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 3] ([code]) door Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland bij besluit van 16 januari 1996 (onder nummer [nummer]) een deelrevisievergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente op het zogenaamde Corusterrein oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 12.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zich opzettelijk heeft gedragen in strijd met een voorschrift verbonden aan voormelde vergunning, immers heeft zij, verdachte, alstoen aldaar, opzettelijk, in strijd met het gestelde in voorschrift 3.4 van voormelde vergunning, terwijl er een hoeveelheid gemorste ongebluste kalk op de bodem van een overslagplaats van voormelde inrichting lag, die ongebluste kalk enige tijd laten liggen.
Feit 9 (parketnummer 698013-05)
zij op 24 juni 2004 en 4 november 2004 in de gemeente Velsen, terwijl (respectievelijk) aan Hoogovens Staal B.V te IJmuiden.(thans Corus Staal B.V.) (Bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 4]) door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland bij besluit van 17 november 1997 (onder nummer [nummer]) een deelrevisievergunning en aan Hoogovens Staal B.V. te IJmuiden (thans Corus Staal B.V.) (Bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 5] t.b.v. Bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel 4] bij besluit van 24 oktober 1995 (onder nummer [nummer]) een revisievergunning, deel Algemeen, krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het te IJmuiden in de gemeente Velsen op het zogenaamde Corusterrein, oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 12.1 en/of 1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zich telkens opzettelijk heeft gedragen in strijd met voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers heeft zij, verdachte, alstoen aldaar telkens opzettelijk op zodanige wijze stoffen in een laadbak van een vrachtwagen geladen (met behulp van een shovel) dat er telkens visuele stofverspreiding plaatsvond, hetgeen telkens in strijd was met het bepaalde in voorschrift 1.1.b en/of 2.1 van voormelde deelrevisievergunning en/of voorschrift 2.2. van laatstgenoemde vergunning.
Feit 11 (parketnummer 698302-05)
zij in de periode van 30 mei 2005 tot 01 juni 2005 (te Velsen-Noord) in de gemeente Velsen opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] (op het zogenaamde Corus-terrein) gelegen inrichting voor de productie van kooks (bestaande uit de Kooksfabriek-1 en de Kooksfabriek-2), zijnde een inrichting genoemd in Categorie 11.3.d van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft veranderd en/of de werking daarvan heeft veranderd door nabij en buiten de zogenaamde [naam gebouw] en/of nabij de [naam gebouw] ongeveer 20.000 ton pellets (zijnde een grondstof voor de ruwijzerproductie in een hoogoveninstallatie) op te slaan.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.3 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Feit 2 (parketnummer 698081-05)
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 februari 2005, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Voor het lozen van afvalwater op onder andere de Buitenhaven heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat aan Corus Staal B.V. op 24 oktober 1995 een lozingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wvo,
met kenmerk [nummer]. Deze vergunning is op 27 augustus 1996 gewijzigd met kenmerk [nummer]. Voorschrift artikel nO.21 van de vergunning luidt letterlijk:
(aansluiten lozingswerken)
Het is de vergunninghouder niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de waterkwaliteitsbeheerder lozingswerken aan te sluiten of te doen aansluiten op de werken of voorzieningen ten behoeve waarvan deze vergunning is verleend. Rijkswaterstaat heeft nimmer schriftelijke toestemming verleend voor het aansluiten van voornoemd lozingswerk.
• een schriftelijk bescheid, te weten een verslag van bevindingen d.d. 8 februari 2005, inhoudende –zakelijk weergegeven- onder meer het navolgende:
Op 12 januari 2005 om 15:00 uur hebben wij ter controle op de naleving van het gestelde bij of krachtens de Wvo een bezoek gebracht aan Corus Staal BV., te IJmuiden. Daar hebben wij gezien dat er nabij dit zoutwater pompstation een klokpomp was aangebracht in een geopend riool. Vanuit het riool werd water weggepompt met behulp van een klokpomp. De slang die aan deze klokpomp verbonden was liep over het terrein naar een vierkante betonnen put. In deze put werd het afvalwater via een rioolpijp geloosd naar het oppervlaktewater van de Buitenhaven. Via deze put wordt ook het afvalwater van het filterspoelwater van het zoutwater pompstation geloosd. Ik heb de heer [betrokkene 6] gesproken. Hij vertelde mij dat aan deze leiding inspectie/reparatie werkzaamheden werden uitgevoerd. Deze leiding wordt [naam] genoemd. Op 18 januari om 11:45 uur heb ik een na controle uitgevoerd. Ik heb gezien dat de situatie onveranderd was. Er werd nog steeds geloosd.
• een schriftelijk bescheid, te weten de door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verleende vergunning met het nummer [nummer].
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris d.d. 10 maart 2008, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Die leiding via welke het water naar binnen wordt gepompt, is een zogenaamde [naam]. Een leiding als deze moet eens in de zoveel tijd worden geïnspecteerd. Voor deze inspectie is het van belang dat het pompen wordt gestopt. De klep aan het eind van de leiding waardoor het water verder wordt gedistribueerd wordt dan gesloten. De leiding is licht hellend en in de leiding zitten deuken en verzakkingen. Omdat de leiding licht hellend is, kan het water teruglopen. Het water blijft dan wel in die deuken staan. Inspectie is niet mogelijk als er water in die leiding staat. Door middel van zogenaamde klokpompen zorgen we dat het water dat is blijven staan, wordt weggehaald. Het terugpompen gebeurd naar een bepaald lozingspunt. Afhankelijk van de plek waar de deuk zit en waar vandaan het water wordt gepompt wordt het lozingspunt bepaald. Dat kan zijn de zeehaven of de buitenhaven. Dit proces geldt alleen voor restwater.
Feit 5 (parketnummer 098826-03)
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 17 december 2005, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Corus Staal BV. is een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer. Gedeputeerde Staten van Provincie Noord-Holland zijn het bevoegd gezag. Voor Corus Staal BV is op 24 oktober 1995 een milieuvergunning met nummer
[nummer] afgegeven. Voor de werkeenheid [afkorting] geldt naast deze vergunning nog de deelrevisievergunning bedrijfsonderdeel verpakkingsstaal, afgegeven d.d. 24 oktober 1995 met nummer [nummer]. De inrichting bestaat uit een aantal verschillende werkeenheden. Dit proces-verbaal is gericht tegen de werkeenheid [bedrijfsonderdeel 1] (verder [afkorting] genoemd). De werkeenheid [afkorting] ligt binnen de gemeenten Velsen en Beverwijk.
Op 4 december wilde [afkorting] de werking van de afvoer van de afvalzuurverzamelput naar de binnenhaven testen. Hiervoor was extra water in de put nodig. Omdat de afvoer van de dampwasser uitkomt in deze put is deze op 4 december omstreeks 9 uur bijgezet met maximale toevoer van lekwater. Om 15.00 uur is de bodem van de dampwasser onder de wasser vandaan gebroken. Er zat toen naar schatting circa 30 m3 verzuurd water in de dampwasser. Onder de dampwasser bevindt zich een opvangbak van naar schatting 22 m3. Het is onbekend tot hoever de opvangbak gevuld was toen het incident plaatsvond, dus onbekend is hoeveel verzuurd water uit de dampwasser in de opvangbak terecht is gekomen. De bodem rondom de opvangbak bestaat uit een asfaltvloer en klinkerbestrating. Mij is bekend dat klinkerbestrating niet vloeistofdicht is. Tijdens mijn bezoek op 8 december 2003 zag ik dat niet al het verzuurde water door de opvangbak was opgevangen. Ik zag namelijk diverse bevroren plassen buiten deze bak op de bodem. Verder werd mij door aanwezige medewerkers van Corus getoond tot hoever het verzuurde water was gestroomd op de bodem buiten de opvangbak. Grofweg schat ik in dat dit een meter of 50 van de dampwasser was.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 16 december 2003, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Het incident heeft iets over drie uur plaats gevonden. De melding naar [nummer] heeft een paar uur later plaatsgevonden. Ik ben bekend met het artikel uit de Wet milieubeheer waarin staat dat een ongewoon voorval waarbij nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag moet worden gemeld. De prioriteit na het incident was het afzetten van de omgeving en het veilig stellen van de omgeving. Hierna heeft overleg plaatsgevonden waarbij een aantal acties werden gecoördineerd waaronder het melden.
Feit 7 (parketnummer 09852804)
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 september 2004, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Corus Staal BV. is een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer. De kernactiviteit van Corus Staal BV is het vervaardigen, bewerken en verwerken van metalen. Corus Staal BV is een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer en valt onder categorie 12 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer. Blijkens dit besluit zijn Gedeputeerde Staten van Provincie Noord-Holland het bevoegd gezag. De inrichting ligt binnen de gemeenten Velsen, Beverwijk en Heemskerk. Aanleiding tot het strafrechtelijke onderzoek betrof een telefonische melding van een ongewoon voorval door Corus Staal BV op maandag 21 juni 2004 omstreeks 19:27 uur bij de milieuklachtentelefoon van de provincie Noord-Holland. Uit navraag bij de milieuklachtentelefoon van de provincie Noord-Holland bleek mij dat op 21 juni 2004 omstreeks 19:27 uur telefonisch een melding was gedaan door Corus Staal BV. Deze melding betrof een bodemverontreiniging van circa 5-10 kuub, door het verwijderen van een leiding is zuurspoelwater vanaf de opvangtank in de kelder aan de voormalige regeneratie gelopen. De bij de melding aangegeven eindtijd van het incident was 15:15 uur. Verder blijkt dat circa 14 m3 zuurspoelwater is weggelopen via de afvoergoot en de bestrating (dus in de bodem). Mij is bekend dat deze vloeistof een verontreiniging van de bodem kan veroorzaken.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 7 juli 2004, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Op maandag is door een operator van [naam] gemeld dat er water loopt over de bestrating. Het tijdstip tussen constateren en vullen is niet zo raar, omdat er veel tijd overheen gaat voordat het gebouw was gevuld. Het water liep over de klinkertjes. Het betrof beitsspoelwater waar een beetje zuur in zat. Dit is zuurhoudend afvalwater wat in het proces vrij komt.
V: Er is pas op 21juni 2004 om 19.27 melding ingediend bij de milieuklachtentelefoon. Wat heeft u daarop te zeggen?
Ik heb liever dat ze heel zorgvuldig zijn dan dat ze snel zijn. Ik heb liever dat de oorzaak wordt weggenomen. De gevolgen worden eerst weggenomen en er wordt onderzocht waar we het precies over hebben. Binnen de Warmbandwalserij geldt dat in elk geval binnen een uur moet worden gemeld.
Feit 8 (parketnummer 698013-05)
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal wettelijk kader (paragraaf 1.1.2) d.d. 23 december 2004, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Corus Staal BV is een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer en valt onder categorie 12 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer. De inrichting ligt binnen de gemeenten Velsen, Beverwijk en Heemskerk. Voor Corus Staal BV (destijds Hoogovens Groep BV) is door Provincie Noord-Holland op 24 oktober 1995 een milieuvergunning met nummer [nummer] afgegeven. Na deze vergunning zijn de afzonderlijke deelrevisievergunningen verleend voor de verschillende werkeenheden van de inrichting. In deze afzonderlijke deelrevisievergunningen wordt vervolgens de vergunning met nummer [nummer] van toepassing verklaard. Voor de werkeenheid [bedrijfsonderdeel 3] zijn twee deelrevisievergunningen verleend te weten:
1. deelrevisievergunning [bedrijfsonderdeel 3], d.d. 16januari 1996, nummer [nummer] en
2. deelrevisievergunning [bedrijfsonderdeel 4], d.d. 17 november 1997, nummer [nummer].
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (paragraaf 3.0) d.d. 23 december 2004 (inclusief de bijgevoegde foto’s), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Aanleiding tot het strafrechtelijke onderzoek betrof een controlebezoek op 23 september 2004. Tijdens deze controle is gecontroleerd of binnen de werkeenheid [bedrijfsonderdeel 3] van Corus Staal BV aan de vergunningsvoorschriften uit de revisievergunning deel Algemeen, de deelrevisievergunning [bedrijfsonderdeel 3] en overige wettelijke bepalingen uit de Wet milieubeheer werd voldaan. Ter plaatse van de overslaglocatie voor ongebluste kalk ten bate van het oxyklakslibproces van de [bedrijfsonderdeel 3] zag ik dat er op en naast de overslagplaats ongebluste kalk op de bodem lag. Tijdens deze controle werd ik begeleid door de heer [betrokkene 7] (functie: werkvoorbereider) van Corus Staal BV. Ik hoorde de heer [betrokkene 7] zeggen dat het witte poeder ongebluste kalk betrof.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 8] d.d. 25 november 2004, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Er lag ongebluste kalk op de bodem van het overslagstation omdat de slang verstopt raakte tijdens het verladen. De slang is van de aansluiting afgehaald, waardoor ongebluste kalk op de vloer is gekomen. Het is niet opgeruimd, omdat na lossing van de wagen er een andere spoedklus was. Een dag na de morsing is het gemorste ongebluste kalk opgeruimd. Ik erken de gepleegde overtreding.
• een schriftelijk bescheid, te weten de door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland verleende vergunning met het nummer [nummer] (voor zover van belang).
Feit 9 (parketnummer 698013-05)
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal wettelijk kader (paragraaf 1.1.2) d.d. 23 december 2004, inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Corus Staal BV is een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer en valt onder categorie 12 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer. De inrichting ligt binnen de gemeenten Velsen, Beverwijk en Heemskerk. Voor Corus Staal BV (destijds Hoogovens Groep BV) is door Provincie Noord-Holland op 24 oktober 1995 een milieuvergunning met nummer [nummer] afgegeven. Na deze vergunning zijn de afzonderlijke deelrevisievergunningen verleend voor de verschillende werkeenheden van de inrichting. In deze afzonderlijke deelrevisievergunningen wordt vervolgens de vergunning met nummer [nummer] van toepassing verklaard. Voor de werkeenheid [bedrijfsonderdeel 3] zijn twee deelrevisievergunningen verleend te weten:
1. deelrevisievergunning [bedrijfsonderdeel 3], d.d. 16januari 1996, nummer [nummer] en
2. deelrevisievergunning [bedrijfsonderdeel 4], d.d. 17 november 1997, nummer [nummer].
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (paragraaf 2.0) d.d. 23 december 2004 (inclusief de bijgevoegde foto’s), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Aanleiding tot het strafrechtelijke onderzoek betrof de controlebezoeken op 24 juni 2004 en 4 november 2004. Tijdens deze controles is gecontroleerd of binnen de werkeenheid [bedrijfsonderdeel 3] van Corus Staal BV aan de vergunningsvoorschriften uit de revisievergunning deel Algemeen en de deelrevisievergunning [bedrijfsonderdeel 4] werd voldaan. Op 24 juni 2004 en 4 november 2004 bevond ik mij voor een controle op het terrein van de [bedrijfsonderdeel 3] van Corus Staal BV, ter plaatse van de overslaglocatie met schappen voor grond en hulpstoffen ten bate van de [bedrijfsonderdeel 3]. Ik zag toen dat bij het laden van stoffen in de laadbak van een vrachtwagen, met een shovel, er visuele stofverspreiding plaatsvond.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 8] d.d. 25 november 2004, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Het ontstaan van stofverspreiding bij het rijden met de vrachtwagen is opgelost door het gebruik van een vrachtwagen met kleppen. Indien deze vrachtwagen met kleppen niet inzetbaar is vanwege onderhoudswerkzaamheden, dan wordt een andere vrachtauto zonder kleppen ingezet. Het handelen wordt zo voorzichtig mogelijk gedaan om stofverspreiding te voorkomen.
• een schriftelijk bescheid, te weten de door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland verleende vergunning met het nummer [nummer] (voor zover van belang en bevattend voorschrift 1.1).
• een schriftelijk bescheid, te weten de door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland verleende vergunning met het nummer [nummer] (voor zover van belang en onder andere bevattend voorschrift 2.2)
Feit 11 (parketnummer 698302-05)
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 7 juli 2005 (alsmede de als bijlage 7 daarbij gevoegde verklaring van [betrokkene 9]), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Uit archief onderzoek bij de Provincie Noord-Holland bleek mij het volgende:
Op het bedrijfsterrein van Corus bevinden zich onder andere twee fabrieken voor de productie van kooks, te weten Kooksfabriek-1 en Kooksfabriek-2 (ook wel met de volgende coderingen aangeduid KF1 of Kofa-1 en KF2 of Kofa-2). De beide kooksfabrieken voldoen aan de Wet milieubeheer categorie (uit bijlage 1 van het IVB = Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer) aanduiding 11 .3.d - het vergassen van steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.10 (tot de 6e) kg per jaar of meer. Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland is onder andere op grond van deze categorieaanduiding bevoegd gezag voor deze inrichting in het kader van de Wet milieubeheer.
Op 31 mei 2005 omstreeks 10:40 uur betrad ik het terrein van Corus aan de [adres]. Toen ik in Westelijke richting over de [straatnaam] reed, ter hoogte van de [naam gebouw], zag ik rechtsvoor de mij bekende voormalige Blokvormengieterij, ook wel aangeduid als de [naam gebouw]. Daar zag ik, links van die [naam gebouw] en rechts van een draagconstructie van een niet meer in gebruik zijnde kraanbaan, een heuvel, Ik zag van die heuvel damp opstijgen. Ik reed door tot ik ter hoogte was van een transformatorgebouw met de aanduiding “[naam gebouw]”. Tegenover voornoemd gebouw in noordelijk richting kijkend, zag ik stoffen op een hoop liggen, Ik herkende de opgeslagen stoffen als zijnde “Pellets”. Ambtshalve is mij bekend dat deze pellets dienen als grondstof voor de ruwijzerproductie in een hoogoveninstallatie.
Uit archief onderzoek bij de Provincie Noord-Holland was mij gebleken (zoals die hiervoor beschreven is bij de marge aanduiding WM-vergunning in dit proces-verbaal), dat de relevante onderdelen van de Wet milieubeheervergunning een deelrevisievergunning en een melding ex. artikel 8.19-2° Wet milieubeheer betreffen. Uit voornoemde stukken bleek mij, dat de Provincie Noord-Holland geen Wet milieubeheervergunning heeft verleend voor het in de open lucht opslaan van pellets op de lokatie zoals die door mij is waargenomen op 31 mei 2005, ten zuidoosten van de [naam gebouw].
Uit de verklaring van de heer [betrokkene 9] bleek mij, verbalisant, dat de opgeslagen pellets in de buurt van de [naam gebouw] een hoeveelheid betreft van circa 20.000 ton en dat Corus op de hoogte was van het feit, dat men geen Wet milieubeheervergunning had voor deze opslag ten zuidoosten van de [naam gebouw]. De heer [betrokkene 9] verklaart dat de reguliere opslag van pellets door een onvoorziene uitloop van een geplande stilstand van de hoogovens onvoldoende zou zijn gebleken.
• de verklaring van verdachte, vertegenwoordigd door dhr. [betrokkene 10], ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
U vraagt mij naar mijn standpunt met betrekking tot het in de open lucht opslaan van de pellets naast de [naam gebouw]. Deze opslag van pellets hadden wij moeten melden. Dan hadden wij gewoon toestemming daarvoor gekregen. Het was geen normale opslagplaats voor pellets. Het kon daar wel prima, maar we hadden het vooraf moeten melden.
4.4 Bewijsoverwegingen
Feit 2 (parketnummer 698081-05)
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het tweede subonderdeel van de tenlastelegging (onder B) niet bewezen kan worden verklaard, daar er geen sprake is geweest van een lozing en derhalve ook niet van een lozingswerk in de zin van artikel n0.21 van de vergunning.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Artikel n0.01 definieert afvalwater als ‘verzamelnaam voor alle soorten water die vrij kunnen komen en die afgevoerd kunnen worden naar oppervlaktewater’. Nu het water uit de [naam] door de werkzaamheden aan deze leiding is vrijgekomen en is terug gepompt naar een lozingspunt vanwaar het is afgevoerd naar het oppervlakte water, is het uit de [naam] vrijgekomen water naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als afvalwater. Er is dan ook sprake geweest van een lozing. Een werk wordt door het hierboven aangehaalde artikel van de vergunning gedefinieerd als ‘het werk dat is ingericht of wordt aangewend voor de lozing van afvalwater’. Uit het verslag van bevindingen blijkt dat vanuit het riool (de rechtbank leest [naam]) afvalwater werd weggepompt met behulp van een klokpomp. De slang die aan deze klokpomp verbonden was liep over het terrein naar een betonnen put. Via deze put werd het afvalwater via een rioolpijp geloosd naar het oppervlaktewater van de Buitenhaven. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk een lozingswerk heeft aangesloten op een werk terwijl verdachte daarvoor geen schriftelijke toestemming van de waterkwaliteitsbeheerder had.
Het verweer van de raadsvrouw, dat verdachte geen opzet op de overtreding van het vergunningvoorschrift heeft gehad, omdat verdachte niet aan het vragen van schriftelijke toestemming heeft gedacht, wordt eveneens verworpen. Voor opzettelijke overtreding van onderhavig vergunningvoorschrift is geen boos opzet vereist, doch is kleurloos opzet voldoende.
Feit 5 (parketnummer 098826-03)
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het opzet op het tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden. Verdachte heeft namelijk geen opzet op de overtreding van het vergunningvoorschrift gehad,omdat niemand aan de melding heeft gedacht.
Dit verweer treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Blijkens de verklaring van [betrokkene 1] heeft de melding eerst een paar uur na het voorval plaatsgevonden. Dat ten tijde van het incident of in de uren daarna niemand aan de melding heeft gedacht, is niet ter zake doende, nu voor opzettelijke overtreding van onderhavig vergunningvoorschrift geen boos opzet is vereist, doch kleurloos opzet voldoende is.
Feit 7 (parketnummer 09852804)
Uit het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] blijkt dat verdachte bewust een late melding heeft gedaan. Verdachte heeft er voor gekozen eerst de oorzaak weg te nemen en de volledige gegevens te achterhalen en pas daarna de melding te doen. Door aldus te handelen heeft verdachte opzettelijk niet voldaan aan de op haar rustende verplichting om een ongewoon voorval zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag te melden.
Feit 8 (parketnummer 698013-05)
Uit het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 8] blijkt dat verdachte de overtreding erkent en de ongebluste kalk bewust heeft laten liggen in verband met een andere spoedklus. Verdachte heeft door aldus te handelen opzettelijk niet voldaan aan de op haar rustende verplichting om de ongebluste kalk direct op te ruimen en visueel waarneembare stofverspreiding te voorkomen.
Feit 9 (parketnummer 698013-05)
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte een beroep op rechtsdwaling toekomt. Blijkens het door de provincie goedgekeurde BMP 3 waren, aldus de raadsvrouw, geen aanvullende maatregelen noodzakelijk om aan de voorschriften uit de milieuvergunning te voldoen. Verdachte voelde zich door deze goedkeuring van het bevoegd gezag gesterkt in haar werkwijze. De rechtbank vat onderhavig verweer aldus op dat de raadsvrouw geen beroep doet op verontschuldigbare rechtsdwaling (AVAS), maar enkel betwist dat verdachte opzet had op onderhavig feit. De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
Blijkens het door verbalisant [naam] opgemaakte proces-verbaal en de daarbij gevoegde foto’s is het beladen van de vrachtauto zodanig gebeurd dat hierbij visueel waarneembare stofverspreiding plaats vond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door aldus te handelen de verspreiding van stoffen niet redelijkerwijs voorkomen. De stelling van verdachte, dat door haar handelen geen nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan, doet daaraan niet af. Het bestaan van het door de provincie goedgekeurde BMP 3 ontslaat verdachte niet van haar verplichting om conform de voorschriften uit de vergunning te handelen. Nu verdachte de voorschriften van de vergunning kende, slaagt het door de raadsvrouw aangevoerde beroep op rechtsdwaling niet. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk gehandeld in strijd met voorschrift 2.2 van de aan haar verleende vergunning [nummer].
Feit 11 (parketnummer 698302-05)
Nu verdachte blijkens de verklaring van [betrokkene 9] op de hoogte was van het feit dat zij geen Wet milieubeheervergunning had voor de opslag van pellets ten zuidoosten van de [naam gebouw], acht de rechtbank opzettelijke overtreding van het tenlastegelegde feit bewezen.
5. Strafbaarheid van de feiten
Feit 11 (parketnummer 698302-05)
De raadsvrouw heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, daar verdachte een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand toe komt. De raadsvrouw stelt daartoe dat de opslag van pellets noodzakelijk was vanwege een onvoorziene uitloop van een geplande stilstand van de hoogovens, in samenhang met asbestsanering in de [naam gebouw]. Het afregelen van de pellet-fabriek was in onderhavig geval geen optie, daar het slechts een uitloop betrof van twaalf tot achttien uur.
De rechtbank verwerpt dit beroep op overmacht in de zin van noodtoestand. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van verdachte bij het blijven produceren van pellets in onderhavig geval redelijkerwijs niet zwaarder dan het maatschappelijk belang dat door de gestelde norm wordt beschermd.
Het bewezenverklaarde is aldus strafbaar en levert op:
Feit 2 (parketnummer 698081-05)
Opzettelijke overtreding van artikel 30a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Feit 5 (parketnummer 098826-03)
Opzettelijke overtreding van artikel 17.2 (oud) van de Wet milieubeheer
Feit 7 (parketnummer 09852804)
Opzettelijke overtreding van artikel 17.2 (oud) van de Wet milieubeheer
Feit 8 (parketnummer 698013-05)
Opzettelijke overtreding van artikel 18.18 van de Wet milieubeheer
Feit 9 (parketnummer 698013-05)
Opzettelijke overtreding van artikel 18.18 van de Wet milieubeheer
Feit 11 (parketnummer 698302-05)
Opzettelijke overtreding van artikel 8.1 (oud) van de Wet milieubeheer
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft artikel 30a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren overtreden. Verdachte heeft nagelaten melding te doen van werkzaamheden en lozingen, waardoor verdachte de waterkwaliteitsbeheerder inzicht in die werkzaamheden en lozingen heeft onthouden.
Voorts heeft verdachte tweemaal niet tijdig melding gemaakt van een ongewoon voorval.
Daardoor heeft verdachte het bevoegd gezag de mogelijkheid ontnomen om op het ongewone voorval te acteren. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat verdachte eerst orde op zaken heeft willen stellen en pas daarna melding heeft gedaan, geen aanleiding om over te gaan tot matiging van de op te leggen straf. Het voorschrift dat verdachte zo spoedig mogelijk melding moet doen van een ongewoon voorval dient een zwaarwegend maatschappelijk belang en staat in die zin los van de prioriteiten die verdachte onder de omstandigheden meent te moeten maken.
Verdachte heeft er niet voor gezorgd dat de verspreiding van stof redelijkerwijs werd voorkomen. Het verspreiden van stof kan in die zin nadelige gevolgen hebben voor de omwonenden van Corus Staal B.V. Fijn stof kan schadelijk zijn voor de gezondheid van omwonenden, want leiden tot negatieve gezondheidseffecten op onder andere hart en longen. Maar ook grof vuil kan hinderlijk zijn, indien als gevolg daarvan goederen vervuild raken.
De rechtbank heeft bij haar afweging met betrekking tot de op te leggen straf rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank in beginsel een geldboete van € 12.500 passend en geboden. De rechtbank zal deze geldboete echter matigen in verband met het tijdsverloop tussen de geconstateerde overtredingen en de daadwerkelijke vervolging.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht, artikelen: 24 (oud), 57 (oud), 63 (oud), 70 (oud)
Wet op de economische delicten, artikelen: 1a (oud), 2 (oud), 6 (oud)
Wet milieubeheer, artikelen: 8.1 (oud), 17.2 (oud), 18.18
Wet verontreiniging oppervlaktewateren, artikelen: 30a
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging van de onder feit 1, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten voor zover de tenlastelegging ziet op de niet opzettelijke overtreding van deze feiten.
Spreekt verdachte (partieel) vrij van de haar onder feit 1, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde feiten voor zover de tenlastelegging ziet op de ‘opzettelijke’ overtreding van deze feiten.
Spreekt verdachte tevens (partieel) vrij van het haar onder feit 2A en feit 6 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 10.000 (tienduizend euro).
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Hofstee, voorzitter,
mr. J.M.J. Vos-de Greeve en mr. E.P.W van de Ven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Kikkert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2009.
Mr. Vos-de Greeve is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.