ECLI:NL:RBHAA:2009:BI2822

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156132 / HA RK 09-31
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G. Guinau
  • C.J. Baas
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoeker tegen rechterlijke onpartijdigheid in bestuursrechtelijke zaak

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 30 maart 2009 verzocht om wraking van de rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke zaak bij de rechtbank Haarlem. Dit verzoek was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechter. De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. Tijdens de zitting op 14 april 2009 is verzoeker gehoord, terwijl de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangevoerde feiten en omstandigheden door verzoeker niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter in de hoofdzaak partijdig zou zijn. De rechtbank benadrukt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de vrees van verzoeker voor onpartijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is en dat de aangevoerde redenen voor wraking niet voldoende zijn.

De rechtbank heeft het verzoek om wraking afgewezen voor zover het betrekking heeft op de rechter mr. J.F. Miedema en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op andere rechters van de rechtbank Haarlem. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 april 2009, waarbij de rechtbank ook heeft bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 156132 / HA RK 09-31
datum beslissing: 21 april 2009
Op verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker.
1. Procesverloop
1.1 Op de openbare zitting van 30 maart 2009 heeft verzoeker de wraking verzocht van [de rechter], hierna te noemen: de rechter, althans van alle rechters in de rechtbank Haarlem, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer AWB 08 / 7584 hierna te noemen: de hoofdzaak. Hiertoe heeft hij een schriftelijke toelichting overgelegd.
1.2 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Verzoeker en de wederpartij in de hoofdzaak hebben eveneens een schriftelijke reactie aan de rechtbank doen toekomen.
1.3 Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 14 april 2009. Verzoeker is verschenen. De rechter en de wederpartij in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2. Beoordeling
2.1 Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.2 Verzoeker heeft in de schriftelijke ter zitting van 30 maart 2009 overgelegde toelichting op zijn verzoek het volgende vermeld: “De rechtbank ontleent zijn gezag en autoriteit aan de onafhankelijke positie van de rechtspraak ten opzichte van de commercie, de overheid en de burgers. Deze onafhankelijkheid en daarmee gezag en autoriteit heeft men verloren aan de commercie. (…) De onafhankelijkheid van de overheid is wel erg groot geworden, zo groot zelfs dat de overheid zelf verdachten veroordeeld door de straf te executeren bij de vader van de meerderjarige verdachte [A]. (…) Een oneerlijke en vaak ontoegankelijk gebleken rechtspraak is een schending van constitutionele rechten van de mens. (…) Ik verzoek u de zitting te staken, om verdere schending van deze constitutionele rechten te vermijden. (…)’
In de brief van 7 april 2009 heeft verzoeker zijn verzoek nog verder als volgt toegelicht: ‘Mijn wraking kent meerdere redenen (…). 1. Geloofwaardigheid, er zijn 3 vonnissen waar ik een redelijk en billijk bezwaar tegen koester. Echter word mijn bezwaar nooit gehoord, want dezelfde rechtbank heeft mij schriftelijk medegedeeld dat ik alleen hoger beroep kan instellen met een advocaat en dezelfde rechtbank deelde mondeling bij [de rechter] op de zitting van 30 maart 2009 jl. mee dat alleen in het strafrecht een advocaat word toegewezen. Dus alleen als je crimineel bent worden je rechten behartigd en verdedigd en anders ben je ze kwijt. 2. Inhoudelijk gezien leent de situatie zich ook voor het strafrecht. Waarbij ik dus recht heb op een advocaat want dat is niet alleen verdachten, maar ook slachtoffer(s). 3. Gemeente Zaanstad heeft een gemeentelijke voorziening genaamd Politie. Deze is onterecht mijn woning binnen gekomen, hebben anderen onrechtmatig toegang tot mijn woning verschaft. Het onterechte heeft het voor mij een zwaar traumatische gebeurtenis gemaakt. Hierbij is namelijk € 1980 euro afhandig gemaakt en na 5 maanden € 542 terug ontvangen door mij (…). 4. Gemeente Zaanstad heeft mijn eerste verzoek nog geeneens begrepen, inhoudelijk is er nooit een argument geweest, men heeft in plaats van een ontvangstbevestiging een weigering gestuurd. En dezelfde rechtbank deelt mij mee dat als ik in het gelijk wordt gesteld dat dezelfde mensen nogmaals mijn verzoek mogen behandelen. Nou dat had dus de eerste keer gekund en wat heeft de rechtbank voor een zin als er geen enkele maatregel of sanctie word genomen? (…)’
2.3 De feiten en omstandigheden die verzoeker daarmee ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat het fungeren van de rechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden, als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb. Vooringenomenheid of partijdigheid van die rechter kan daar namelijk niet uit worden afgeleid. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
2.4 Uit voornoemd artikel 8:15 van de Awb volgt voorts dat een wrakingsverzoek slechts de rechters kan betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen. Dit brengt mee dat het wrakingsverzoek, voor zover het alle rechters van de rechtbank Haarlem betreft die niet met de behandeling van verzoekers beroepen zijn belast, geen wrakingsverzoek is in de zin van de Awb en het verzoek in zoverre niet-ontvankelijk is.
2.5 Gelet op het vorengaande zal de rechtbank het verzoek deels afwijzen en deels niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 wijst het verzoek om wraking af voor zover het betrekking heeft op de rechter mr. J.F. Miedema en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het verzoek betrekking heeft op alle (andere) rechters van de rechtbank Haarlem;
3.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de wederpartij en de rechter een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G. Guinau, voorzitter, en mrs. C.J. Baas en J.M. Janse van Mantgem, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2009, in tegenwoordigheid van mr. S. Rabbering, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.