uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 februari 2009
Comité Monumentaal Beverwijk,
gevestigd te Beverwijk,
verzoekster,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk,
verweerder,
derde partij
Stichting Rode Kruis Ziekenhuis,
gevestigd te Beverwijk,
gemachtigde: mr. drs. M. Bitter, advocaat te Haarlem.
Bij besluit van 27 november 2008 heeft verweerder aan de derde partij een sloopvergunning verleend ten behoeve van de sloop van kantoorgebouw [locatie en adres]
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 1 februari 2009 bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft bij brief van 1 februari 2009 beroep ingesteld. Bij brief van diezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 19 februari 2009, alwaar namens verzoekster [naam a], [naam b ] en [naam c], zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door P. Koese en E. Visser. Namens de derde partij zijn verschenen [naam d] en [naam e], bijgestaan door hun gemachtigde, voornoemd.
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Alvorens te kunnen toekomen aan inhoudelijke behandeling van het verzoek zal eerst dienen te worden vastgesteld of verzoekster ter zake van het bestreden besluit kan worden aangemerkt als belanghebbende.
2.3 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.4 Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder de Afdeling) eerder heeft overwogen in haar uitspraken van onder andere 25 juni 2003 en 28 juli 2004 (LJN: AH8637 en AQ5717) volgt uit artikel 1:2, derde lid, van de Awb dat voor het opkomen in rechte ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt.
2.5 Ter zitting heeft [naam a] namens verzoekster uiteengezet dat het Comité Monumentaal Beverwijk (hierna: het Comité) in het bijzonder is opgericht om op te komen tegen de sloop van het pand [locatie]. Naar aanleiding van het verzoek van de rechtbank om statuten van het Comité, waarover het Comité op dat moment niet beschikte, heeft verzoekster contact opgenomen met een notaris. De notaris heeft verzoekster aangeraden om het Comité om te zetten in een stichting, zodat in brede zin kan worden opgekomen tegen de sloop van monumenten in Beverwijk. Vervolgens is op 13 februari 2009 een akte van oprichting van de Stichting Monumentaal Beverwijk (hierna: de Stichting) ondertekend. Verzoekster stelt zich – naar de voorzieningen-rechter begrijpt - op het standpunt dat de Stichting aldus in de plaats van het Comité de procedure kan voortzetten.
2.6 De voorzieningenrechter is, anders dat verzoekster, van oordeel dat, nu het Comité het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend en de Stichting eerst na het indienen van het verzoek is opgericht en vervolgens geen eigen verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend, het ervoor moet worden gehouden dat het Comité in deze zaak als enige als verzoekster moet worden beschouwd. Ter beoordeling staat derhalve of het Comité in het onderhavige geval belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is aan te merken.
2.7 Zoals hiervoor reeds opgemerkt, beschikte het Comité, ten tijde van het indienen van de voorlopige voorziening op 1 februari 2009, niet over (enige vorm van) statuten waaruit een interne bevoegdheidsverdeling en reikwijdte van de doeleinden-omschrijving bleek. Het Comité kan derhalve niet worden aangemerkt als rechtspersoon. Nu er bij het Comité – naar ter zitting door haar gemachtigde is erkend - ook geen sprake was van een organisatorisch verband met bestuur en leden, het Comité niet op kenbare wijze aan het rechtsverkeer heeft deelgenomen en door het Comité geen activiteiten, gericht op het behartigen van het algemeen belang zijn ontplooid, kan ook niet gesteld worden dat het Comité, overeenkomstig de door de Afdeling ontwikkelde jurisprudentie (o.a de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2005, LJN: AU0412) anders dan op grond van de hoedanigheid van rechtspersoon, te beschouwen zou zijn als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb.
2.8 Gelet op het vorenstaande dient het verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.9 Voor een proceskostenvergoeding bestaat dan ook geen aanleiding.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning - Huydecoper, voorzieningenrechter, en op 23 februari 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van R.I. ten Cate, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.