”De kortingspercentages die de verkoper in de onderscheiden gevallen mag verlenen, worden opgenomen in de bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur te stellen regels. De kortingspercentages zullen niet cumulatief worden toegepast. Kortingen mogen alleen worden toegepast in de vorm van een verlaging van de vaste prijs met het toegestane percentage. Kortingen in de vorm van verstrekkingen in natura, zoals gratis boeken of muziekuitgaven, cadeaubonnen of andere voorwerpen die de eindafnemer een op geld waardeerbaar voordeel opleveren, is niet beoogd, tenzij in de algemene maatregel van bestuur hiervoor een regeling is getroffen.” (MvT, TK 2003-2004, 28 652, nr. 9, p. 25).
2.11 Niet kan worden ontkend dat de aanschaf van het betreffende boek de koper een op geld waardeerbaar voordeel oplevert in de vorm van de cadeaubon. Gelet op het vorenstaande is er dan ook sprake van het verstrekken van een korting. De enige toelaatbare korting op de vaste prijs uit artikel 13 Wvbp waaronder de cadeaubon zou kunnen vallen is een collectieve promotie- of spaaractie, als genoemd in de aanhef en onder sub e van het desbetreffende artikel. De onderhavige actie kan niet worden aangemerkt als een spaaractie. Voorts kan slechts gesproken worden van een promotieactie als voldaan wordt aan de limitatieve opsomming van artikel 5 Bvbp. Reeds omdat eiseres geen rechtspersoon is wiens activiteiten volgens de statutaire doelstelling uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit de bevordering van de publieksaandacht voor boeken, kan van een promotieactie ook niet worden gesproken. Er kan derhalve niet gesproken worden van een op grond van de Wvbp toelaatbare korting op de vaste boekenprijs.
2.12 Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het betreffende boek onder de vaste prijs is verkocht, zodat sprake is van overtreding van artikel 6, eerste lid, eerste volzin, Wvbp. Verweerder was derhalve ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, Wvbp bevoegd een boete op te leggen.
2.13 Eiseres betoogt voorts dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd hoe hij tot vaststelling van de hoogte van de boete is gekomen. Zij vraagt zich af waarom verweerder niet is gekomen tot een boetebedrag van € 2.500,-- of € 5.000,--. De indruk bestaat dat het boetebedrag uit de lucht is gegrepen, aldus eiseres.
Voorts heeft verweerder bij de vaststelling van de hoogte onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, aldus eiseres. Zij voert hiertoe aan dat verweerder daarbij niet heeft betrokken het feit dat de uitgever heeft ingestemd met de actie noch het feit dat met de actie een maatschappelijk probleem, te weten obesitas, aan de orde wordt gesteld.
Tot slot heeft verweerder bij de vaststelling van de hoogte van de boete ten onrechte niet mee laten wegen in welke mate de overtreding de belangen doorkruist die de Wvbp beoogt te beschermen.
2.14 De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het opleggen van een boete ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, Wvbp een discretionaire bevoegdheid toekomt. De onderhavige bestuurlijke boete is aan te merken als punitieve sanctie. Artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) brengt mee, dat de rechter vol dient te toetsen of de hoogte van de opgelegde boete in redelijke verhouding staat tot de ernst en de verwijtbaarheid van de overtreding.
2.15 De rechtbank acht de criteria die verweerder heeft betrokken bij het bepalen van de hoogte van de boete niet onjuist. Het aantal verkochte boeken, het verstrekte kortingsbedrag per boek en bovenal het feit dat het boek ten tijde van de overtreding bovenaan de bestsellerlijsten stond zijn relevante omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van de boete. De door eiseres gestelde instemming van de uitgever met de actie en het gestelde doel van de actie, namelijk obesitas aan de orde stellen, zijn niet onderbouwd en kunnen reeds hierom niet in de beoordeling van de hoogte van de opgelegde boete worden betrokken. De rechtbank overweegt voorts dat het doel van de Wvbp, zo blijkt uit de Memorie van Toelichting (TK 2003-2004, 28.653, nr. 9, paragraaf 1) is, voorwaarden te scheppen waaronder in Nederland ook voor de langere termijn een breed en divers aanbod van boeken in het Nederlands en het Fries beschikbaar kan zijn via een geografisch ruim gespreid net van boekhandels met een groot en gevarieerd assortiment. Als een van de middelen om dat te bewerkstelligen is gekozen voor het vaststellen van boekenprijzen. Door deze vaste boekenprijs niet te hanteren wordt het belang dat de Wvbp beoogt te beschermen doorkruist. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde boete in redelijke verhouding staat tot de overtreding.
2.16 Eiseres betoogt voorts dat artikel 6 Wvbp in strijd is met het EG-verdrag (te weten artikelen 4, 28, 29 en 81 gelezen in samenhang met artikel 10), nu dit strijd oplevert met het beginsel van een open markteconomie en vrije mededinging. De Wvbp leidt voorts tot beïnvloeding van de handel tussen lidstaten, met name tussen Nederland en België, aldus eiseres.
2.17 Eiseres heeft niet gesteld dat er sprake is geweest van grensoverschrijdend verkeer van boeken en ook de rechtbank acht hier geen aanknopingspunten voor aanwezig. Reeds hierom treft het beroep van eiseres op het EG-Verdrag geen doel.
2.18 Tot slot betoogt eiseres dat de Wvbp kan leiden tot aantasting van de vrijheid van meningsuiting en dat deze derhalve in strijd is met artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 7 van de Grondwet, artikel 19 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Eiseres voert daartoe aan dat, door voor boeken een lagere prijs te hanteren of ze aantrekkelijker te maken door bij aankoop een cadeau te verstrekken, een groter publiek kan worden bereikt. Het bepalen van een vaste boekenprijs waar niet van mag worden afgeweken, verhindert het op deze wijze verspreiden van boeken onder een grotere groep mensen.
2.19 Uit de Memorie van Toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State (TK 2003-2004, 28.653, nr. 9, paragraaf 1) volgt dat het wetsvoorstel een cultuurpolitiek doel dient. De indieners hebben beoogd voorwaarden te scheppen waaronder in Nederland ook voor de langere termijn een breed en divers aanbod van boeken in het Nederlands en het Fries en van bladmuziek en muziekliteratuur beschikbaar kan zijn via een geografisch ruim gespreid net van boekhandels en muziekhandels met een groot en gevarieerd assortiment.
De rechtbank stelt, mede ook gelet op het doel van de wet, vast dat de Wvbp de mogelijkheid om een boek uit te brengen niet beperkt. De rechtbank volgt eiseres voorts niet in haar betoog dat het opleggen van een vaste prijs het verspreidingsrecht van boeken beperkt. Hierbij merkt de rechtbank op dat niet de overheid de hoogte van de prijs van het betreffende boek vaststelt, maar de uitgever zelf.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van inbreuk op de vrijheid van meningsuiting.
2.20 De eerst ter zitting aangevoerde grond dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten de cautie te geven toen zij informatie opvroeg bij eiseres, dient wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te blijven.
2.21 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.