ECLI:NL:RBHAA:2009:BI5082

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
147827-2008-2405
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een Haïtiaanse adoptie naar Nederlands recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 februari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot erkenning van een adoptie naar Haïtiaans recht en de omzetting daarvan naar een sterke adoptie naar Nederlands recht. Verzoekster, een Nederlandse vrouw, had in Haïti een minderjarige geadopteerd, maar de adoptie was een zwakke adoptie volgens Haïtiaans recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptieprocedure in Haïti correct was doorlopen en dat de biologische ouders van de minderjarige hadden ingestemd met de adoptie. De rechtbank oordeelde dat verzoekster een gerechtvaardigd belang had bij de erkenning van de adoptie, maar dat er onvoldoende duidelijkheid was over de vereisten voor de omzetting naar Nederlands recht. De rechtbank hield het verzoek tot omzetting aan, omdat de instemming van de biologische ouders met de verbreking van de familierechtelijke betrekkingen ontbrak. De rechtbank heeft verzoekster de gelegenheid gegeven om een verklaring van de biologische ouders in te dienen. De beslissing tot erkenning van de Haïtiaanse adoptie werd wel erkend, maar de omzetting naar Nederlands recht werd aangehouden. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma voortgezet naar een latere datum.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
erkenning adoptie alsmede omzetting naar Nederlands recht
zaak-/rekestnr.: 147827/2008-2405
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 19 februari 2009
gegeven op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. M. Bootsma, kantoorhoudende te Haarlem,
strekkende tot erkenning van een buitenlandse adoptie van de minderjarige:
[naam minderjarige],
oorspronkelijk genaamd [naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [plaats], Haïti.
1 Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 2 juli 2008 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift, met bijlagen.
1.2 Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 22 januari 2009 in aanwezigheid van verzoekster, bijgestaan door haar advocaat, en de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door mevrouw O. Hommes.
2 De vaststaande feiten
2.1 Verzoekster is op [geboortedatum] 1974 geboren te [plaats] en heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.2 Verzoekster heeft geen beginseltoestemming gevraagd bij het ministerie van justitie om een buitenlands kind te mogen adopteren.
2.3 Volgens het “Extrait des Registres des Actes de Naissance”, afgegeven in het jaar 2003 en genummerd No. [nummer], heeft [naam] zijn zoon [naam minderjarige] op [datum] 2003 aangegeven en daarbij verklaard dat hij geboren is op [datum] 2002.
2.4 Blijkens een “Acte de Naissance” afgegeven in het jaar 2003 en genummerd [nummer], is op [datum] 2002 in [plaats] te Haïti als zoon van [naam vader] en [naam moeder] geboren het thans nog minderjarige kind genaamd [naam minderjarige].
2.5 Uit het uittreksel van de griffie van het “Tribunal de Paix” te Croix des Missions van 19 mei 2006, genummerd [nummer], blijkt dat de biologische ouders van de minderjarige hebben ingestemd met de adoptie van hun kind naar Haïtiaans recht door verzoekster.
2.6 Het ministerie van Sociale Zaken in Haïti heeft vervolgens op 27 juli 2006 een adoptievergunning, genummerd Dossier No. [nummer], verleend op basis van een onderzoek uitgevoerd door het instituut voor maatschappelijk welzijn en onderzoek.
2.7 Bij “Extraits des Minutes de Greffe du Tribunal Civil de Port-au-Prince”, van
11 augustus 2006, is het proces-verbaal van adoptie naar Haïtiaans recht bekrachtigd. Hierbij is de adoptie van voornoemde minderjarige door verzoekster naar het recht van Haïti uitgesproken.
2.8 Sedert de adoptie naar Haïtiaans recht is de minderjarige ook wel genaamd:
- [naam minderjarige];
Hieruit blijkt dat bij voormelde uitspraak van 11 augustus 2006 aan voornoemde minderjarige werd toegestaan om de familienaam van verzoekster aan zijn naam toe te voegen.
2.9 De minderjarige is het eerste kind tot wie verzoekster in familierechtelijke betrekking komt te staan.
2.10 De minderjarige woont – blijkens het overgelegde uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente [plaats] – sedert 26 maart 2007 aan het adres van verzoekster in Nederland en wordt aldaar door verzoekster opgevoed.
2.11 De minderjarige heeft een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
2.12 De Raad voor de Kinderbescherming ondersteunt het verzoek tot erkenning.
2.13 De raadsvrouw heeft ter zitting het verzoek aangevuld in die zin dat tevens verzocht wordt de zwakke adoptie naar Haïtiaans recht om te zetten in een sterke adoptie naar Nederlands recht.
3 Beoordeling van het verzoek
Ten aanzien van de procedure
3.1 Ter zitting heeft verzoekster uiteengezet hoe de adoptieprocedure in Haïti is verlopen. Zij heeft daarbij naar voren gebracht dat zij ten tijde van haar verblijf in Haïti de minderjarige al heeft verzorgd en opgevoed uit hoofde van haar werk als verpleegkundige in het kinderdorp aldaar. Vanaf april 2006 heeft de minderjarige in Haïti bij verzoekster in huis gewoond. Met de biologische ouders van de minderjarige is in Haïti besproken dat verzoekster hem mee zou nemen naar Nederland om hem daar te verzorgen en op te voeden. Zij hebben daartoe een afstandsverklaring getekend. Hoewel verzoekster nog contact heeft met de biologische ouders van de minderjarige is zij van mening dat de minderjarige thans en in de toekomst niets meer van zijn ouders in hun hoedanigheid van ouders te verwachten heeft. De minderjarige heeft geen band met zijn biologische ouders. Ten aanzien van de naam van de minderjarige merkt verzoekster op dat [geslachtsnaam] gespeld dient te worden met een accent aigu op de ‘e’.
Ten aanzien van het wettelijke kader
3.2 Op het verzoek is van toepassing de Wet conflictenrecht adoptie (Wet van 3 juli 2003, houdende een regeling van het conflictenrecht inzake adoptie en erkenning van buitenlandse adopties, Staatsblad 2003, 283, hierna te noemen: de WCAd), welke wet met ingang van 1 januari 2004 in werking is getreden.
3.3 Uit het “Extraits des Minutes de Greffe du Tribunal Civil de Port-au-Prince”, van
11 augustus 2006, blijkt dat de minderjarige naar het recht van Haïti is geadopteerd. Deze beslissing zou moeten voldoen aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in artikel 6 lid 1 WCAd. Artikel 6 WCAd bevat het erkenningsregime voor adopties waarin betrokkenen hun gewone verblijfplaats ten tijde van de adoptie buiten Nederland hadden. Nu verzoekster en de minderjarige ten tijde van de adoptie in Haïti woonachtig waren, is dit artikel van toepassing.
Ten aanzien van het verzoek tot erkenning
3.4 Het verzoek strekt tot afgifte van een verklaring voor recht, die inhoudt dat de beslissing tot adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning van de WCAd.
3.5 De rechtbank stelt vast dat de beslissing zoals vervat in het overgelegde stuk “Extraits des Minutes de Greffe du Tribunal Civil de Port-au-Prince” van 11 augustus 2006 voldoet aan de voorwaarden van erkenning als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de WCAd.
Ten aanzien van het verzoek tot omzetting van de adoptie naar het recht van Haïti in een adoptie naar Nederlands recht
3.6 Verzoekster heeft ter zitting haar verzoek aangevuld en verzocht de zwakke adoptie naar Haïtiaans recht om te zetten in een sterke adoptie naar Nederlands recht. Daartoe is aangevoerd dat de adoptie naar het recht van Haïti niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en zijn verwanten worden verbroken. Verzoekster stelt belang te hebben bij deze omzetting, aangezien de minderjarige eerst na omzetting van rechtswege de Nederlandse nationaliteit zal krijgen.
3.7 Artikel 8 lid 2 van de WCAd bepaalt dat ingeval de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet het gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, de adoptie in Nederland ook dat gevolg mist.
3.8 Artikel 9 WCAd bepaalt dat in het in artikel 8, tweede lid, bedoelde geval een verzoek tot omzetting in een adoptie naar Nederlands recht kan worden ingediend, indien het kind in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft en daar voor permanent verblijf bij de adoptieouder(s) is toegelaten.
3.9 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoekster een gerechtvaardigd belang bij indiening van het verzoek. De rechtbank acht het verzoek vooralsnog niet voor toewijzing vatbaar. De minderjarige heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland en beschikt over een geldige verblijfsvergunning tot [datum] met als doel “gezinshereniging”. Hoewel aan de minderjarige een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, is naar het oordeel van de rechtbank daarmee aan de minderjarige en verzoekster mede de mogelijkheid geboden de adoptieprocedure in Nederland en naar Nederlands recht in gang te zetten, waarna vervolgens alle daaraan verbonden gevolgen, waaronder in casu voor de minderjarige de mogelijkheid van verkrijging van het Nederlanderschap en recht op permanent verblijf in Nederland, intreden. De verblijfsvergunning strekt aldus feitelijk tot toelating voor permanent verblijf in Nederland. In zoverre is voldaan aan de vereisten van artikel 9 WCAd.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenwel onvoldoende duidelijk geworden of aan de overige vereisten voor omzetting van de zwakke adoptie naar Haïtiaans recht naar een adoptie naar Nederlands recht is voldaan. De rechtbank verwijst daartoe naar artikel 3, tweede lid, van voornoemde wet dat van overeenkomstige toepassing is op de toestemming van de ouders wier toestemming tot de adoptie vereist was.
Het verzoek dienaangaande zal daarom worden aangehouden nu de instemming van de biologische ouders aangaande de verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en zijn biologische ouders, ontbreekt.
De rechtbank zal de advocaat alsnog in de gelegenheid stellen een verklaring van de ouders hieromtrent in het geding te brengen.
Ten aanzien van de naam
3.10 Aangezien de voornaam dan wel de voornamen en de geslachtsnaam van een natuurlijk kind worden bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit draagt, in casu de Haïtiaanse, moeten deze namen hier te lande worden geëerbiedigd, althans totdat de adoptiebeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.11 Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de oorspronkelijke geslachtsnaam van de minderjarige wisselend wordt gespeld als [naam] en [naam]. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat deze naam geschreven dient te worden met een accent aigu op de ‘e’. Nu deze schrijfwijze zowel uit de ‘Acte de Naissance’ als uit het verblijfsdocument van de minderjarige blijkt, komt het de rechtbank niet onaannemelijk voor dat de oorspronkelijke geslachtsnaam [naam] dient te luiden.
4 Beslissing
De rechtbank:
4.1 Stelt vast dat op [datum] 2002 te [plaats] uit [naam moeder] is geboren een kind van het mannelijk geslacht, aan welk kind is gegeven de geslachtsnaam [naam] en de voornamen [namen].
4.2 Verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing zoals vervat in het overgelegde stuk “Extraits des Minutes de Greffe du Tribunal Civil de Port-au-Prince” van 11 augustus 2006, tot de adoptie naar het recht van Haïti van voornoemde minderjarige:
[naam minderjarige],
oorspronkelijk genaamd [naam minderjarige],
geboren op [datum] 2002 te [plaats], Haïti.
4.3 Verstaat dat de namen van de minderjarige naar Nederlands recht zullen (blijven) luiden: “[naam minderjarige]”.
4.4 Houdt aan de beslissing tot omzetting van een zwakke adoptie naar het recht van Haïti in een sterke adoptie naar Nederlands recht.
4.5 Bepaalt de voortzetting van de behandeling ter terechtzitting op 16 april 2009 PRO FORMA.
4.6 Verzoekt mr. M. Bootsma een verklaring van de biologische ouders aan de rechtbank te overleggen conform rechtsoverweging 3.9.
4.7 Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk op 9 april 2009 door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, voorzitter tevens kinderrechter en mrs. A.M. Ayal en M. Flipse, leden van deze kamer, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van R.C.M. Gerritsen-Martens, griffier, op 19 februari 2009.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.