ECLI:NL:RBHAA:2009:BI6316

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740397-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Muijden
  • A. van Mierlo
  • J. Kos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door verdachte met gemeen gevaar voor goederen en personen

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 16 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. De verdachte heeft op 7 maart 2008 in Heemskerk en op 31 maart 2008 in Beverwijk brand gesticht door brandende proppen papier onder geparkeerde auto’s te gooien. Door deze handelingen is gemeen gevaar voor goederen ontstaan, en bij de laatste brand zelfs gevaar voor de bewoners van een nabijgelegen flatgebouw. De deskundigen waren verdeeld over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, maar kwamen overeen dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft, rekening houdend met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor brandstichting en de ineffectiviteit van eerdere behandelingen, besloten om de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een klinische behandeling en heeft voorwaarden gesteld aan zijn gedrag, waaronder het zich houden aan afspraken met de reclassering en het niet verlaten van Nederland. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoedingen te betalen aan de benadeelde partijen, met een schadevergoedingsmaatregel voor het geval van niet-betaling. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak en heeft de uitspraak gedaan na een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740397-08
Uitspraakdatum: 16 april 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 april 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 maart 2008 te Heemskerk opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een of meer personenauto's (merk Mitsubishi, type Carisma en/of merk Daihatsu, type Sirion), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een (brandende) aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een stuk(je) en/of prop(je) papier, althans met (een) brandbare stof(fen) en/of vervolgens voornoemd stuk(je) en/of prop(je) (brandend) papier onder één personenauto (te weten Mitsubishi, type Carisma) gegooid, ten gevolge waarvan voornoemde personenauto en/of een hiernaast geparkeerde personenauto (merk Daihatsu), getekend geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde auto en/of (overige) in de (nabije) omgeving geparkeerd staande auto's en/of voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van een of meer flatgebouwen en/of woningen in de (nabije) omgeving van voornoemde auto, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2008 tot en met 1 april 2008 te Beverwijk opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een of meer personenauto's (merk Rover en/of Nissan Sunny en/of Peugeot en/of Opel Corsa), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker en/of lucifer, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een of meer proppen) papier, althans met (een) brandbare stof(fen) en/of vervolgens deze brandende prop(pen) papier onder een personenauto (merk Opel Corsa) gegooid ten gevolge waarvan voornoemde personenauto en/of andere in de (dichte) nabijheid geparkeerde personenauto('s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde personenauto's en/of een of meer andere in de nabijheid geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van de zich in nabijheid van voornoemde auto's bevindende woningen en/of gebouwen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 03 februari 2008 te Beverwijk opzettelijk brand heeft gesticht in/nabij een container (welke gestald stond op de Belgielaan), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de inhoud van een asbak (met hierin een brandende en/of smeulende sigaret(tenpeuk), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de inhoud van voornoemde container, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (de inhoud van) voornoemde container geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde container en/of de zich in de nabijheid van de container bevindende basisschool, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten en heeft gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd dat als volgt zal worden beslist:
- vordering [benadeelde partij 1]: toewijzing van € 150,00 (eigen risico) met daaraan verbonden de
schadevergoedingmaatregel en niet ontvankelijk verklaring voor het overige;
- vordering [benadeelde partij 2]: toewijzing van € 443,41 (benzinekosten, kosten door gemiste dag werk en niet door de
verzekering vergoede schade) met daaraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel en niet ontvankelijk verklaring voor het overige;
- vordering [benadeelde partij 3]: niet ontvankelijk verklaring, aangezien de vordering niet is onderbouwd.
4. Bewijs
4.1 Vrijspraak
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder 3. ten laste is gelegd en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier geen wettige bewijsmiddelen bevat, waaruit de rechtbank de overtuiging kan bekomen dat verdachte in de nacht van 3 februari 2008 op enigerlei wijze open vuur in aanraking heeft gebracht met de inhoud van een op de Belgiëlaan te Beverwijk staande afvalcontainer, noch dat verdachte op andere wijze opzettelijk de brand zou hebben veroorzaakt die op de genoemde dag in die container heeft gewoed. Immers, het dossier bevat, naast ontkennende verklaringen van verdachte zelf, slechts een proces-verbaal van bevindingen van agent van politie [verbalisant 1] (p. 399), die relateert dat hij op 3 februari 2008 omstreeks 02.18 uur waarnam dat het afval in genoemde container in brand stond, alsmede een verklaring van de ex-vriendin van verdachte [getuige 1] (rc verklaring d.d. 20 oktober 2008), inhoudende dat verdachte die nacht rond 01.30 - 02.00 uur een stofzuiger heeft weggegooid in de bewuste container. Hieruit kan niet worden geconcludeerd dat het verdachte is geweest, die de brand in de container heeft aangestoken.
4.2 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten op grond van de redengevende feiten en omstandigheden die zijn vervat in de navolgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1:
de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik heb op 7 maart 2008 een prop papier aangestoken met een aansteker en de brandende prop vervolgens onder een personenauto gegooid, die op de Garonnestraat te Heemskerk geparkeerd stond.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 7 maart 2008 (dossierpagina 257-258), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat de personenauto van aangever, merk Mitsubishi type Carisma, welke in de nacht van 6 op 7 maart 2008 stond geparkeerd op de Garonnestraat te Heemskerk, geheel is uitgebrand.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] d.d. 7 maart 2008 (dossierpagina 259-260), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat de personenauto van aangeefster, merk Daihatsu type Sirion, welke in de nacht van 6 op 7 maart 2008 stond geparkeerd op de Garonnestraat te Heemskerk, is uitgebrand.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2008 (dossierpagina 263-264), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat verbalisanten op 7 maart 2008 omstreeks 03.11 uur zagen dat de gehele achterzijde van een Mitsubishi Carisma, welke op de Garonnestraat te Heemskerk geparkeerd stond, brandde, dat de vlammen oversloegen op de rechts naast deze auto geparkeerde Daihatsu Sirion en dat laatstgenoemde auto ook vlam vatte.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de bevelvoerder van de brandweer [getuige 2] d.d. 7 april 2008 (dossierpagina 282-283), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat deze getuige op 7 maart 2008 omstreeks 03.22 uur zag dat twee op de Garonnestraat te Heemskerk geparkeerde auto’s in brand stonden, nadat de brand was ontstaan in een rode Mitsubishi en was overgeslagen naar de rechts daarnaast staande Daihatsu. Ten gevolge van de brand was gemeen gevaar voor goederen ontstaan.
een schriftelijk stuk bevattende fotografische afbeeldingen (dossierpagina 273), waarop is te zien dat een personenauto volledig is uitgebrand en een rechts daarnaast geparkeerde auto deels is verbrand en dat in de nabije omgeving van de beide auto’s die (gedeeltelijk) zijn uitgebrand meer auto’s geparkeerd stonden.
ten aanzien van feit 2:
de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik heb in de nacht van 31 maart 2008 op 1 april 2008 twee of drie kleine proppen papier tot één grote prop gemaakt en deze aangestoken met een aansteker. Ik heb deze brandende prop vervolgens onder een auto gegooid, die geparkeerd stond op de Waalstraat te Beverwijk. Het zou kunnen dat dit na middernacht, dus op 1 april 2008, was zoals ik op 12 mei 2008 heb verklaard.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] d.d. 2 april 2008 (dossierpagina 320-322), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat de personenauto van aangever, merk Opel type Corsa, die in de nacht van 31 maart 2008 op 1 april 2008 stond geparkeerd op de Waalstraat te Beverwijk, geheel is uitgebrand.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] d.d. 2 april 2008 (dossierpagina 324-325), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat de personenauto van aangever, merk Rover, die in de nacht van 31 maart 2008 op 1 april 2008 stond geparkeerd op de Waalstraat te Beverwijk, gedeeltelijk is uitgebrand.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] d.d. 1 april 2008 (dossierpagina 326-327), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat de personenauto van aangever, merk Nissan, type Sunny, die in de nacht van 31 maart 2008 op 1 april 2008 stond geparkeerd op de Waalstraat te Beverwijk, geheel is uitgebrand.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 6] d.d. 1 april 2008 (dossierpagina 328-329), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat personenauto van aangever, merk Peugeot, die in de nacht van 31 maart 2008 op 1 april 2008 stond geparkeerd op de Waalstraat te Beverwijk, geheel is uitgebrand.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 7] d.d. 15 april 2008 (dossierpagina 330-331), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat ten gevolge van de brand van 1 april 2008 twee thermopane ramen en vier schuurramen van de flat aan de Waalstraat te Beverwijk, toebehorende aan Pré Wonen B.V., zijn gebarsten.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van brandonderzoek (dossierpagina 340-361), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - dat door de op 1 april 2008 te 02.44 uur gemelde brand op de Waalstraat te Beverwijk (relatief) lichte brandschade was ontstaan aan een Nissan, merk Sunny, en aan een Rover en dat de zwaarste brandschade was ontstaan aan een Opel, type Corsa, en aan een Peugeot. Het wordt waarschijnlijk geacht dat de brand zijn oorzaak had op of nabij het linkerachterwiel van de Opel Corsa. In of nabij de vermoedelijke brandhaard werden geen omstandigheden aangetroffen die een brand door een technische oorzaak heeft kunnen doen ontstaan.
Alle genoemde personenauto’s stonden met de voorzijde geparkeerd in de richting van de nabijgelegen portiekflat. De gemeten afstand tussen de neus van de Opel en de gevelmuur van de portiekflat betrof 3.90 meter. De hoogte, gemeten vanaf de grond tot aan het raam van de woning op de eerste etage, betrof 2.30 meter. In de gevelmuur, op de begane grond, waren ramen gesitueerd van de kelderboxen. In de ramen van de woningen op de eerste etage en in een kelderboxruit, beide ter hoogte van de Opel, werden barsten als gevolg van hitte-inwerking waargenomen.
Door de brand is gemeen gevaar voor goederen en personen ontstaan.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de bevelvoerder van de brandweer [getuige 3] d.d. 8 april 2008 (dossierpagina 362-363), onder meer inhoudende - dat deze getuige op 1 april 2008 omstreeks 02.44 uur zag dat twee in de Waalstraat te Beverwijk geparkeerde auto’s volledig in brand stonden en dat twee links en rechts daarnaast geparkeerde auto’s aan de zijkanten brandden. Deze getuige zag dat de kolom vuur en de vlammen ongeveer drie tot vier [de rechtbank begrijpt: meter] hoog waren en tegen de ramen van de flats “aanlikten”. De getuige heeft bij het ter plaatse komen de brand van twee zijden laten bestrijden en heeft direkt een scherm van water laten maken tussen de flatwoningen en de brand. Daarmee was het gevaar voor overslag naar de woningen voorkomen. Er is volgens de getuige zeker gemeen gevaar voor goederen en personen aanwezig geweest. De getuige zag namelijk ook dat er ramen op de eerste verdieping van de woning door de hitte waren gebarsten.
4.3 Bewijsoverweging
Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde feit heeft verdachte ter terechtzitting verklaard, dat hoewel hij in de nacht van 31 maart op 1 april 2008 een brandende prop papier onder een op de Waalstraat te Beverwijk geparkeerde auto heeft gegooid, hij er niet van overtuigd is dat de later ontstane brand aan zijn handelen is te wijten. Verdachte heeft als onderbouwing aangevoerd dat hij de brandende prop onder de voorkant van een auto heeft gegooid, terwijl de brand bij het linkerachterwiel is ontstaan en dat hij al in bed lag op het moment dat de brand is ontstaan, zodat dat hoe dan ook niet het gevolg kan zijn geweest van ‘zijn’ brandende prop papier. Verder is blijkens het dossier waargenomen dat een persoon is weggerend van de brand, wiens signalement niet met verdachte overeenkomt.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Tijdens de kort na zijn arrestatie in mei 2008 afgenomen verhoren bij de politie heeft verdachte verklaard niet zeker te weten waar hij de brandende prop papier precies onder de auto had gegooid. In aanmerking genomen het korte tijdsverloop tussen de autobrand en deze verklaring, hecht de rechtbank aan deze verklaring meer waarde dan aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij zeker weet dat hij de prop onder de voorkant van een auto heeft gegooid. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank niet (meer) worden vastgesteld op welke plaats verdachte het brandende materiaal onder de auto heeft gegooid. Daar komt bij dat er blijkens verdachtes verklaringen in de nacht van 31 maart op 1 april 2008 behoorlijk wat wind stond, zodat hoe dan ook niet uitgesloten kan worden dat de brandende prop, waar deze ook door verdachte onder de auto is gegooid, door de wind naar de achterkant van de auto is geblazen, waar de brand waarschijnlijk is ontstaan.
Vastgesteld kan worden dat verdachte brandend materiaal heeft gegooid onder een voor een flatgebouw geparkeerd staande auto en dat diezelfde avond aan de aldaar geparkeerde auto’s brand is ontstaan. Voor het ontstaan van deze brand is geen technische oorzaak aannemelijk geworden. Met betrekking tot het tijdstip van het ontstaan van de brand, te weten tussen 02.30 en 03.00 uur ’s nachts, acht de rechtbank van belang de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat het mogelijk is dat hij de brandende prop na middernacht onder een auto heeft gegooid. Dit is in lijn met de door verdachte op 12 mei 2008 tegenover de politie afgelegde verklaring (dossierpagina 387-391). De rechtbank ziet onder deze omstandigheden niet in dat het feit dat verdachte reeds in bed lag op het moment dat de brand aan de auto’s ontstond en woedde, zou uitsluiten dat de brand het directe gevolg is geweest van het handelen van verdachte. Dit door verdachte gevoerde verweer slaagt dan ook niet.
Al het vorenstaande in aanmerking genomen kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de brand aan de auto’s is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De rechtbank heeft bij dat oordeel tenslotte betrokken dat verdachte op 7 maart 2008, naar hij heeft bekend, eveneens een autobrand heeft veroorzaakt door een brandende prop papier onder een geparkeerde auto te gooien. Ook op 7 maart 2008 heeft verdachte overigens geen acht meer geslagen op de mogelijke gevolgen van zijn handelen en heeft hij het ontstaan van brand aan de auto’s niet afgewacht, maar is hij weggelopen nog voordat die brand daadwerkelijk was ontstaan.
Het feit dat door getuigen zou zijn waargenomen dat een (ander) persoon van de brand is weggelopen, doet aan het bovenstaande niet af, temeer niet omdat de getuigen enkel hebben gezien dat die persoon zich heeft opgehouden in de omgeving van de brand en het dossier overigens geen aanknopingspunt biedt voor de veronderstelling dat deze, niet bekend geworden, persoon iets met het ontstaan van de brand van doen zou hebben.
Hoewel verdachte heeft verklaard nooit daadwerkelijk het opzet te hebben gehad op het stichten van brand en zijn handelen slechts een roep om aandacht is geweest, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn handelen op 7 maart 2008 en 1 april 2008, namelijk door brandende proppen papier onder auto’s te gooien en vervolgens weg te lopen zonder te controleren wat daarvan de gevolgen zouden zijn, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat brand zou ontstaan, welk gevaar zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
hij op 7 maart 2008 te Heemskerk opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto, merk Mitsubishi, type Carisma, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met een prop papier en vervolgens voornoemde prop brandend papier onder die personenauto gegooid, ten gevolge waarvan voornoemde personenauto en een hiernaast geparkeerde personenauto, merk Daihatsu, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde auto’s en overige in de nabije omgeving geparkeerd staande auto's te duchten was;
2.
hij in de periode van 31 maart 2008 tot en met 1 april 2008 te Beverwijk opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto, merk Opel Corsa, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met een prop papier en vervolgens deze brandende prop papier onder die personenauto gegooid ten gevolge waarvan voornoemde personenauto en andere in de nabijheid geparkeerde personenauto's geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde auto’s en andere in de nabijheid geparkeerde personenauto’s en gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van de zich in nabijheid van voornoemde auto's bevindende woningen en/of gebouwen, te duchten was.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde is strafbaar en levert op:
1.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
de eendaadse samenloop van
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de op te leggen straf of maatregel
Bij de beslissing over de straf of maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van
- het vanwege Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem (hierna: de reclassering) uitgebrachte voorlichtingsrapport
van 3 juli 2008;
- het vanwege de reclassering uitgebrachte aanvullend voorlichtingsrapport van 16 oktober 2008;
- het vanwege de reclassering uitgebrachte maatregelrapport van 29 januari 2009;
- het vanwege het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) door D. Breuker
uitgebrachte rapport betreffende psychologisch onderzoek van 25 september 2008;
- het vanwege het NIFP door F.B. van der Wurff uitgebrachte rapport betreffende psychiatrisch onderzoek van 5 oktober 2008;
- het door H.E. Sanders uitgebrachte rapport betreffende psychiatrisch onderzoek van 23 maart 2009 en
- het door C. de Ruiter uitgebrachte rapport betreffende psychologisch onderzoek van 31 maart 2009.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een maand tijd twee maal schuldig gemaakt aan brandstichting in de nachtelijke uren te Beverwijk en Heemskerk, door brandende proppen papier onder geparkeerde personenauto’s te gooien, waardoor telkens meerdere auto’s in brand zijn gevlogen. Door beide branden is gemeen gevaar voor goederen ontstaan en door de laatste brand is zelfs gevaar ontstaan voor de bewoners van het naastgelegen flatgebouw doordat de metershoge vlammen tegen de ramen van deze flat “aanlikten”. Slechts door tijdig en daadkrachtig ingrijpen van de brandweer is verdere schade voorkomen. Dit toont reeds aan dat brandstichting vanwege de ernstige en onvoorspelbare gevolgen die met brand gepaard kunnen gaan een ernstig delict betreft. Tevens is door het handelen van verdachte aanzienlijke financiële schade toegebracht aan de eigenaren van de uitgebrande personenauto’s.
Deskundigenrapportages
Hoewel de precieze diagnoses van bovengenoemde deskundigen uiteenlopen, zijn de deskundigen het er in grote lijnen over eens dat ten aanzien van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en ook thans nog sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Daarnaast lijkt sprake te zijn van een ziekelijke stoornis in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO. De deskundigen verschillen van mening over de mate waarin het tenlastegelegde aan verdachte kan worden toegerekend, maar zijn het er wel over eens dat verdachte enigermate verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank onderschrijft voornoemde conclusies en maakt deze tot de hare.
Door de deskundigen Breuker, Van der Wurff en De Ruiter wordt gerapporteerd dat het gaat om een ernstige stoornis, dat er een (aanzienlijke) kans op herhaling aanwezig is indien verdachte niet de benodigde behandeling en begeleiding krijgt opgelegd en dat verdachte intensiever dan voorheen, thans in een klinische setting, behandeld moet worden, welke behandeling zal moeten worden gevolgd door een langdurig (dagklinisch) begeleidingstraject. Door deze deskundigen is dan ook geadviseerd verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Maatregel
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op het feit dat verdachte in het verleden reeds eerder wegens brandstichting is veroordeeld en dat de daarop gevolgde ambulante behandeling bij de Waag hem er kennelijk niet van heeft weerhouden wederom branden te stichten, acht de rechtbank oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden geïndiceerd, met als uitgangspunt de in het maatregelrapport opgenomen voorwaarden, tot de naleving waarvan verdachte zich bereid heeft verklaard. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen dat de aldaar aanwezige deskundige De Ruiter het aangewezen acht dat de klinische opname van verdachte niet langer behoort te duren dan strikt noodzakelijk, naar verwachting gedurende een periode van enige maanden, waarna verdachte reeds op dagklinische basis (psychische) begeleiding zal kunnen en moeten krijgen.
7. Vorderingen benadeelde partijen
7.1 Vordering [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2. tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 150,00, te weten het eigen risico, eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2. bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2. bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe­dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 150,00.
7.2 Vordering [benadeelte partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.407,41 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2. tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 200,00, te weten het eigen risico en een bedrag van € 50,00 voor de op 31 maart 2008 te Papendrecht getankte benzine, eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2. bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2. bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe­dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 200,00.
7.3 Vordering [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2. tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de benadeelde partij in de vordering niet zal kunnen worden ontvangen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 37a, 38, 38a, 55, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3. is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Gelast de terbeschikkingstelling van verdachte voor de duur van twee jaren en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende zijn gedrag:
- verdachte zal zich onthouden van het plegen van strafbare feiten;
- verdachte zal zich houden aan de afspraken met en aanwijzingen van de reclassering;
- verdachte zal zich niet buiten de Nederlandse landsgrenzen begeven;
- verdachte zal bij aanvang van de terbeschikkingstelling een recente pasfoto aan de reclassering overhandigen;
- verdachte zal zijn woonruimte opzeggen;
- verdachte zal een klinische behandeling ondergaan bij de FPA te Heiloo en zal zich daarbij begeleidbaar opstellen.
Verdachte zal zich gedragen naar de aanwijzingen van de behandelaar en zal zich conformeren aan het opgestelde
behandelingsplan. Verdachte zal open zijn en zijn behandelaars informeren over zijn contacten, in het bijzonder met
vrouwen en familie. Verdachte zal het laten weten, indien risicovolle situaties ontstaan betreffende het aangaan van
relaties;
- verdachte zal de behandeling, inclusief het nazorgtraject, niet voortijdig beëindigen;
- verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het wonen in een begeleide woonvorm, indien tijdens de behandeling mocht
blijken dat dit geïndiceerd is. Verdachte zal zich daarbij begeleidbaar opstellen en de begeleiding niet voortijdig beëindigen;
- verdachte zal meewerken aan controles op middelengebruik, indien daarom door zijn behandelaars of door de
reclassering wordt verzocht;
- verdachte zal inzicht geven in zijn financiën. Verdachte zal open staan voor begeleiding bij en controle op zijn financiën en
zal meewerken aan budgetbeheer.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor­deelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer benaldeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 150,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] geleden schade tot een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro) en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij 2], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor­deelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 200,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Muijden, voorzitter,
mrs. Van Mierlo en Kos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Mos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 april 2009.