ECLI:NL:RBHAA:2009:BI6911
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. Guinau
- Rechtspraak.nl
Intrekking van jachtakte op basis van overtredingen van de Flora- en faunawet en betrokkenheid bij geweldsdelicten
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 mei 2009 uitspraak gedaan over de intrekking van de jachtakte van eiser. De korpschef van de regiopolitie Kennemerland had de jachtakte ingetrokken op basis van processen-verbaal die betrekking hadden op de betrokkenheid van eiser bij openlijke geweldpleging. Eiser had beroep ingesteld tegen deze intrekking, maar de rechtbank oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 41 van de Flora- en faunawet een jachtakte kan worden ingetrokken indien de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie, of indien er aanwijzingen zijn dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd aan de houder. De rechtbank concludeerde dat de korpschef op basis van de beschikbare informatie, waaronder de processen-verbaal, terecht had geoordeeld dat eiser niet langer te vertrouwen was met betrekking tot het voorhanden hebben van wapens en munitie.
Eiser betwistte de intrekking van zijn jachtakte en voerde aan dat hij geen rechtsregels had overtreden en dat hij onschuldig moest worden geacht totdat het tegendeel was bewezen. Hij stelde ook dat hij niet betrokken was bij de vechtpartij en dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn jachtakte niet zou worden ingetrokken, omdat deze na het incident in 2007 was verlengd. De rechtbank oordeelde echter dat de korpschef zich op basis van de processen-verbaal in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat eiser niet langer te vertrouwen was. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat de verlenging van de jachtakte hem gerechtvaardigd vertrouwen gaf dat deze niet zou worden ingetrokken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.