ECLI:NL:RBHAA:2009:BI6911

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 4520
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van jachtakte op basis van overtredingen van de Flora- en faunawet en betrokkenheid bij geweldsdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 mei 2009 uitspraak gedaan over de intrekking van de jachtakte van eiser. De korpschef van de regiopolitie Kennemerland had de jachtakte ingetrokken op basis van processen-verbaal die betrekking hadden op de betrokkenheid van eiser bij openlijke geweldpleging. Eiser had beroep ingesteld tegen deze intrekking, maar de rechtbank oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 41 van de Flora- en faunawet een jachtakte kan worden ingetrokken indien de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie, of indien er aanwijzingen zijn dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd aan de houder. De rechtbank concludeerde dat de korpschef op basis van de beschikbare informatie, waaronder de processen-verbaal, terecht had geoordeeld dat eiser niet langer te vertrouwen was met betrekking tot het voorhanden hebben van wapens en munitie.

Eiser betwistte de intrekking van zijn jachtakte en voerde aan dat hij geen rechtsregels had overtreden en dat hij onschuldig moest worden geacht totdat het tegendeel was bewezen. Hij stelde ook dat hij niet betrokken was bij de vechtpartij en dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn jachtakte niet zou worden ingetrokken, omdat deze na het incident in 2007 was verlengd. De rechtbank oordeelde echter dat de korpschef zich op basis van de processen-verbaal in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat eiser niet langer te vertrouwen was. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat de verlenging van de jachtakte hem gerechtvaardigd vertrouwen gaf dat deze niet zou worden ingetrokken.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 / 4520
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2009
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem,
tegen:
de minister van Justitie,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2007 heeft de korpschef van de regiopolitie Kennemerland de aan eiser verleende jachtakte ingetrokken.
Bij besluit van 8 mei 2008 heeft verweerder het door eiser daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 10 juni 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 februari 2008. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Post, werkzaam bij het Ministerie van Justitie.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 41, eerste lid, aanhef en onder c, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw), voor zover thans van belang, wordt een jachtakte in ieder geval ingetrokken, indien de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie, dan wel van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of er anderszins aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd.
In bijzonder deel (B), paragraaf 1.2., onder Ad b., van de “circulaire wapens en munitie 2005” is vermeld dat hetgeen omtrent "het niet langer kunnen toevertrouwen" daarin is aangegeven, ook geldt bij de toepassing van de Flora- en faunawet.
Volgens paragraaf 1.1 zijn "het niet langer kunnen toevertrouwen" en de "vrees voor misbruik” twee verschillende omschrijvingen voor dezelfde situatie.
Volgens paragraaf 1.2, voor zover thans van belang, kan vrees voor misbruik blijken uit andere omtrent de aanvrager bekende feiten, waaronder processen-verbaal.
2.2 De korpschef heeft de jachtakte van eiser ingetrokken, omdat tegen eiser processen-verbaal (met nrs. PL1256/07-505009 en PL1256/07-014858) zijn opgemaakt ter zake van overtreding artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (openlijke geweldpleging tegen personen). Hieruit blijkt volgens de korpschef dat eiser op 3 februari 2007 betrokken was bij een vechtpartij te Uitgeest, waarbij een groep rechts-extremisten, waaronder eiser, en een andere groepering (AFA) betrokken waren. Tevens heeft de korpschef overwogen dat eiser een prominente rol vervult binnen de extreemrechtse groepering Blood and Honour, welke groepering het gebruik van geweld niet schuwt. De korpschef verbindt hieraan de conclusie dat eiser geldende regelgeving niet stipt naleeft en dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan appellant kan worden toevertrouwd. Verweerder heeft het administratief beroep ongegrond verklaard en het besluit gehandhaafd.
2.3 Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen. Eiser betoogt dat hij geen rechtsregels heeft overtreden en voor onschuldig moet worden gehouden totdat het tegendeel bewezen is. Verweerder had derhalve niet mogen overgaan tot het intrekken van de jachtakte. Eiser betwist dat hij een prominente rol vervult binnen de groepering Blood and Honour. Ten aanzien van de vechtpartij stelt eiser dat hij uit noodweer handelde en dat uit de processen-verbaal niet kan worden afgeleid dat hij behoorde tot de aanvallende partij. Voorts meent eiser dat hij erop mocht vertrouwen dat de aan hem in 2004 verleende jachtakte niet zou worden ingetrokken, nu de deze in maart 2007 – derhalve na het incident – nog is verlengd. Tot slot is aangevoerd dat het besluit dient te worden vernietigd, omdat verweerder de termijn voor het nemen van een beslissing ruimschoots heeft overschreden.
2.4 De rechtbank overweegt allereerst dat het aan de strafrechter is om te oordelen of wettig en overtuigend is bewezen dat eiser het ten laste gelegde strafbare feit heeft begaan. Hierbij zij aangetekend dat, naar ter zitting is gebleken, het door eiser gedane beroep op noodweer door de politierechter in het op 8 oktober 2008 uitgesproken vonnis is verworpen. Verweerder heeft een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de vraag of er aanwijzingen zijn dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd. Ter beantwoording van deze vraag maakt verweerder gebruik van de circulaire wapens en munitie 2005, waarin uiteen is gezet dat verweerder mag afgaan op hetgeen is neergelegd in processen-verbaal. Naar het oordeel van de rechtbank is dit beleid niet kennelijk onredelijk.
2.5 De rechtbank stelt vast dat verweerder is afgegaan op twee processen-verbaal, waarin – samengevat – naar voren komt dat leden van de Nederlandse Volks Beweging, die in het verenigingsgebouw “De Opmaat” een vergadering hielden, de hekken bij het gebouw openden en in een linie optrokken richting de groep AFA, waarbij er diverse goederen, waaronder stokken, bierblikken en bierflesjes werden gegooid. Er ontstond een vechtpartij waarbij alle personen van de NVB, die zich in de linie bevonden, waren betrokken. Blijkens de processen-verbaal en de daarbij behorende foto’s behoorde ook eiser tot deze groep. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op grond van deze processen-verbaal in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd. Nu verweerder reeds op deze grond mocht overgaan tot intrekking van de jachtakte, kan de beroepsgrond die zich richt tegen het standpunt dat eiser een prominente rol vervult binnen de extreemrechtse groepering Blood and Honour, onbesproken blijven.
2.6 De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser aan de omstandigheid dat de geldigheidsduur van zijn jachtakte na het incident is verlengd, niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat deze niet zou worden ingetrokken. Evenmin bestaat er aanleiding het bestreden besluit te vernietigen wegens overschrijding van de beslistermijn door verweerder.
2.7 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, rechter, en op 6 mei 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.