ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7029

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700176-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met meerdere verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 mei 2009 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure naar aanleiding van een strafzaak tegen een veroordeelde, die door middel van of uit baten van strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op om een bedrag van € 35.982,50 aan de Staat te betalen, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie, die oorspronkelijk een bedrag van € 269.531,71 vorderde, werd in de loop van de procedure aangepast tot € 87.456,63. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de feiten die aan de veroordeling ten grondslag lagen, waaronder diefstal en het gebruik van valse betaalpassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die gedetineerd was, geen vaste woon- of verblijfplaats had en dat hij zich schuldig had gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met skimming. Tijdens de behandeling van de zaak zijn verschillende argumenten naar voren gebracht door zowel de raadsman van de veroordeelde als de officier van justitie, waarbij de verdediging betwistte dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de verdediging en heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen, met inachtneming van de vrijspraak voor bepaalde feiten. De rechtbank heeft de vordering verminderd op basis van de vrijspraken en de rol van de veroordeelde in de criminele organisatie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de relevante bewijsstukken en argumenten heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Meervoudige Kamer
Tegenspraak (ex artikel 279 Sv)
Parketnummer: 15/700176-08
Uitspraakdatum: 7 mei 2009
beslissing (ex artikel 36e Sr)
1. Vordering
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 22 augustus 2008 ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht tot een maximum van € 269.531,71, bij conclusie van repliek gewijzigd tot een bedrag van € 87.456,63, in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, Groot Bankenbosch, te Veenhuizen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder het met deze vordering samenhangende strafdossier en de in het kader van de schriftelijke voorbereiding tussen de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde gewisselde conclusies.
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van16 april 2009.
2. Overwegingen
2.1. Veroordeling
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 26 september 2008 is voornoemde [veroordeelde] veroordeeld terzake van, voor zover van belang:
1. Diefstal met twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, gepleegd op 3 maart 2008;
2. Opzettelijk een valse betaalpas voorhanden hebben, hebben ontvangen, vervoeren, meermalen gepleegd, gepleegd op 3 maart 2008;
3. Tezamen en in vereniging opzettelijk een valse betaalpas, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg valselijk opmaken, meermalen gepleegd, gepleegd in de periode van 12 mei 2006 tot en met 27 januari 2007;
4. Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
2.2. Schriftelijke voorbereiding
De raadsman van veroordeelde heeft bij conclusie van antwoord van 30 oktober 2008 – zakelijk weergegeven aangevoerd dat:
– niet bewezen is de betrokkenheid van veroordeelde bij zaken 2, 5, 7 en 8 en derhalve deze feiten niet ten grondslag kunnen worden gelegd aan de ontnemingsmaatregel (zie ook Hoge Raad 10 april 2007 (LJN AY6714));
– zich onvoldoende aanwijzingen in het dossier bevinden dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten (als bewezenverklaarde) en dat hij daaruit wederrechtelijk voordeel zou hebben verkregen;
– veroordeelde geen enkele draagkracht heeft;
– per saldo veroordeelde zich (onder voorbehoud) aangesproken voelt voor hetgeen bij hem werd aangetroffen toen hij werd aangehouden, een vierde deel van de berekende baten uit de zaken 9 en 10 en de helft van de baten uit de zaken 20 en 21.
De officier van justitie heeft bij conclusie van repliek van 12 december 2008 – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat:
– veroordeelde vrijgesproken is terzake de zaaksdossiers 2, 5, 7 en 8 en derhalve de berekende bedragen van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze feiten in mindering gebracht zullen worden op de vordering;
– terzake van zaaksdossier 18 een bedrag is opgenomen ter ontneming, welk bedrag mogelijk afkomstig is van verkregen voordeel uit de feiten zoals neergelegd in zaaksdossier 23, zodat mogelijk sprake is van dubbeltelling en derhalve zal dit bedrag in mindering gebracht dienen te worden;
– het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel uit zaaksdossier 19A dient in mindering te worden gebracht op de vordering, nu uit het enkele voorhanden hebben van valse betaalpassen geen voordeel kan worden verkregen;
– met betrekking tot zaaksdossiers 23 relevant is dat het berekende bedrag van € 203.800,05 niet kan worden ontnomen, maar dat in de plaats daar van € 66.091,63 dient te worden ontnomen. Tijdens de aanhouding van veroordeelden [mededader 1], [mededader 2] en [veroordeelde] zijn valse betaalpassen aangetroffen, waarmee een totaalbedrag van € 198.274,88 is opgenomen, welk bedrag is aan te merken als voordeel verkregen uit de criminele organisatie. Op het tijdstip van de aanhouding van veroordeelden bestond de criminele organisatie nog uit deze drie personen, nu veroordeelde [mededader 3] op dat moment al enige tijd was aangehouden;
– gelet op deze opmerkingen dient de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te worden verminderd tot een bedrag van € 87.456,63.
2.3. Behandeling ter terechtzitting
Op 16 april 2009 is de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld ter terechtzitting.
De raadsman van veroordeelde heeft ter terechtzitting een conclusie van dupliek overgelegd, bij welke conclusie de raadsman – zakelijk weergegeven – heeft aangevoerd dat:
– met betrekking tot zaak 23, bij gebrek aan onderliggende stukken, onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het totaalbedrag aan frauduleuze opnames € 198.274,88 betreft;
– het openbaar ministerie bij conclusie van repliek voorbij gaat aan de passage uit het arrest Geerings, nu zich geen steunbewijs in het dossier bevindt dat veroordeelde deelde in de opbrengst van door anderen gepleegde feiten;
– een verkeerde verdeelsleutel is toegepast bij de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel terzake van de deelname aan de criminele organisatie, nu tenminste vier personen deel uit maakten van de criminele organisatie;
– veroordeelde ontkent geld te hebben gezien en slechts kleine hoeveelheden geld heeft verzonden naar Roemenië; het is derhalve niet aannemelijk dat hij grote bedragen zou hebben verdiend;
– veroordeelde geen draagkracht heeft en eventueel financieel gewin moeilijk terug te halen valt;
– eerst sprake was van een veroordelend vonnis, waardoor veroordeelde nu in het Huis van Bewaring zit en hij derhalve niets zal kunnen verdienen om een eventueel vast te stellen voordeelsontneming te voldoen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven te persisteren bij de conclusie van repliek en heeft daar – zakelijk weergegeven – aan toegevoegd dat:
– bij het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot zaaksdossier 23 uitgegaan dient te worden van het op pagina 1221 uiteindelijke vermelde bedrag;
– het berekende bedrag met betrekking tot zaaksdossier 23 duidelijk gerelateerd is op pagina’s 1271 en 1274 en derhalve voldoende onderbouwd;
– het Geeringsarrest niet wordt omzeild, zoals wordt gesteld in punt 17 van de conclusie van dupliek van de raadsman, omdat de feiten waarvoor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd wordt gepleegd zijn door een criminele organisatie en daar kan voordeel voor ontnomen worden;
– geen openheid in de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegeven en derhalve het uitgangspunt van gelijke aandelen tussen de medeverdachten gerechtvaardigd is;
– gepersisteerd wordt bij de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten bedrage van € 87.456,63.
2.4. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank zal als uitgangspunt nemen de tabel op pagina 6 van het proces-verbaal inzake de ontneming d.d. 28 juli 2008, in welke tabel voor de verschillende veroordeelden is opgenomen welk wederrechtelijk voordeel zij zouden hebben verkregen.
De rechtbank neemt evenals de officier van justitie in aanmerking dat veroordeelde vrijgesproken is terzake de zaaksdossiers 2, 5, 7 en 8. Deze bedragen zullen derhalve door de rechtbank in mindering worden gebracht op het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel.
Door de raadsman van veroordeelde is betwist dat de pondspondsgewijze verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel mocht worden toegepast, nu zich geen steunbewijs in het dossier bevindt dat veroordeelde deelde in de opbrengst van door anderen gepleegde feiten. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe dat zijdens de verdediging op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat veroordeelde geen enkel voordeel zou hebben verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. Daarbij overweegt de rechtbank dat op basis van alle bekende omstandigheden van het geval, zoals de rol die de onderscheiden veroordeelden hebben gespeeld, bepaald zal moeten worden welk deel van het totale voordeel aan elk van hen moet worden toegerekend. In het onderhavige geval zijn onvoldoende aanknopingspunten voor een andere toerekening dan de pondspondsgewijze, zodat dit ertoe leidt dat het voordeel pondspondsgewijs wordt toegerekend (Hoge Raad 7 december 2004, LJN AQ8491).
Voor zover de vordering betrekking heeft op (de feiten van) zaaksdossier 23 overweegt de rechtbank dat dit deel van de vordering in zijn geheel dient te worden afgewezen. In zaaksdossier 23 bevindt zich een proces-verbaal van onderzoek aangiftes uit Duitsland (dossierpagina 1271). In dit proces-verbaal wordt door verbalisant gerelateerd dat het totaalbedrag aan frauduleuze geldopnames tussen 1 en 6 maart 2008 € 198.274,88 bedraagt. Uit het proces-verbaal blijkt niet duidelijk welk bedrag zou zijn opgenomen in de periode van 1 tot en met 3 maart 2008. Dit is van belang omdat veroordeelde op 3 maart 2008 is aangehouden en dus niet meer betrokken kan zijn geweest bij frauduleuze opnames na die datum. Bovendien is zijn deelname aan de criminele organisatie bewezenverklaard in een periode tot en met 3 maart 2008. Nu het gerelateerde totaalbedrag aan frauduleuze geldopnames deels afkomstig is van frauduleuze opnames (met de inbeslaggenomen passen) na 3 maart 2008 en niet blijkt welk bedrag voor 3 maart 2008 en welk bedrag na 3 maart 2008 is opgenomen, dient dit deel van de vordering in zijn geheel te worden afgewezen.
Met betrekking tot de in zaaksdossier 18 opgenomen totaalpost van € 3.950,- merkt de rechtbank op dat zij deze, gelet op de gehele afwijzing van het onder zaaksdossier 23 door de officier van justitie gevorderde, wel in aanmerking zal nemen bij de berekening van het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank overweegt hierbij dat het aannemelijk is dat het in de broekzak en hotelkamer van medeveroordeelde [mededader 1] aangetroffen geld van skimming afkomstig is en derhalve gezien kan worden als inkomsten gegenereerd uit de criminele organisatie. Gelet op de gehele afwijzing van het door de officier van justitie gevorderde met betrekking tot zaaksdossier 23 is geen sprake meer van een mogelijke dubbeltelling bij toewijzing van het met betrekking tot zaaksdossier 18 gevorderde. Dit bedrag dient naar het oordeel van de rechtbank ontnomen te worden als zijnde wederrechtelijk verkregen voordeel.
Nu de rechtbank het met zaaksdossier 23 samenhangende gevorderde bedrag afwijst, ziet de rechtbank aanleiding om, anders dan de officier van justitie in haar conclusie van repliek heeft betoogd, de met zaaksdossier 19 samenhangende vordering in aanmerking te nemen, nu het gelden betreffen die bij veroordeelde en zijn medeveroordeelde bij hun aanhouding is aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onder voormeld parketnummer aangelegd straf- en ontnemingsdossier alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting in zowel de strafzaak als de ontnemingszaak aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel van of uit baten van de feiten waarvoor hij bij voornoemd vonnis is veroordeeld wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Alles overwegende schat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een totaalbedrag van € 35.982,50.
Zaaknummer [veroordeelde]
2 --
5 --
7 --
8 --
9 € 6.037,50
10 € 1.932,50
18 € 987,50
19 € 13.630,--
20 € 6.050,--
21 € 7.345,--
23 --
Totaal € 35.982,50
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die naar het oordeel van de rechtbank aanleiding geven voormeld bedrag te matigen. Dat de veroordeelde thans en ook in de toekomst over geen enkele draagkracht zal beschikken komt de rechtbank voor als een te somber beeld van de mogelijkheden die de toekomst te bieden heeft.
De rechtbank zal op grond van het vorenoverwogene en gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van eerder vermelde feiten het hierna te noemen bedrag aan de staat dient te betalen.
2.5. Bewijsmiddelen
De rechtbank ontleent de schatting aan de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
• het strafvonnis van deze rechtbank van 26 september 2008 – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende een veroordeling voor de onder overweging 2.1. opgenomen veroordelingen en onder overweging 6.2. van dat vonnis als motivering van de hoofdstraf inhoudende dat hij ‘zich samen met anderen schuldig [heeft] gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die zich langdurig op omvangrijke schaal en op professionele wijze bezig hield met skimming’.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal inzake de ontneming van 29 juli 2008 (niet genummerd in ontnemingsdossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelden het volgende:
Zaak Schade [veroordeelde]
2 € 14.380,-- € 7.190,--
5 € 38.750,-- € 9.687,50
7 € 18.050,-- € 6.016,66
8 € 27.420,-- € 6.855,--
9 € 24.150,-- € 6.037,50
10 € 7.730,-- € 1.932,50
18 € 3.950,-- € 987,50
19 € 27.260,-- € 13.630,--
20 € 12.100,-- € 6.050,--
21 € 14.690,-- €7.345,--
23 € 611.400,17 € 208.800,05
Totaal € 799.880,17 € 269.531,71
• de bij de aangifte van [benadeelde partij 1] van 29 april 2008 behorende bijlage 10, ‘zaak 10’ (niet genummerd in het ontnemingsdossier) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende een totaalbedrag aan frauduleuze opnames van € 24.150,- (de rechtbank begrijpt ingevolge het proces-verbaal inzake de ontneming dat gedoeld wordt op ‘zaak 9’);
• de bij de aangifte van [benadeelde partij 1] van 29 april 2008 behorende bijlage 11, ‘zaak 10’ (niet genummerd in het ontnemingsdossier) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende een totaalbedrag aan frauduleuze opnames van € 7.730
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal inzake de ontneming van 29 juli 2008 (proces-verbaalnummer 2/AH/01, niet genummerd in ontnemingsdossier). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in: Zaak 18. Het betreft de verdachten [mededader 2], [mededader 1], [mededader 3] en [veroordeelde]. De verdachte [mededader 1] had 19 biljetten van € 50,- bij zich en op zijn hotelkamer werden nog eens 60 biljetten van € 50,- aangetroffen. In totaal dus € 3.950,- wat gezien de erst van de omstandigheden afkomstig kan zijn van het innen met geskimde passen. Dit voordeel wordt gezien als voordeel verkregen uit de criminele organisatie en gelijkelijk verdeeld over de verdachten hier genoemd. (zaak 18);
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal inzake de ontneming van 29 juli 2008 (proces-verbaalnummer 2/AH/01, niet genummerd in De verdachte [veroordeelde] had bij aanhouding € 635,- bij zich en de verdachte [mededader 2] had € 2.525,- bij zich en bovendien werd er in de auto welke door [mededader 2] in gebruik was nog een bedrag van € 24.100,- aangetroffen. Deze bedragen zijn mogelijk van de inning met de geskimde passen afkomstig en derhalve aan de verdachten toegerekend als wederrechtelijk verkregen voordeel (zaak 19);
• de bij de aangifte van [benadeelde partij 1] van 29 april 2008 behorende bijlage, ‘ZD-20’ (als dossierpagina 297 in het ontnemingsdossier opgenomen) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende een totaalbedrag aan frauduleuze opnames van € 12.100,- (de rechtbank begrijpt ingevolge het proces-verbaal inzake de ontneming dat gedoeld wordt op ‘zaak 20’;
• de bij de aangifte van [benadeelde partij 1] van 29 april 2008 behorende bijlage, ‘ZD-21’ (als dossierpagina 365 in het ontnemingsdossier opgenomen) – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende een totaalbedrag aan frauduleuze opnames van € 14.690,- (de rechtbank begrijpt ingevolge het proces-verbaal inzake de ontneming dat gedoeld wordt op ‘zaak 21’);
3. Beslissing
De rechtbank legt aan de veroordeelde de verplichting op om ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen een bedrag van € 35.982,50 (zegge vijfendertigduizendnegenhonderdtweeëntachtig euro en vijftig eurocent).
4. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mrs. J.C. van den Bos en J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Hobo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2008.