ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ0391
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- W.J. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van indicatiestelling AWBZ voor zorgbehoefte van een kind met beperkingen
In deze zaak gaat het om een voorlopige voorziening in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) betreffende de indicatiestelling voor zorgbehoefte van de zoon van verzoekster, die lichamelijke handicaps en een lichte verstandelijke achterstand heeft. Verweerder, de raad van bestuur van het Centrum indicatiestelling zorg, heeft bij besluit van 30 maart 2009 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 11 juni 2009 uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de eerdere indicatie van oktober 2007, die nog geldig was tot 23 oktober 2010, in stand moet blijven totdat er een nieuwe, goed onderbouwde indicatie is vastgesteld. Verweerder heeft erkend dat het primaire besluit en de beslissing op bezwaar op onderdelen onvoldoende gemotiveerd zijn. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, omdat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het behoud van de eerdere indicatie, gezien haar overbelasting door de zorg voor haar zoon.
De voorzieningenrechter benadrukt dat het van belang is dat verweerder eerst een indicatie stelt waar hij zelf achter kan staan, voordat de nog geldende indicatie buiten werking wordt gesteld. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoekster en haar zoon behandeld moeten worden alsof de indicatie van 23 oktober 2007 nog van kracht is. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.