ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ4203

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2919, 09/2920, 09/2921, 09/2934
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing en toewijzing van verzoeken om voorlopige voorzieningen in sociale zekerheidszaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Haarlem, gedateerd 21 juli 2009, zijn vier verzoeken om voorlopige voorzieningen behandeld die voortvloeien uit besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem met betrekking tot de Wet werk en bijstand (WWB). De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, heeft bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten die zijn uitkering en de behandeling van zijn aanvragen voor budgetbeheer en bijzondere doelgroepen betroffen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat twee van de verzoeken niet-ontvankelijk zijn, omdat de betrokken brieven geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de maatregel van 5% op de uitkering is toegewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelt dat de psychische omstandigheden van de verzoeker niet in acht zijn genomen bij het opleggen van de maatregel. De voorzieningenrechter heeft de gemeente opgedragen de maatregel ongedaan te maken en het ingehouden bedrag aan de verzoeker uit te betalen. Het verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de berekeningsspecificatie is afgewezen, omdat deze specificatie niet als een besluit wordt beschouwd. De voorzieningenrechter heeft ook proceskosten aan de gemeente opgelegd, die aan de griffier van de rechtbank moeten worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van de verzoeker, vooral gezien zijn psychische gesteldheid.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 2919, 09-2920, 09-2921 en 09-2934 WWB
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2009
in de zaken van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
De zaak met reg. nr. AWB 09-2919 WWB
Bij besluit van 12 mei 2009 heeft verweerder op de uitkering die verzoeker krachtens de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangt een maatregel toegepast van 5% gedurende een maand, omdat verzoeker niet tijdig de door verweerder gevraagde informatie aan verweerder heeft verstrekt.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 18 mei 2009 bezwaar gemaakt.
De zaak met reg.nr AWB 09-2920 WWB
Bij e-mailbericht van 27 mei 2009 heeft de Stadsbank Haarlem aan verzoeker medegedeeld dat de aanvraag budgetbeheer voor verzoeker niet in behandeling kan worden genomen, omdat er tot en met juli a.s. strafkortingen worden toegepast op verzoekers WWB-uitkering.
Hiertegen heeft verzoeker op 1 juni 2009 bezwaar gemaakt.
De zaak met reg. nr. AWB 09-2921 WWB
Bij brief van 1 juni 2009 heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend tegen verweerders weigering te beslissen op het verzoek om verzoeker over te dragen aan de afdeling bijzondere doelgroepen.
De zaak met reg. nr. AWB 09-2934 WWB
Verweerder heeft op 25 mei 2009 een berekeningsspecificatie vastgesteld die betrekking heeft op verzoekers WWB-uitkering over de maand mei 2009.
Tegen deze berekeningsspecificatie heeft verzoeker op 3 juni 2009 een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 19 juni 2009 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Omdat sprake is van een viertal verschillende besluiten dan wel handelingen, is eveneens sprake van een viertal verzoeken om voorlopige voorziening.
De verzoeken zijn gelijktijdig behandeld ter zitting van 3 juli 2009, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Fischer, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door R. de Vos, werkzaam bij de gemeente Haarlem. Tevens was ter zitting aanwezig R.J. Kervel, werkzaam ten kantore van mr. Fischer.
Bij brief van 6 juli 2009 heeft verweerder desgevraagd een aantal stukken in het geding gebracht.
Hierop heeft verzoeker bij brief van 10 juli 2009 gereageerd.
Bij brieven van respectievelijk 13 juli 2009 en 16 juli 2009 hebben verzoeker en verweerder verklaard ermee akkoord te gaan dat de voorzieningenrechter uitspraak zal doen zonder een nadere zitting te houden.
2. Overwegingen
2.1 Verzoeker ontvangt reeds geruime tijd van verweerder een WWB-uitkering naar de norm van een alleenstaande. Nadat verweerder bij besluiten van respectievelijk 11 februari 2008, 20 februari 2008, 4 maart 2008 en 14 maart 2008 verzoekers WWB-uitkering had opgeschort en beëindigd, heeft de voorzieningenrechter bij uitspraak van 5 juni 2008 deze besluiten geschorst. Verweerder is opgedragen om vanaf de datum van verzending van deze uitspraak (6 juni 2008) tot aan de datum van het besluit op bezwaar aan verzoeker bijstand te verlenen naar de voor hem geldende norm. Verweerder heeft nog geen beslissing op bezwaar genomen. Bij besluit van 27 mei 2009 heeft verweerder op verzoekers uitkering een maatregel toegepast van 5%, omdat hij niet tijdig de door verweerder gevraagde huurovereenkomsten bij verweerder heeft ingeleverd. Een verzoek om in aanmerking te komen voor budgetbeheer is door de Stadsbank Haarlem niet gehonoreerd, terwijl verweerder verzoeker niet heeft overgedragen aan de afdeling bijzondere doelgroepen. Over de maand mei 2009 heeft verzoeker een zogeheten 0-betaling gehad, omdat op zijn uitkering een aantal bedragen is ingehouden.
2.2 Verzoeker kan zich niet verenigen met voormelde besluiten en brieven. Hij wijst erop dat verweerder ten onrechte een maatregel heeft opgelegd, omdat verzoeker niet kan worden verweten dat hij te laat met informatie komt. In dit verband wijst hij op het psychologisch advies uit juni 2006. Volgens verzoeker moet hij meer worden ondersteund. Dat kan verweerder doen door hem over te dragen aan de afdeling bijzondere doelgroepen. Ook moeten budgetbeheer en schuldhulpverlening worden geregeld. Volgens verzoeker werkt zijn huidige casemanager hem tegen. Het kan volgens verzoeker niet zo zijn dat verweerder nieuwe primaire besluiten neemt, nu nog steeds niet op de bezwaren van begin 2008 is beslist. De uitkeringsspecificatie over mei 2009 is volgens verzoeker een besluit. Verweerder heeft in mei 2009 ten onrechte geen toeslag van 20% toegekend, maar slechts een toeslag van 10%. Voor inhouding van € 700,-- is volgens verzoeker geen plaats. Hieraan ligt ten onrechte geen besluit ten grondslag, aldus verzoeker.
2.3 Verweerder heeft aangevoerd dat de maatregel is opgelegd, omdat verzoeker te laat was met het verstrekken van inlichtingen. Voorts zal overheveling van verzoeker naar de afdeling bijzondere doelgroepen zijn problemen niet oplossen. Budgetbeheer en schuldhulpverlening zijn niet mogelijk zolang verzoeker 0-betalingen ontvangt. Het is raadzaam dat verzoeker zich voor hulp meldt bij Kontext. De uitkeringsspecificatie over mei 2009 is volgens verweerder geen besluit, omdat deze gelijk is aan de specificatie over april 2009, waartegen geen bezwaar is gemaakt. Bovendien is voor verrekening geen besluit nodig. Wat de maatregel betreft, stelt verweerder dat verzoeker bij schorsing hiervan geen spoedeisend belang heeft, omdat de maatregel al is geëffectueerd.
2.4 De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.5 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.6 Het e-mailbericht van de Stadsbank Haarlem van 27 mei 2009 is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), reeds omdat dit bericht niet afkomstig is van een bestuursorgaan. Voorts kan verweerders weigering verzoeker over te dragen aan de afdeling bijzondere doelgroepen niet met een besluit gelijk worden gesteld, omdat het hier niet gaat om een feitelijke handeling als bedoeld in artikel 79 WWB. De hiertegen gerichte bezwaarschriften zullen, naar mag worden aangenomen, niet-ontvankelijk worden verklaard. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de verzoeken geregistreerd onder de nrs. AWB 09-2920 en 09-2921 WWB niet-ontvankelijk verklaren.
2.7 Anders dan verweerder heeft verklaard, moet de specificatie van verzoekers uitkering over mei 2009 worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. Uit de nader door verweerder ingediende stukken blijkt immers dat deze specificatie afwijkt van de specificatie van de uitkering over de maand april 2009. In deze maand hebben immers geen verrekeningen plaatsgevonden met verzoekers huurinkomsten. Hierdoor heeft de specificatie over mei 2009 een (nieuw) rechtsgevolg.
2.8 Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij in mei 2009 verzoekers toeslag van 20% heeft verlaagd tot 10%, in verband met de inkomsten die verzoeker in die maand van een van zijn huurders heeft ontvangen. De voorzieningenrechter acht deze korting op de toeslag niet kennelijk onredelijk, aangezien de betreffende huurinkomsten € 350,-- hebben bedragen, terwijl de korting van de toeslag met 10% neerkomt op een bedrag van € 128,39. Voorts valt niet in te zien waarom verweerder de inkomsten die verzoeker heeft ontvangen, omdat hij ook een tweede onderhuurder heeft, niet zou kunnen verrekenen met verzoekers uitkering. Uit de stukken blijkt dat verweerder hierbij in zijn beleid een driemaandentermijn hanteert. In de maand mei 2009 heeft verweerder verzoekers inkomsten uit verhuur over de maanden mei en februari 2009 verrekend. De verrekening met de inkomsten uit de maand februari 2009 past niet binnen de driemaandentermijn die verweerder hanteert. Hier staat echter tegenover dat verweerder over de maanden januari en april 2009 geen inkomsten van verzoeker heeft verrekend. Niet gezegd kan worden dat verzoeker door deze gang van zaken is benadeeld. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter het verzoek met reg. nr. AWB 09-2934 WWB afwijzen.
2.9 Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij schorsing van het besluit van 12 mei 2009, omdat de hierbij opgelegde maatregel al is geëffectueerd. De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin niet. Zij verwijst naar voormelde uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juni 2008. Hierin wordt onder 2.12 het volgende overwogen: “De voorzieningenrechter acht het niet onaannemelijk dat gezien verzoekers psychische gesteldheid, hem het nakomen van de inlichtingenverplichting niet, in ieder geval niet in alle opzichten, kan worden toegerekend. Hiervoor is steun te vinden in het psychologisch advies uit juni 2006. In dat advies wordt door de psycholoog die hem heeft onderzocht, geconcludeerd dat verzoeker psychisch structureel beperkt is. Volgens de samenvatting toont hij duidelijk verschijnselen van verlies van realiteitsbesef, geeft hij verwarde antwoorden, is hij bij vlagen helder en concreet en komt hij licht paranoïde over. De psycholoog meent dat hij eigenlijk psychische hulp zou moeten krijgen, maar dat hij zelf niet vindt dat hij psychische klachten heeft. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoekers psychische gesteldheid na het opmaken van dit rapport verbeterd zou zijn. Volgens zijn gemachtigde is dat zeker niet het geval. De voorzieningenrechter acht het niet onaannemelijk dat verzoeker vanwege zijn psychische gesteldheid niet in staat is geweest adequaat te reageren en dat hetgeen verweerder van hem verlangt zijn psychische mogelijkheden te boven ging.” Dit beeld van verzoeker is ter zitting bevestigd.
2.10 Gesteld noch gebleken is dat verweerder bij het nemen van het besluit van 12 mei 2009 met voormelde overwegingen rekening heeft gehouden. Dit brengt met zich dat dit besluit, naar mag worden aangenomen, in bezwaar geen stand zal kunnen houden. Overigens heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij zich tot Kontext zal wenden. Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, in de zaak met registratienr. AWB 09-2919 WWB, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. De voorzieningenrechter zal het desbetreffende verzoek in die zin toewijzen, dat verweerder zal worden opgedragen de maatregel van 5% over de maand mei 2009 ongedaan te maken en het op de uitkering ingehouden bedrag alsnog aan verzoeker uit te betalen.
2.11 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. Nu ten behoeve van verzoeker een toevoeging is afgegeven krachtens de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek met registratienr. AWB 09-2919 WWB toe;
3.2 schorst het besluit van 12 mei 2009 tot zes weken na verzending van de te nemen beslissing op bezwaar;
3.3 draagt verweerder op de maatregel van 5% over de maand mei 2009 ongedaan te maken en het hierdoor op de uitkering ingehouden bedrag alsnog aan verzoeker uit te betalen;
3.4 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, welk bedrag de gemeente Haarlem dient te betalen aan de griffier van de rechtbank;
3.5 gelast dat de gemeente Haarlem het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem vergoedt;
3.6 wijst het verzoek met reg. nr. AWB 09-2934 WWB af;
3.7 verklaart de verzoeken met de registratienrs. AWB 09-2920 en 09-2921 WWB niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, en op 21 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van
P.M. van der Pol, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.