1. Elan Wonen verhuurt sinds 13 juni 2008 aan [gedaagde] woonruimte aan de [adres] te [woonplaats]. [gedaagde] bewoont de woning samen met haar drie minderjarige kinderen en de vader van de kinderen, [XXX] ([XXX]).
2. Op de huurovereenkomst zijn de door Elan Wonen gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing. Artikel 6.8 van de algemene voorwaarden luidt, voor zover van belang, als volgt:
“U veroorzaakt geen overlast of hinder aan omwonenden. Dit geldt ook voor uw huisgenoten [...[ of derden. Hinder of overlast bedoelen we in de meest ruime zin.”
3. Vanaf de aanvang van de huurovereenkomst hebben diverse omwonenden van [gedaagde], onder wie de benedenbuurman [YYY] (hierna: [YYY]), bij Elan Wonen geklaagd over geluidsoverlast uit de woning van [gedaagde], bestaande uit (met name) babygehuil, geren van de kinderen over de laminaatvloer en ruzie tussen [gedaagde] en [XXX].
4. Op 9 februari 2009 heeft [ZZZ] (hierna: [ZZZ]), medewerker Sociaal Beheer van Elan Wonen, met [gedaagde] en haar gemachtigde en de heer en mevrouw [YYY] een bemiddelingsgesprek gevoerd. Bij brief van 16 februari 2009 heeft [ZZZ] aan [gedaagde] bevestigd dat bij dit gesprek onder meer de volgende afspraken zijn gemaakt:
“U spant zich in om uw woning nog beter in te richten.
Feestjes of logeerpartijen worden van te voren aangekondigd.”
5. Op 14 maart 2009 heeft [YYY] aangifte gedaan van bedreiging met de dood door [XXX]. Volgens het proces-verbaal van aangifte van die datum heeft [YYY] onder meer het volgende verklaard:
“[..] zaterdag 14 maart 2009 omstreeks 10.30 bevond ik mij in mijn woning. [...] plotseling hoorde ik oorverdovend geschreeuw. [...] ik herkende het stemgeluid van mijn bovenbuurvrouw, mevrouw [gedaagde]. [...] Ik kreeg toen door dat het geschreeuw plaatsvond [...] op de vijfde etage. [...] ik zag dat de mannelijke bewoner van perceel 250 zich ook op de vijfde etage bevond. [...] Hij riep: “Jij bent de vuile aanstichter van alles [...] Ik maak je af, ik trek die kankerkop van je kankerlijf. [...]”Hij vervloekte me en gaf me de schuld van alle meldingen van overlast [...].”
6. Op 23 maart 2009 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [ZZZ] en [gedaagde]. Daarbij heeft Elan Wonen [gedaagde] aangeboden om voor haar een andere woning te zoeken.
7. Bij brief van 28 april 2009 heeft [ZZZ] onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Het volgende hebben wij dan nu met u afgesproken.
• Wij bieden u geheel onverplicht eenmalig een andere woning aan. [...]
• Wanneer u de nieuwe woning heeft geaccepteerd [...] maken wij € 900,00 aan u over voor een tegemoetkoming in de herinrichtingskosten.”
8. Op 18 mei 2009 heeft [AAA] (hierna: [AAA]) aangifte gedaan van mishandeling door [gedaagde] op 17 mei 2008, tijdens een bezoek aan zijn vriendin [BBB], woonachtig op nummer 152 van het flatgebouw aan de [adres]. Volgens het proces-verbaal van aangifte heeft [AAA] daarbij onder andere verklaard door [gedaagde] in het gezicht te zijn geslagen en tegen de knieën te zijn getrapt.
9. Eveneens 18 mei 2009 heeft [gedaagde] aangifte gedaan van mishandeling door de partner van de bewoonster van nummer 152. Volgens het proces-verbaal van aangifte heeft [gedaagde] onder meer verklaard door deze man met een scherp voorwerp in de hand te zijn gestoken, op de grond te zijn gegooid, te zijn geschopt en over de galerij van de flat te zijn gesleept.
10. Op 19 juni 2009 heeft [XXX] [YYY] bewusteloos geslagen. Op dezelfde datum heeft [YYY] aangifte gedaan van zware mishandeling door [XXX]. Volgens het proces-verbaal heeft [YYY] onder meer het volgende verklaard:
“Op vrijdag 19 juni 2009 omstreeks 18.50 uur stond ik op het balkon aan de voor zijde van mijn woning [...] een sigaret te roken. Opeens voelde ik iets in mijn nek vallen het bleek een rochel/spuug te zijn. Dit kwam van de boven buren. [...] De boven buurman en ik schreeuwde nog over en weer [...] Ik ben naar binnen gelopen en ben aan de achterzijde, waar de galerij zit verder gegaan met mijn sigaret roken en mijn kop koffie op te drinken. Opeens zag ik dat mijn boven buurman [...] mijn kant op kwam lopen. [...] Mijn boven buurman zei tegen mij “wat ben je toch een zielig mannetje” Ik zei tegen hem “jij bent zelf een zielig mannetje” Ik zag dat de boven buurman een dreigende houding aan nam. Ik heb toen mijn kop koffie over hem heen gegooid. Opeens sloeg hij mij op het gezicht. Ik voelden denk wel tien (10) of vijftien (15) klappen op mijn gezicht en in mijn nek.”
11. Bij brief van 22 juni 2009 heeft [ZZZ] onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Helaas heeft er afgelopen vrijdag een incident plaatsgevonden tussen uw vriend en een andere bewoner. Hierbij is deze bewoner uiteindelijk met letsel in het ziekenhuis behandeld. [...] U bent verantwoordelijk voor de personen die u in uw woning laat. Wij hebben nu besloten onze zoektocht naar een andere woning per direct te stoppen. [..] Wij vragen de rechter de huurovereenkomst met u te ontbinden en de woning te (laten) ontruimen.”
12. Op 9 juli 2009 is [gedaagde] door de politie gehoord als getuige in het incident tussen [YYY] en [XXX]. In het proces-verbaal van die datum is onder meer de volgende verklaring van [gedaagde] opgenomen:
“Na het eten heb ik de kinderen op het balkon gelaten, daar waren ze een ijsje aan het eten. Ineens kwam mijn dochtertje van 7 jaar naar mij toe, Zij zei dat de buurman hun voor hoer uitschold. [...] Ik ben naar het balkon gegaan en ik heb [YYY] gevraagd waar hij mee bezig was. De buurman [...] schreeuwde toen naar mij: zwartjoekel, kankerwijf en nog meer van dat soort woorden.
[YYY] dacht dat mijn kinderen naar beneden aan het spugen waren, maar [...] het was ijs dat neer beneden viel. Ik heb het ijsstokje nog laten zien. Mijn vriend Glendomar is hierna sigaretten gaan halen. Toen is er het een en ander gebeurd tussen Glendomar en de onder buurman, [YYY]. Ik ben hier zelf niet getuige van geweest.”