ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6449

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/670338-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hennepkwekerijzaak door onrechtmatig binnentreden

In deze zaak heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem op 7 augustus 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende redelijk vermoeden was dat er sprake was van een overtreding van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die door de politie waren waargenomen, zoals een afgeplakt zolderraam en verduisterde ramen, op zichzelf en in onderlinge samenhang niet voldoende waren om te concluderen dat er een wietplantage aanwezig was. De melding van de buurman over verdachte omstandigheden droeg hier niet aan bij, aangezien deze geen specifieke aanwijzingen gaf voor een overtreding van de Opiumwet.

De rechtbank concludeerde dat het binnentreden in de woning van de verdachte onrechtmatig was, omdat het niet gedekt was door artikel 9 van de Opiumwet. Dit leidde tot de uitsluiting van het bewijsmateriaal dat tijdens het onrechtmatige binnentreden was verkregen. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door een fraudespecialist van Nuon ook in directe samenhang stond met het onrechtmatig binnentreden, waardoor de verklaring van Nuon eveneens van het bewijs moest worden uitgesloten.

Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat de feiten niet bewezen konden worden en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van de waarborgen voor de verdachte in het strafproces, vooral in gevallen van onrechtmatig verkregen bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/670338-08
Uitspraakdatum: 7 augustus 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juli 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 6 mei 2008 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer (in een woning gelegen aan de [de woning]), (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 643 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 6 mei 2008 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer (Nuon), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
4. Bewijs
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat op het moment van binnentreden van de door verdachte gehuurde woning [de woning] te Hoofddorp redelijkerwijs niet vermoed kon worden dat aldaar een overtreding van de Opiumwet gepleegd werd. Daaraan verbindt de raadsman de gevolgtrekking dat het bewijsmateriaal dat bij het binnentreden van de woning op onrechtmatige wijze is verkregen en van het bewijs moet worden uitgesloten.
De officier van justitie heeft hier het volgende tegen ingebracht. Op 20 maart 2008 meldt de bewoner van het adres [adres] te Hoofddorp, welke woning is gelegen tegenover [de woning], aan de politie te Hoofddorp onder meer het volgende.
Het adres [de woning] te Hoofddorp is verhuurd, aanvankelijk aan mensen uit Polen, en sedert ongeveer driekwartjaar aan een andere huurder. Af en toe, een maal per week, bezoekt een man het pand. Deze man rijdt in een Peugeot personenauto. Er lijkt niemand op het adres te overnachten. Van tijd tot tijd stopt er een auto voor de deur met in de laadruimte 5 à 6 mannen die het pand binnengaan.
Een verbalisant stelt aan de hand van het kenteken vast dat bovengenoemde Peugeot personenauto op naam van verdachte staat.
Naar aanleiding van de melding hebben twee medewerkers van de politie te Hoofddorp op 2 mei 2008 een bezoek gebracht aan het adres [de woning] te Hoofddorp. Zij constateerden dat de meeste ramen van de woning waren verduisterd, dat alles rond de woning er onverzorgd uitzag, een bovenraampje open stond ter ventilatie en dat het zolderraam was afgeplakt met zwart plastic. Vervolgens is besloten om het adres op 6 mei 2008 tijdens een zogeheten rooidag aan te doen.
Deze omstandigheden tezamen genomen wettigen volgens de officier van justitie een redelijk vermoeden dat op het adres [de woning] te Hoofddorp de Opiumwet werd overtreden. De officier stelt dat het binnentreden rechtmatig is geweest en dat het daarbij verkregen bewijsmateriaal tot bewijs tegen verdachte kan dienen.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Uit de informatie waarover de hulpofficier van justitie beschikte op het moment waarop hij ter zake van het adres aan de [de woning] de Machtiging tot binnentreden in een woning heeft afgegeven, kon worden afgeleid dat er geen sprake leek te zijn van vaste bewoning. Dit volgt uit de melding van de overbuurman en uit de omstandigheid dat de woning en de omgeving er op 2 mei 2008 onverzorgd uitzag. Daarnaast volgt uit de melding van de overbuurman dat in de woning wel activiteiten werden verricht. Immers, de woning werd eenmaal per week bezocht door een man en van tijd tot tijd door een gezelschap van 5 à 6 personen. De buurman trekt uit zijn waarnemingen kennelijk de conclusie dat vermoedelijk een wietplantage aanwezig is in de woning aan de [de woning]. Ten slotte was op dat moment bij de politie bekend dat de zolderetage van de woning was verduisterd met zwart plastic.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze feiten tezamen genomen niet het redelijk vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Het feit dat een zolderraam is afgeplakt met zwart plastic, andere ramen zijn verduisterd, een bovenlicht(raampje) open staat mogelijk in verband met ventilatie en de omgeving van de woning er onverzorgd uitziet , zoals door verbalisanten is geconstateerd , zijn op zichzelf als ook in onderlinge samenhang bezien geen omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden. De melding van de buurman over verdachte omstandigheden bij de woning maken dit niet anders, nu daaruit evenmin specifieke omstandigheden blijken die voldoende grond bieden voor de conclusie dat er vermoedelijk sprake was van een overtreding van de Opiumwet. Dat betekent dat het binnentreden in de woning niet gedekt wordt door artikel 9 van de Opiumwet en dat het binnentreden mitsdien onrechtmatig is geweest. Hiermee is een belangrijke strafvorderlijke waarborg voor de verdachte geschonden en de rechtbank verbindt daaraan de gevolgtrekking, als compensatie voor het aan verdachte toegebrachte nadeel, dat het door dit verzuim verkregen bewijsmateriaal van het bewijs dient te worden uitgesloten.
In het dossier ontbreekt een proces-verbaal van binnentreden op 6 mei 2008. Wel bevat het dossier een schriftelijk stuk waaruit volgt dat een fraudespecialist van (elektriciteitsleverancier) Nuon op 6 mei 2008 een onderzoek heeft ingesteld naar de meetinrichting op het adres [de woning] te Hoofddorp. Ofschoon zulks niet blijkt uit het dossier, acht de rechtbank aannemelijk dat bedoeld onderzoek heeft plaatsgevonden in onmiddellijke samenhang met het onrechtmatig binnentreden van de door verdachte gehuurde woning. De namens N.V. Continuon Netbeheer afgelegde verklaring dient daarom eveneens van het bewijs te worden uitgesloten.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. en 2. ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan derhalve worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.F.W. Brouwer, voorzitter,
mr. J. Snitker en mr. J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. de Witte,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2009.
Mr. J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1. Mutatie van 20 maart 2008, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal Bevindingen, nummer PL1236/08-037613, van 22 juli 2009.
2. Mutatie van 2 mei 2008, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal Bevindingen, nummer PL1236/08-037613, van 22 juli 2009.
3. Mutatie van 20 maart 2008, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal Bevindingen, nummer PL1236/08-037613, van 22 juli 2009.
4. Schriftelijk stuk getiteld ‘Aangifte,’ op 9 mei 2008 namens N.V. Continuo Netbeheer ondertekend door [aangever] (dossierpagina 14-16).