ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6786

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
138315 - HA ZA 07-1064
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.S. Naarden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid bij grondverzetwerkzaamheden en schade aan kabels

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Aannemingsmaatschappij Markus B.V. voor schade aan kabels van Nuon, die is ontstaan tijdens grondverzetwerkzaamheden. De rechtbank Haarlem heeft op 20 mei 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Nuon en Markus. Nuon vorderde schadevergoeding van Markus, omdat zij meende dat Markus onrechtmatig had gehandeld door extra grond op het kabeltracé te storten en met zwaar materieel over het kabeltracé te rijden. De rechtbank overweegt dat de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid niet zo ver reikt dat de enkele mogelijkheid van schade onrechtmatig gedrag oplevert. Er moet sprake zijn van een grote waarschijnlijkheid van schade om onzorgvuldig handelen aan te nemen. De rechtbank concludeert dat Markus haar werkzaamheden voldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat de schade aan de kabels niet kan worden toegerekend aan haar handelen. De rechtbank laat Markus toe tot het leveren van tegenbewijs en oordeelt dat Nuon niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering en beoordeling van de aansprakelijkheid.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 138315 / HA ZA 07-1064
Vonnis van 20 mei 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. NUON NETWERKSERVICES,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Velsen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ MARKUS B.V.,
gevestigd te Halfweg,
gedaagde,
advocaat mr. M. Middeldorp.
Partijen zullen hierna Nuon en Markus worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2007, met de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 29 mei 2008, met de daarin genoemde
stukken;
- akte houdende overlegging stukken aan de zijde van Markus;
- akte uitlating stukken aan de zijde van Nuon.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De provincie Noord-Holland heeft aan bouwcombinatie Ooms-NBM-Boskalis (hierna: de bouwcombinatie) opdracht gegeven tot het realiseren van een aansluiting tussen de provinciale weg N22, de autosnelweg A9 en de provinciale weg N205.
2.2. In het kader van deze opdracht heeft Markus op en voorafgaand aan 13 september 2001 op voornoemde bouwlocatie grondverzetwerkzaamheden uitgevoerd en hierbij ondermeer een sloot uitgegraven. De weggegraven grond heeft zij daarbij tijdelijk opgeslagen tussen de bestaande N205 en de locatie waar de graafwerkzaamheden ten behoeve van de sloot werden verricht.
2.3. Aan de zuidkant van de N205 loopt evenwijdig aan de weg een ondergrondse
50.000 Volt hoogspanningsverbinding (hierna: de kabels), eigendom van een aan Nuon gelieerde vennootschap, Nuon Infra West.
2.4. Nuon heeft in juni 2001 voorafgaand aan de door Markus uit te voeren werkzaamheden aan Pirelli opdracht gegeven om voornoemde kabels te verleggen (verdiepen), zodat deze een meter onder de bodem van de nieuw te realiseren sloot zijn komen te liggen.
2.5. Een besprekingsverslag van het Uitvoeringsteam Combinatie “Knoop N22” van 1 mei 2001, welke bespreking op 26 april 2001 heeft plaatsgevonden (hierna: het besprekingsverslag), houdt, voor zover hier van belang, in:
(…)
5.2d (…)
Ter plaatse van de Nuon-kabels langs de A205 (ten westen van Kunstwerk 17) zal een gronddepot komen. Er dient afstemming te komen over de kabelligging ter plaatse (…).
(…)
6 Kabels Nuon
6a Er moet afstemming komen tussen de 50 kV kabels langs de A205 en het zanddepot, zie punt 5.2d.
6b Voor wat betreft de 10 kV kabels zijn er geen problemen. De heren Koene en Van der Heide (van Nuon, toevoeging rechtbank) geven ook aan, op het gronddepot na, geen knelpunten te zien.
(…)
Actielijst Kabels en leidingen
Actienr. Omschrijving actie Door Datum
Afhandeling
(…)
4-8a Verlegging 50 kV kabels // A205. Van der Heide
Gereed. Zie vervolgacties 8-5.2d1,
8-5.2d2, 8-5.2d3 en 8-5.2d4.
(…)
8-5.2d1 Aan Nuon aangeven wanneer Spoor z.s.m.
werkzaamheden 50 kV kabels //
A205 kunnen starten.
(…)
8-5.2d4 Afstemmen Nuon-kabels langs Ringelberg z.s.m.
A205 i.r.t. zanddepot. en Spoor
(…)
2.6. Een door Pirelli opgesteld technisch verslag diagnostieken van 26 oktober 2001 (hierna: het verslag van Pirelli) houdt, voor zover hier van belang, in:
(…)
4. Storingsoorzaak
Als gevolg van werkzaamheden aan de weg N 205 is er grond verplaatst. Er is een betonnen duct verwijderd die in de grond zat. De sloot welke naast de weg lag is gedempt. De grond hierin klinkt nog in en bovendien is er een grote wal gelegd. Deze drukt de grond nog verder aan en daarbij is de wal gaan schuiven. De grond waarin de kabel lag is meegegaan, waardoor de kabels deels uit de moffen zijn getrokken. De verschuiving was ca. 60 – 80 cm opzij en 40 cm in de diepte. (…)
Wat betreft de mantelfouten: De ene mantelfout is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een graafmachine, zie ook fig. 5. Ook het afdekband was namelijk beschadigd. De andere mantelfout was bij de breekboutverbinder onder de krimpbuis, waarschijnlijk als gevolg van montage.
(…)
7. Conclusies / aanbevelingen
- Nadere inspectie van de verbinding ter plaatse van mofput 4A en 4B leert
dat de kabels door grondverschuiving opzij gedrukt zijn, ca. 60 tot 80 cm opzij en 40 cm dieper. De kabels zijn hierbij uit de mof getrokken, dat wil zeggen uit de steekcontacten. Dit blijkt bij demontage van de mof uit de groeven die door de breekbouten in de aluminium geleider zijn getrokken.
De gele fase is het eerste uit elkaar getrokken wat ook te zien is aan de schade in de mof door de ontstane boog.
(…)
- Het circuit is gecontroleerd middels een mantelfoutmeting. Er bleken twee mantelfouten te zijn. De eerste is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een graafmachine. Tijdens het opgraven waren er al beschadigingen aan het afdekband te zien. De tweede mantelfout was bij de nieuwe mof in put 4B. Beide fouten zijn gerepareerd.
(…)
2.7. Een rapport van expertisebureau Vanderwal & Joosten B.V. (hierna: Vanderwal) van 23 december 2001 (hierna: het rapport van Vanderwal) houdt, voor zover hier van belang, in:
(…)
OMSTANDIGHEDEN
(1) Beschadigde moffen
(…)
Nader onderzoek door Pirelli wees uit dat niet alleen de gele fase was losgekomen van de mof, maar dat dit ook bij de twee overige fases (blauw en rood) was gebeurd. In totaal waren dus drie kabels losgekomen uit de moffen.
(2) Scheur in buitenmantel fase-kabel
(…)
Nader onderzoek door Pirelli wees uit dat er een scheur aanwezig was in de mantel van de gele fase. De locatie van deze beschadiging bevond zich enkele tientallen meters van mofverbinding B.
OORZAAK
(1) Beschadigde moffen
De schade aan de moffen van de 50 kV-kabel houdt zeer waarschijnlijk verband met grondzettingen. Ten tijde van onze inspectie constateerden wij dat de grond ter plaatse van het 50 kV-kabeltracé zeer drassig was en hierdoor gevoelig voor zettingen. Uit informatie die wij hebben ingewonnen begrepen wij dat de weggegraven grond ten behoeve van de nieuw te realiseren sloot door Aannemingsmaatschappij Markus BV in de dagen voorafgaand aan de storing werd opgeslagen op de locatie waar de kabels uit de moffen zijn losgekomen. Het betrof hier een berg grond met een hoogte van 1,5 meter dat bovenop de bestaande gronddekking van 80 cm is aangebracht. In totaal bevond er zich dus een grondpakket met een dikte van 2,3 meter boven de 50 kV-kabel. Tussen de N205 en de 50 kV-kabel in kwestie bevindt zich een gedempte sloot dat als een zwak punt kan worden beschouwd. Wij sluiten niet uit dat de extra verticale belasting van onder andere de opgeslagen grond het grondpakket ter plaatse van de 50 kV-kabel enigszins richting de gedempte sloot heeft gedrukt. Een dergelijke verplaatsing zal leiden tot trekspanningen in de kabels waarbij deze uit de mofverbindingen getrokken kunnen zijn.
Verder sluiten wij niet uit dat een graafmachine die werd gebruikt door de Bouwcombinatie invloed heeft gehad op de grondzettingen. De heer De Vries van Aannemingsmaatschappij Markus informeerde ons dat er in de dagen voorafgaand aan de in dit rapport omschreven storing, wellicht enkele malen met een graafmachine over het 50 kV-kabeltracé is gereden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de genoemde graafmachine was voorzien van brede rupsen die de verticale belasting van de graafmachine op de ondergrond over een groot oppervlak verdelen. Tevens waren er op een aantal locaties nabij het gronddepot houten rijplaten aangebracht om de verticale belasting nog verder te verdelen.
(…)
Tijdens de bouwvergadering die plaatsvond op 22 maart 2001 maakte Nuon kenbaar dat zij, zoals wij reeds eerder in dit rapport hebben vermeld, geen overeenstemming had bereikt met de eigenaar van de grond ten noorden van de N205 voor het verleggen van de 50 kV-kabel naar deze locatie. In verband hiermee is de kabel niet verlegd naar de andere zijde van de N205 maar is zij middels enkele aanpassingen, waaronder een horizontaalgestuurde boring, onder het bouwterrein komen te liggen. Tijdens de bouwvergadering die plaatsvond op 26 april 2001 werd deze kwestie nog eens besproken en werd door Nuon gemeld dat de betreffende werkzaamheden die verband hielden met het verleggen van de kabel, stonden gepland voor week 23 van 2001. Verder kwam tijdens deze vergadering ter sprake dat er ter plaatse van het tracé van de 50 kV-kabel een gronddepot zou worden gerealiseerd. In de notulen is terug te vinden dat de partijen nader overleg zouden voeren omtrent de kabelligging ter plaatse (zie bijlage 2). In de daaropvolgende periode hebben Nuon en de Bouwcombinatie overleg gevoerd omtrent de inrichting van het gronddepot ter plaatse van de 50 kV-kabel. Nuon zou tijdens dit overleg naar eigen zeggen hebben gemeld dat zij wilde voorkomen dat er een te dik grondpakket bovenop het 50 kV-kabeltracé zou komen. Dit komt echter uit de notulen niet duidelijk naar voren.
Wanneer dit laatste het geval zou zijn, en er in de toekomst op deze locatie een kabelstoring zou optreden, dan zou er voor het blootleggen van de kabel een diepe sleuf moeten worden gegraven waarbij er uit veiligheid mogelijk zelfs een grondkering (damwand) zou moeten worden aangebracht, met alle kosten van dien. Wij vernamen van de heren Spoor en Groeneveld dat er in dat stadium echter niet is gesproken over een maximum gronddekking die zou mogen worden aangebracht op het 50 kV-kabeltracé (er zijn geen mededelingen gedaan over toelaatbare hoogtes van het grondpakket). Tijdens ons gesprek met de heer Steenis van Nuon vernamen wij van hem dat een extra gronddekking van 0,5 meter voor hem acceptabel zou zijn.
(…)
(2) Oorzaak mantelfout
De scheur in de kabel bevindt zich nabij de locatie waar de Bouwcombinatie de uit de sloot afkomstige grond heeft opgeslagen. De exacte oorzaak van de scheur in de gele fase van de 50 kV-kabel kan niet meer worden achterhaald. (…)
Het feit dat de scheur in de kabel is geconstateerd bij een manteltest die is uitgevoerd enkele dagen nadat de storing in de kabel op 13 september 2001 was opgetreden, wil zeker niet direct zeggen dat de scheur verband houdt met de door de Bouwcombinatie uitgevoerde werkzaamheden in de dagen voorafgaand aan de storing. (…)
Onze conclusie aangaande de scheur in de buitenmantel van de gele fase is dat er niet kan worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest. (…)
2.8. Een brief van Nuon Infra West aan Markus van 21 september 2001 houdt, voor zover hier van belang, in:
(…)
Op 13 september 2001 heeft u, één van uw medewerkers of in uw opdracht werkende personen c.q. bedrijven schade veroorzaakt aan onze eigendommen gedurende werkzaamheden op bovengenoemde locatie.
Hierbij stellen wij u aansprakelijk voor alle door ons te maken kosten van de herstelwerkzaamheden en overige door ons bedrijf c.q. onze klanten geleden schade.
(…)
2.9. Een brief van Vanderwal aan Aon Risico Management van 9 augustus 2005 houdt, voor zover hier van belang, in:
(…)
ALGEMEEN
(…)
Op donderdagmiddag 13 september 2001 rond 16.00 uur trad er een storing op in de 50 kV-kabels ter hoogte van het bouwterrein. Onderzoek heeft uitgewezen dat de nieuw gelegde kabels waren losgekomen van de verbindingsmoffen als gevolg van grondzettingen. Naderhand werd ook nog een scheur in de kunststof buitenmantel geconstateerd. Deze beschadiging bevond zich enkele tientallen meters van de beschadigde mofverbindingen.
(…)
OORZAAK
Wij achten het aannemelijk dat de kabels als gevolg van grondzettingen, die optraden door het aanbrengen van een gronddepot, uit de mofverbindingen werden getrokken. Een ander mogelijk aspect dat een rol speelt is dat zich in de nabijheid van de 50 kV-verbinding een oude gedempte sloot bevond. Volgens Pirellli hadden de kabels zich in het horizontale vlak zo’n 70 cm in de richting van die gedempte sloot verplaatst. In het verticale vlak waren de kabels volgens Pirelli 50 cm naar beneden verplaatst. Als de waarnemingen van Pirelli juist zijn, betekent dit dat de bewuste kabels een aanzienlijke verplaatsing zouden hebben ondergaan. Dat de verticale belasting van het door Markus gebruikte werkmaterieel enige invloed had op de grondmassa ligt voor de hand, maar dit heeft volgens ons geen rol gespeeld in de verplaatsing van de kabels. De verplaatsing van het werkmaterieel heeft alleen invloed op de grond boven de kabels en niet op het ongeroerde grondpakket onder de kabels.
Wat betreft de tweede kwestie, de aangetroffen mantelschade, is het onduidelijk wat hiervan de oorzaak kan zijn geweest. Evenmin kan het tijdstip waarop de scheur in de kabel is ontstaan worden vastgesteld.
AANSPRAKELIJKHEIDSOVERWEGINGEN
Markus BV wordt wat betreft de schade aan de mofverbindingen alsmede de kunststof buitenmantel aangesproken ingevolge artikel 6:162 BW. Op grond van de door ons verkregen informatie achten wij een causaal verband tussen de schade aan de drie mofverbindingen en het door Markus in opdracht van de Bouwcombinatie aangelegde gronddepot aannemelijk. De vraag is in hoeverre er sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van Markus BV aangezien zij het werk, voor zover ons bekend is, conform opdracht heeft uitgevoerd. Verder is de vraag in hoeverre er sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van de Provincie en/of de Bouwcombinatie.
De volgende overwegingen zijn hierbij van belang:
¦ Alle betrokken partijen waren op de hoogte van de aanwezigheid van de 50 kV-kabels op het bouwterrein.
(…)
¦ Al voordat de kabels door Nuon werden verlegd, was zij er door de Bouwcombinatie van op de hoogte gebracht dat de locatie van het kabeltracé gedeeltelijk als gronddepot zou worden gebruikt door de Bouwcombinatie. De notulen van het Kabels- en Leidingenoverleg nr. 8 van 1 mei 2001 vermelden onder 5.2.d dat er een nadere afstemming moet komen inzake de kabelligging ter plaatse van het gronddepot.
¦ Uit de aan ons verstrekte documenten valt niet op te maken wat partijen exact hebben afgesproken inzake het verleggen van de kabels ter plaatse van het gronddepot.
¦ Het gronddepot kreeg uiteindelijk een hoogte van 1,5 m boven maaiveld.
(…)
¦ Bij het ontstaan van de schade hebben naar onze mening de volgende aspecten een rol gespeeld:
- de aanleg van het gronddepot
- de zettingsgevoeligheid van de weinig verdichte en vochtige klei ter plaatse
- mogelijk de aanwezigheid van een gedempte sloot naast het kabeltracé ter hoogte van het gronddepot.
Gebleken is dat de Bouwcombinatie en Nuon meerdere malen overleg hebben gepleegd inzake het verleggen van de kabels en de aanwezigheid van het gronddepot boven het nieuwe kabeltracé. Het verleggen van de kabels viel onder de verantwoordelijkheid van Nuon en maakte geen onderdeel uit van het project. Wij achten het aan de hand van de door ons ingewonnen informatie niet aangetoond dat Markus BV geen beschermende maatregelen (toepassing van draglineschotten) heeft getroffen, zoals Nuon beweert. Nuon baseert zich wat betreft dit aspect op waarnemingen van haar monteurs ter plaatse. Onduidelijk is welke monteurs dit zouden zijn geweest en wanneer zij een en ander op locatie hebben waargenomen. Het ligt overigens niet direct voor de hand dat monteurs van Nuon aanwezig waren bij de aanleg van het gronddepot door Markus, daar de werkzaamheden in het kader van het verleggen van de 50 kV-kabels op dat moment al enkele maanden gereed waren.
De werkzaamheden betroffen de aanleg van het gronddepot met behulp van graafmachines. Nuon was, voordat zij was gestart met het verleggen van de kabels, op de hoogte van het feit dat er boven het kabeltracé een gronddepot zou worden aangebracht. Zij had met die wetenschap als verantwoordelijke voor het verleggen van de 50 kV-kabels het nieuwe kabeltracé zo moeten ontwerpen/positioneren dat dit geschikt zou zijn geweest om het gronddepot zonder problemen te kunnen dragen. Getuige de aard van de aan de kabels ontstane schade moet worden vastgesteld dat het door Nuon ontworpen kabeltracé niet geschikt was voor deze situatie. De bewuste kabels hadden in dit geval op een grotere diepte moeten worden gelegd om te voorkomen dat ze als gevolg van grondzettingen beschadigd konden raken. Kennelijk heeft Nuon naar de grondgesteldheid op het bouwterrein alsmede de invloed van het gronddepot onvoldoende onderzoek verricht dan wel de situatie onderschat.
De aannemer Markus BV heeft naar onze mening haar werk voldoende zorgvuldig uitgevoerd. Bij de uitvoering van de werkzaamheden in verband met de aanleg van het gronddepot heeft de betrokken onderaannemer, zo lijkt ons, niet onrechtmatig gehandeld en is zij derhalve niet aansprakelijk voor de ontstane schade aan de drie kabels.
In het geval van de beschadiging aan de kunststof buitenmantel van een der kabels achten wij een causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden van de Bouwcombinatie niet aangetoond en ontbreekt op dit punt eveneens aansprakelijkheid.
(…)
2.10. Een brief van de advocaat van Nuon, mr. F.J. van Velsen, aan Markus van
12 september 2006 houdt, voor zover hier van belang, in:
(…)
In bovenvermelde aangelegenheid heb ik de behandeling namens N.V. Nuon Infra West (als rechtsopvolgster van Energie Noord West N.V.) op mij genomen.
(…)
Namens cliënte bericht ik u dat zij haar recht op schadevergoeding onverkort handhaaft. Deze brief strekt er met name toe de verjaring te voorkomen.
(…)
3. Het geschil
3.1. Nuon vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Markus veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 127.649,60 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 92.206,18 vanaf 16 augustus 2007 tot aan de voldoening, met veroordeling van Markus in de proceskosten.
3.2. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat Markus onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door bij het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden onvoldoende voorzorgsmaatregelen te treffen, waardoor kabels uit de mofverbindingen zijn getrokken en een buitenmantel is beschadigd. Markus is aansprakelijk voor de door haar tengevolge van dit handelen geleden schade, aldus nog steeds Nuon.
3.3. Markus voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De kern van deze zaak is of Markus onrechtmatig jegens Nuon heeft gehandeld en, zo ja, of zij gehouden is de dientengevolge door Nuon geleden schade te vergoeden.
4.2. Markus voert allereerst tot haar verweer aan dat zij niet door de juiste partij is gedagvaard, nu niet Nuon, maar een aan Nuon gelieerde vennootschap, Nuon Infra West, de in de onderhavige procedure gevorderde schade heeft geleden. Nuon heeft zich aanvankelijk als eigenaresse van de kabels gepresenteerd en heeft in de dagvaarding niet duidelijk gemaakt dat zij namens een aan haar gelieerde vennootschap de vordering heeft ingesteld, aldus nog steeds Markus. Nuon betoogt op haar beurt dat zij in opdracht van Nuon Infra West als middellijk vertegenwoordiger de onderhavige schade verhaalt en dat zij daarbij gerechtigd is op eigen naam te procederen. Daarnaast voert zij bij akte uitlating producties aan dat de onderhavige vordering inmiddels aan haar is gecedeerd.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat het een eisende partij niet is toegestaan in de loop van de procedure van hoedanigheid te wisselen, te weten van eiser voor zichzelf naar eiser ten behoeve van anderen of omgekeerd. Nu Nuon in de dagvaarding niet duidelijk heeft gesteld dat zij als middellijk vertegenwoordiger van Nuon Infra West is opgetreden, gaat haar betoog te dier zake niet op. Nuon voert in voornoemde akte aan dat Nuon Infra West de vordering op Markus inmiddels aan haar heeft gecedeerd. De rechtbank overweegt dat het overdragen van een vordering in de loop van een procedure is toegestaan, mits is voldaan aan de voorwaarden die artikel 3:94 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) hieraan stelt. Geoordeeld wordt dat de uitlating van Nuon in voornoemde akte als een mededeling in de zin van voornoemd artikel kan worden aangemerkt, nu deze mededeling door Nuon, als verkrijger van de vordering, in iedere vorm kan geschieden. Nuon heeft echter verzuimd de akte van cessie te overleggen. Zij wordt hiertoe alsnog bij akte in de gelegenheid gesteld, waarna Markus bij antwoordakte hierop kan reageren. Indien vast komt te staan dat Nuon Infra West de vordering op Markus aan Nuon heeft gecedeerd, kan Nuon in haar vordering worden ontvangen en zijn de hieronder te bespreken overige geschilpunten, die partijen verdeeld houden, nog van belang.
4.4. Markus voert voorts tot haar verweer aan dat de vordering van Nuon is verjaard. Met Nuon wordt geoordeeld dat de verjaring bij de hiervoor onder 2.10. aangehaalde brief tijdig is gestuit, zodat aan het verweer van Markus voorbij wordt gegaan. Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart immers ingevolge artikel 3:310 BW door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, in het onderhavige geval 13 september 2001.
4.5. De rechtbank zal thans ingaan op de vraag of het onderhavige handelen van Markus jegens Nuon onrechtmatig is, en zo ja of dit onrechtmatig handelen aan haar kan worden toegerekend. Tussen partijen wordt als vaststaand aangenomen dat het losraken van de kabels uit de verbindingsmoffen en de schade aan de buitenmantel geen verband houden met onbekendheid van Markus met de situatie ter plaatse. Markus wist waar het kabeltracé lag, welke ligging Nuon ook nog met paaltjes had aangeven. Er doet zich hier dan ook niet de – in de rechtspraak dikwijls behandelde – situatie voor waarbij een aannemer bij werkzaamheden een ter plekke onverwachte – of onverwacht (anders) gelegen – kabel raakt en daardoor beschadigt.
4.6. In het onderhavige geval gaat het dan enkel om de beantwoording van de vraag of Markus door extra grond op het kabeltracé te storten en door met zwaar materieel over het kabeltracé te rijden onzorgvuldig jegens Nuon heeft gehandeld. De rechtbank overweegt dat de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid niet zo ver reikt dat reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig maakt, maar dat gevaarscheppend gedrag slechts onrechtmatig is, indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
4.7. Nuon voert kennelijk aan dat hiervan sprake is, nu Markus zonder overleg met haar te voeren 1,50 meter extra grond op het kabeltracé heeft gestort, terwijl zij zich steeds op het standpunt heeft gesteld dat op het kabeltracé geen gronddepot kon worden geplaatst. Uit het hiervoor onder 2.5. aangehaalde besprekingsverslag en uit het hiervoor onder 2.7. en 2.9. aangehaalde rapport en de brief van Vanderwal kan worden afgeleid dat nog afstemming zou plaatsvinden over de locatie van het gronddepot. Dat is echter nooit gebeurd. Markus had haar werkzaamheden moeten afstemmen op de locatie van de kabels en het is niet zo dat Nuon rekening moest houden met de werkzaamheden van Markus, nu de kabels reeds door haar waren verlegd. Markus had dan ook moeten verifiëren wat de status van dit onderdeel van het bouwplan was, alvorens het gronddepot daadwerkelijk te realiseren, aldus Nuon. Daarnaast heeft Markus zonder afdoende beschermingsmaatregelen te treffen over de uiterst instabiele ondergrond van het kabeltracé met zwaar materieel gereden. Het gewicht van de laag aarde van 1,5 meter heeft voor zettingen gezorgd en het rijden met zwaar materieel over het kabeltracé heeft dat verergerd. Markus is de enige geweest die grond op het kabeltracé heeft verplaatst en met zwaar materiaal over de grond heeft gereden en is dan ook als enige aansprakelijk voor de door Nuon geleden schade, aldus nog steeds Nuon.
Markus verwijst ter onderbouwing van haar standpunt dat zij niet onzorgvuldig jegens Nuon heeft gehandeld naar voornoemd rapport en de brief van Vanderwal. Zij betoogt dat op het tijdstip dat de schade werd geconstateerd ter plaatse alleen enkele “ruggetjes” grond waren neergelegd en dat nog geen sprake was van een gronddepot. Pas later is een gronddepot aangebracht. Zij betoogt dat Vanderwal in haar rapport ten onrechte ervan is uitgegaan dat zij over het kabeltraject een aaneengesloten grondlaag van 1,50 meter had aangebracht. Zij voert aan dat zij hooguit twee keer met een graafmachine over het kabeltracé heeft gereden, waarbij zij gebruik heeft gemaakt van zes meter lange draglineschotten. Verder heeft nog enige tijd een graafmachine van 20 ton in de nabijheid van het kabeltracé gestaan. Ook deze kraan stond volgens Markus op draglineschotten. Zij heeft overigens slechts één maal met deze kraan over het kabeltracé gereden en wel uitsluitend in de dwarsrichting en niet in de lengterichting, aldus nog steeds Markus.
4.8. Uit het hiervoor onder 2.6. aangehaalde rapport van Pirelli kan worden afgeleid dat als gevolg van de werkzaamheden aan de N205 grond is verplaatst en dat een betonnen duct is verwijderd die in de grond zat. De grote wal die gelegd was, drukte de grond nog verder aan waardoor de wal is gaan schuiven. De grond waarin de kabels lagen, is meegegaan, waardoor volgens Pirelli de kabels deels uit de moffen zijn getrokken.
Uit voornoemd besprekingsverslag kan verder worden afgeleid dat de aanwezigheid van een gronddepot boven het kabeltracé voor Nuon een knelpunt was en dat afstemming diende plaats te vinden over de ligging van de kabels en het gronddepot. Voorts kan uit voornoemd rapport en voornoemde brief van Vanderwal worden afgeleid dat de onderhavige schade aan de kabels zeer waarschijnlijk verband houdt met grondzettingen. Vanderwal voert aan dat zich in totaal een grondpakket met een dikte van 2,3 meter boven de kabels bevond, nu een berg grond met een hoogte van 1,5 meter bovenop de bestaande gronddekking van 0,8 meter was aangebracht. Deze extra verticale belasting van 1,5 meter heeft het grondpakket ter plaatse van de kabels enigszins richting de gedempte sloot gedrukt. Een dergelijke verplaatsing leidt volgens Vanderwal tot trekspanningen in de kabels, waarbij deze uit de mofverbindingen kunnen zijn getrokken. Voorts sluit Vanderwal niet uit dat een graafmachine die door de Bouwcombinatie werd gebruikt invloed heeft gehad op de grondzettingen. Wat betreft de scheur in de buitenmantel kan volgens Vanderwal niet worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest.
4.9. De rechtbank acht het op grond van voornoemde stukken in onderling verband en samenhang beschouwd en gelet op de stellingen van partijen voorshands aannemelijk dat Markus, zonder voorafgaand overleg te voeren en zonder afdoende beschermende maatregelen te treffen – kennelijk was een betonnen duct die in de grond zat verwijderd – een extra grondlaag van 1,5 meter, en niet slechts enkele ruggetjes, bovenop de bestaande gronddekking van het kabeltracé heeft aangebracht en hierover in ieder geval een paar keer met zwaar materieel heeft gereden. Nu uit de hiervoor genoemde stukken tevens kan worden afgeleid dat de aanwezigheid van een gronddepot op het kabeltracé voor Nuon een knelpunt was en dat, nadat de kabels waren verlegd, nog afstemming diende plaats te vinden over de ligging van de kabels en het gronddepot (punt 4-8a in verbinding met punt 8-5.2d4 uit voornoemd besprekingsverslag), hetgeen kennelijk niet is gebeurd, is de rechtbank voorshands van oordeel dat onder de omstandigheden van het geval de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van het storten van een extra grondlaag van 1,5 meter, en kennelijk niet een voor Nuon acceptabele extra grondlaag van 0,5 meter, op de bestaande grondlaag van het kabeltracé dusdanig groot was dat van Markus, als professioneel aannemer van grondwerken, nu zij op de hoogte was van de ligging van het kabeltracé en van het feit dat nog afstemming diende plaats te vinden over de ligging van de kabels en het gronddepot, mocht worden verwacht dat zij hiertoe niet zonder voorafgaand overleg te voeren dan wel zonder het treffen van afdoende voorzorgsmaatregelen (het enkele gebruik van draglineschotten is kennelijk onvoldoende) over zou gaan. De rechtbank is dan ook voorshands van oordeel dat Marcus zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Nu tussen partijen als vaststaand kan worden aangenomen dat causaal verband bestaat tussen de schade aan de drie verbindingsmoffen en het gronddepot, acht de rechtbank het voorshands aannemelijk dat Marcus onrechtmatig jegens Nuon heeft gehandeld. De rechtbank laat Markus toe van het voorgaande tegenbewijs te leveren.
In dit kader wordt tevens overwogen dat ook al zou het storten van extra grond op de bestaande grondlaag van het kabeltracé op aanwijzing van de provincie Noord-Holland als opdrachtgever zijn geschied, dit Markus niet van haar aansprakelijkheid bevrijdt, nu op haar als professioneel aannemer van grondwerken, mede gelet op het besprekingsverslag (2.5.), bij het uitvoeren van haar werkzaamheden een eigen verantwoordelijkheid rust.
4.10. Wat betreft het causaal verband tussen het handelen van Marcus en de schade aan de buitenmantel van één van de kabels, is de rechtbank van oordeel dat, nu Nuon zich beroept op het rechtsgevolg van voornoemde stelling op haar de bewijslast hiervan rust. Nuon zal, gelet op de gemotiveerde betwisting van Markus en overeenkomstig haar bewijsaanbod, worden toegelaten tot het bewijs van haar stelling. Zij heeft dit bewijs in de onderhavige procedure thans nog niet geleverd met reeds overgelegde bewijsstukken, nu Pirelli in haar verslag slechts aanvoert dat de schade aan de buitenmantel zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door een graafmachine en Vanderwal op haar beurt betoogt dat onduidelijk is wat de oorzaak van deze schade is, zodat hierover thans geen uitsluitsel kan worden gegeven.
4.11. Indien Markus erin slaagt het voorshands geleverd geachte bewijs te ontzenuwen en Nuon niet in het haar opgedragen bewijs slaagt, ligt de vordering van Nuon voor integrale afwijzing gereed.
4.12. Indien Nuon echter in het haar opgedragen bewijs slaagt en Markus op haar beurt er niet in slaagt het voorshands geleverd geachte bewijs te ontzenuwen, staat vast dat Markus onrechtmatig jegens Nuon heeft gehandeld, welk onrechtmatig handelen aan haar kan worden toegerekend, zodat Markus in dat geval in beginsel aansprakelijk is voor de schade aan de drie verbindingsmoffen èn de schade aan de buitenmantel. Indien Markus er echter in slaagt het voorshands geleverd geachte bewijs te ontzenuwen en Nuon in haar bewijsopdracht ten aanzien van de schade aan de buitenmantel slaagt, is Markus in beginsel slechts aansprakelijk voor de schade aan de buitenmantel.
4.13. De omvang van de schade als gevolg van het loskomen van de kabels uit de verbindingsmoffen, een bedrag van € 72.301,66, en de schade aan de buitenmantel, een bedrag van € 19.904,52, is tussen partijen in confesso. De door Nuon gevorderde wettelijke rente is evenmin door Markus bestreden.
Markus betwist echter dat Nuon aanspraak kan maken op “eigen behandelingskosten” ter hoogte van een bedrag van € 2.500,=. Zij voert kennelijk aan dat buitengerechtelijke kosten in een geval waarin een proces is gevoerd slechts ingevolge artikel 6:96 lid 2 onder c) BW als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen, voor zover deze betrekking hebben op andere verrichtingen dan die waarvan de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) al een vergoeding plegen in te sluiten. Nuon betoogt dat zij geen buitengerechtelijke kosten vordert, maar dat het eigen behandelkosten betreft die zij heeft gemaakt en dat die administratieve kosten specifiek zijn gerelateerd aan de ontstane schade. Zij hanteert hiervoor een degressief gestaffeld tarief waarbij de omvang van de schade als uitgangspunt is genomen, omdat de hoeveelheid werk daarmee als regel recht evenredig is. Nu Markus het voorgaande onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en de rechtbank van oordeel is dat de door Nuon gevorderde kosten redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b) zijn en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs ook noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen, liggen deze kosten voor alsdan voor toewijzing gereed.
4.14. Markus doet nog een beroep op eigen schuld aan de zijde van Nuon, nu Nuon de
kabels dieper had moeten verleggen en de kabels meer ruimte had moeten geven om te voorkomen dat deze als gevolg van grondzettingen konden worden beschadigd. Zelf indien Markus een fout zou hebben gemaakt, valt deze fout in het niet bij die van Nuon en komt haar vergoedingsplicht geheel te vervallen, omdat de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten eist, aldus nog steeds Markus. De rechtbank zal het beroep op eigen schuld na de eventueel te houden getuigenverhoren beoordelen.
4.15. Partijen wordt verzocht op de hierna te vermelden roldata bij akte de rechtbank mede te delen of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door het horen van getuigen gebruik willen maken.
4.16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat Markus toe tot het leveren van tegenbewijs van de door de rechtbank voorshands bewezen geachte stellingen van Nuon, zoals overwogen onder rechtsoverweging 4.9.,
5.2. laat Nuon toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat causaal verband bestaat tussen het handelen van Markus en de schade aan de buitenmantel,
5.3. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 17 juni 2009 voor akte aan de zijde van
Nuon voor het doel zoals omschreven in rechtsoverweging 4.3., waarbij Nuon tevens kan doen mededelen of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door het horen van getuigen gebruik maakt, en zo ja, door hoeveel getuigen, met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende drie maanden, waarna de zaak wordt verwezen naar de rol van woensdag 15 juli 2009 voor antwoordakte aan de zijde van Markus, waarbij Markus eveneens kan doen mededelen of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door het horen van getuigen gebruik maakt, en zo ja, door hoeveel getuigen, met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende drie maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald,
5.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Naarden en in het openbaar uitgesproken op
20 mei 2009.?