1. [verweerder], 42 jaar oud, is op 1 januari 1997 bij De Meerlanden in dienst getreden als medewerker reiniging, tegen een salaris van (laatstelijk) € 1.961,00 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
2. In zijn functie van medewerker reiniging hield [verweerder] zich bezig met het schoonhouden van straten, pleinen, markten en winkelcentra. [verweerder] diende voor de uitoefening van deze functie te beschikken over een rijbewijs B.
3. Medio juli 2006 is aan [verweerder] zijn rijbevoegdheid ontzegd in verband met het rijden onder invloed. De Meerlanden heeft [verweerder] vanaf dat moment tijdelijk en boven de formatie te werk gesteld in de milieustraat.
4. Op 19 januari 2007 heeft het CBR het rijbewijs van [verweerder] ongeldig verklaard.
5. Op 10 januari 2008 heeft De Meerlanden aan [verweerder] te kennen gegeven dat de arbeidsovereenkomst alleen zou worden voortgezet, indien [verweerder] voor 1 februari 2008 zijn rijbewijs zou hebben terug ontvangen.
6. Omdat [verweerder] heeft aangegeven niet binnen de op 10 januari 2008 afgesproken termijn weer over zijn rijbewijs te kunnen beschikken heeft De Meerlanden op 8 januari 2008 een beëindigingovereenkomst opgesteld strekkende tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] per 1 maart 2008.
7. Bij brief van 27 februari 2008 heeft de gemachtigde van [verweerder] namens [verweerder] aan De Meerlanden medegedeeld niet met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2008 in te stemmen.
8. Op 9 april 2008 is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, ingevolge waarvan [verweerder], in afwachting van het verkrijgen van een WSW-indicatie, door De Meerlanden zou worden gedetacheerd bij de AM Groep.
9. Bij brief van 3 juli 2008 heeft De Meerlanden onder meer het volgende aan [verweerder] geschreven:
“Vooruitlopend op [...] de plaatsing bij de sociale werkvoorziening willen wij u met ingang van 8 juli a.s. [...[ detacheren bij de AM-groep [...]. Naast deze terugkeer in het arbeidsproces wordt ook bekeken of u een begeleidingstraject nodig heeft om o.a. van uw alcoholverslaving af te komen. Bij de plaatsing/detachering bij de AM-groep gelden namelijk zeer strenge regels t.a.v. alcohol op het werk. Van de AM-groep hebben wij begrepen dat bij 3 waarschuwingen ontslag op staande voet volgt [...].”
10. Op 8 juli 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [XXX], coördinator AM Werk re-integratie BV. Daarbij zijn met [verweerder] een aantal afspraken gemaakt, die schriftelijk zijn vastgelegd en waarvoor [verweerder] voor akkoord heeft getekend. Een van de afspraken luidt als volgt:
“Bij constatering van een naar alcohol ruikende adem of bij een vermoeden van overmatig alcoholgebruik zal de heer [verweerder] naar huis worden gestuurd. Bij een derde constatering volgt onmiddellijke stopzetting van dit begeleidingstraject.”
11. Op 14 juli 2008, de eerste dag van zijn werkzaamheden bij de AM Groep, is [verweerder] naar huis gestuurd in verband met overtreding van het alcoholverbod. Bij brief van dezelfde datum heeft hij een eerste officiële waarschuwing gekregen, waarbij hij erop is gewezen dat het begeleidingstraject bij een derde overtreding met onmiddellijke ingang zal worden beëindigd.
12. Op 19 maart 2009 is [verweerder] wederom naar huis gestuurd in verband met overtreding van het alcoholverbod.
13. Bij brief van 20 maart 2009 heeft [verweerder] een tweede officiële waarschuwing ontvangen, waarbij hij erop is gewezen dat de detachering bij een derde overtreding met onmiddellijke ingang zal worden beëindigd.
14. Op 11 mei 2009 is [verweerder] wederom naar huis gestuurd in verband met overtreding van het alcoholverbod, nadat een blaastest bij hem een promillage van 0,4 had aangetoond.
15. Bij brief van 12 mei 2009 heeft de AM Groep aan [verweerder] medegedeeld de detachering met onmiddellijke ingang te beëindigen.