ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ8227
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en betaling achterstallig salaris in kort geding
In deze zaak heeft eiseres, een groepsleerkracht in dienst van Stichting Tabijn, een kort geding aangespannen om nakoming van een overeenkomst te vorderen die op 28 januari 2003 is gesloten. Deze overeenkomst hield in dat eiseres per 1 juni 2013 met vervroegd pensioen zou gaan en dat haar salaris door Tabijn zou worden doorbetaald van 1 augustus 2006 tot 1 juni 2013. Eiseres vorderde in kort geding betaling van achterstallig salaris en andere vergoedingen, terwijl Tabijn zich beriep op de nietigheid van de overeenkomst, stellende dat deze in strijd was met de wet en dat eiseres geen arbeid verrichtte.
De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet in strijd was met de wet en wees de vordering van eiseres tot betaling van achterstallig salaris toe. De rechter verwierp het verweer van Tabijn dat de overeenkomst nietig was, omdat er geen bewijs was dat de overeenkomst in strijd was met artikel 7:610 BW. De kantonrechter oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, omdat zij financieel afhankelijk was van de maandelijkse uitkeringen die in de overeenkomst waren afgesproken.
De rechter wees de vordering tot betaling van vakantiegeld en andere vergoedingen af, omdat deze niet expliciet in de overeenkomst waren opgenomen. De vordering in reconventie van Tabijn tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde salarissen werd afgewezen, omdat de kantonrechter had geoordeeld dat Tabijn gehouden was tot nakoming van de overeenkomst. De proceskosten werden aan Tabijn opgelegd, omdat deze grotendeels in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.H. Dubois op 14 september 2009.