RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/700801-08, 15/700256-09 (ttz.gev.) en 15/710158-09 (ttz.gev.)
Uitspraakdatum: 16 september 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 02 september 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in Vught PPC, te Vught.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Parketnummer 15/700801-08:
Primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg (met kracht) met een (ijzeren) pijp, althans met een hard voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 oktober 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) met een (ijzeren) pijp, althans met een hard voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Parketnummer 15/700256-09
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 11 april 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een mes in het lichaam (in de rug, ter hoogte van de nieren) van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 april 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet een mes in het lichaam (in de rug, ter hoogte van de nieren) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 10 juni 2007 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk meerdere (elf) ramen en/of ruiten van de voordeuren van een kerk of een (gebeds)gebouw, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jehova's Getuige(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, voormelde ramen en/of ruiten ingegooid;
Feit 3
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 4 januari 2008 tot en met 5 januari 2008 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de [naam] aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid (klein)geld en/of diverse schriftelijke bescheiden (w.o. een adressenlijst van Jehova's Getuigen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jehova's Getuigen ([naam]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 15/710158-09
hij op of omstreeks 17 december 2007 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, tijdens de nachtelijke uren, brand heeft gesticht bij/aan (de deur van) de woning [adres] alwaar die [slachtoffer 3] verbleef, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 17 december 2007 te Haarlem opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk, tijdens de nachtelijke uren, brandbare vloeistof op/aan/bij de deur van de woning aangebracht en ontstoken, ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in dat pand en/of in de nabijheid van dat pand aanwezige personen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
die personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte onder 15/700801-08 primair, 15/700256-09 feit 1 primair, feit 2 en feit 3 en 15/700158-09 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege aan verdachte op te leggen. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] geheel toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk te verklaren nu deze vordering niet eenvoudig van aard is.
4. Oordeel van de rechtbank
4.1. Bewijsoverweging
De rechtbank heeft haar oordeel over hetgeen wettig en overtuigend bewezen kan worden mede gebaseerd op de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie en tijdens de terechtzittingen van 28 januari 2009 en 23 april 2009. Verdachte heeft tijdens deze terechtzittingen uit eigener beweging bekennende verklaringen afgelegd. Bovendien is uit zijn verhoren bij de politie gebleken dat zijn bekennende verklaringen grotendeels overeenkomen met de aangiftes en getuigenverklaringen in de verschillende zaken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde verklaringen van verdachte om die reden betrouwbaar zodat aan de ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2009 voorbij wordt gegaan. De rechtbank betrekt bij dit oordeel tevens dat de ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting kennelijk mede is ingegeven door de bij hem levende onvrede over de gang van zaken ter terechtzitting, in het bijzonder het ontbreken van een advocaat.
4.2 Bewijs *1
Parketnummer 15/700801-08:
Op 23 oktober 2008 heeft mevrouw [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie. Uit haar aangifte blijkt dat zij die nacht door de [adres] liep en plotseling met een zwaar voorwerp op het hoofd werd geslagen. Als gevolg hiervan had zij hevige pijn en een bloedende wond op het achterhoofd. *2 Diezelfde nacht kregen verbalisanten een melding te gaan naar de [adres] alwaar zich een man zou bevinden die de politie had gebeld met de mededeling dat hij eerder die nacht iemand met een stuk ijzer op het hoofd had geslagen. Op voornoemde locatie troffen zij verdachte aan die desgevraagd aangaf dat hij zojuist de politie had gebeld.*3
Bij de politie heeft verdachte vervolgens bekend dat hij op 23 oktober 2008 in Haarlem een vrouw met een ijzeren pijp op het hoofd heeft geslagen. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij bewust op pad is gegaan om iemand iets aan te doen en dat hij weet dat als je iemand met een dergelijk voorwerp op het hoofd slaat dat dit er toe kan leiden dat het slachtoffer hierdoor overlijdt. *4 Deze bekennende verklaring vindt bovendien steun in sms-berichten die verdachte die nacht heeft gestuurd aan een vriendin. Hierin staat onder meer te lezen dat verdachte zojuist een onschuldig meisje de hersens heeft ingeslagen en een onschuldig mens moest vermoorden. *5
Parketnummer 15/700256-09
Feit 1
Op 28 januari 2009 is voormelde zaak pro forma behandeld op de openbare terechtzitting. Tijdens de behandeling van de zaak heeft verdachte aangegeven dat hij in april 2008 een poging heeft ondernomen om een vrouwelijke Jehova’s getuige te vermoorden toen zij achter het station in Haarlem fietste. *6
Uit nader onderzoek is gebleken dat van dit feit aangifte is gedaan door [slachtoffer 2]. Uit deze aangifte blijkt dat zij op 11 april 2008 in Haarlem in de buurt van het station fietste en wachtte voor een stoplicht. Na het oversteken voelde zij een harde stomp in de rug waarna zij werd ingehaald door een man op een fiets met in zijn rechterhand een mes. *7 Kort hierna bleek dat de vrouw een steekwond had in haar rug ter hoogte van de nieren van twee centimeter diep. *8
Verdachte heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Uit deze verklaring blijkt dat verdachte meerdere malen geprobeerd heeft een Jehova’s getuige iets aan te doen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij het latere slachtoffer kende als iemand van de Jehova’s getuigen, dat hij op 11 april 2008 vanaf de [adres] achter haar aangefietst is en dat hij - toen zij beiden voor het stoplicht bij het station moesten wachten – de beslissing heeft genomen om haar neer te steken teneinde haar zo dodelijk mogelijk te raken. Bovendien heeft verdachte aangegeven dat hij het betreurt dat het slachtoffer het heeft overleefd. *9
Feit 2
Tevens heeft verdachte – desgevraagd – bij de politie verklaard dat hij in 2007 de ramen heeft ingegooid bij de [naam] aan de [adres] *10. Van dit feit is aangifte gedaan door de voorzitter van de Jehova’s getuigen van de geloofsgemeenschap [naam]. Uit deze aangifte blijkt dat op 10 juni 2007 een aantal ruiten is ingegooid. *11
Feit 3
Voorts heeft verdachte in zijn verklaringen bij de politie aangegeven dat hij ook heeft ingebroken bij het gebouw van de Jehova’s getuigen aan de [adres] en daarbij onder andere een lijst met namen van Jehova’s getuigen heeft weggenomen. *12 *13 Van deze inbraak is aangifte gedaan. Uit deze aangifte blijkt dat in de nacht van 4 op 5 januari 2008 is ingebroken in de [naam] aan de [adres] in Haarlem waarbij adressenlijsten en enkele kaarten met gebieden voor het huis aan huis werk zijn weggenomen en men zich de toegang tot het gebouw heeft verschaft door de nooduitgang open te breken. *14 Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 september 2009 nogmaals bekend dat hij voornoemde inbraak heeft gepleegd en dat het hem te doen was om documenten waaruit blijkt dat de Jehova’s getuigen diep zijn geïnfiltreerd in regeringen. *15
Parketnummer 15/710158-09
Ten slotte heeft verdachte ter terechtzitting van 23 april 2009 verklaard dat hij in december 2007 binnen is geweest bij een woning aan de [adres]. *16 Volgens eigen zeggen heeft hij toen een gat in de voordeur gemaakt en wilde hij de brandstof die hij bij zich had aansteken teneinde ze levend te verbranden. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij geprobeerd heeft die mevrouw op de [adres] te vermoorden door haar levend in brand te steken. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij in oktober 2007 heel bewust de keuze heeft gemaakt om iemand van het [naam] te doden door brand te stichten. *17
Door verbalisanten is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met betrekking tot een brand op 17 december 2007 aan de [adres]. Uit dit proces-verbaal blijkt dat omstreeks 5.45 uur die nacht een melding is binnengekomen van een brand. Toen de verbalisanten ter plaatse kwamen zagen zij op de tweede verdieping een man uit het raam hangen die kennelijk moeite had met ademhalen. De agenten zijn het pand binnengegaan en constateerden dat het trappenhuis vol rook stond en dat de muren zwartgeblakerd waren. Vervolgens hebben de agenten er zorg voor gedragen dat de aanwezige bewoners het pand zo snel mogelijk konden verlaten. *18
Door [benadeelde partij 1], eigenaresse van het pand, is aangifte gedaan van brandstichting. *19 Uit deze aangifte blijkt dat op 17 december 2007 brand is geweest in het pand aan de [adres] en dat in dit pand zes personen wonen. Naar aanleiding van deze brand is onderzoek gedaan naar de oorzaak hiervan. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de brand is ontstaan op de eerste verdieping van het pand en dat sprake is van brandstichting waarbij een brandbare vloeistof is aangestoken bij de voordeur van de woning op de eerste etage. *20 De bewoonster van de woning waarvan de voordeur in brand is gestoken, mevrouw [slachtoffer 3], heeft eveneens aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat het haar voordeur is geweest waar de brand is gesticht en dat zij lid is van de Jehova’s getuigen. *21
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/700801-08 primair, parketnummer 15/700256-09 feit 1 primair, feit 2 en feit 3 en parketnummer 15/710158-09 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
15/700801-08
Primair
hij op 23 oktober 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met kracht met een ijzeren pijp op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 1
Primair
hij op 11 april 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een mes in het lichaam, in de rug, ter hoogte van de nieren van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 10 juni 2007 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten van de voordeuren van een kerk, toebehorende aan Jehova's Getuigen, heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, voormelde ruiten ingegooid;
Feit 3
hij op een tijdstip in de periode van 4 januari 2008 tot en met 5 januari 2008 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de [naam] aan de [adres] heeft weggenomen diverse schriftelijke bescheiden w.o. een adressenlijst van Jehova's Getuigen, toebehorende aan Jehova's Getuigen ([naam]), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
hij op 17 december 2007 te Haarlem ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, tijdens de nachtelijke uren, brand heeft gesticht bij de deur van de woning [adres] alwaar die [slachtoffer 3] verbleef, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 17 december 2007 te Haarlem opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk, tijdens de nachtelijke uren, brandbare vloeistof bij de deur van de woning aangebracht en ontstoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de in dat pand en/of in de nabijheid van dat pand aanwezige personen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 15/700801-08: Poging tot moord
Parketnummer 15/700256-09: Feit 1: Poging tot moord
Feit 2: Vernieling
Feit 3: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Parketnummer 15/710158-09: Poging tot moord
en
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum uitgebrachte adviesrapport d.d. 8 mei 2009 is gebleken, alsmede het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 oktober 2008 waaruit blijkt dat verdachte in dat register eerder als verdachte van vermogens- en geweldsdelicten is aangemerkt
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie pogingen om een ander met voorbedachten rade van het leven te beroven.
Op 23 oktober 2008 heeft verdachte ’s nachts op straat een jonge vrouw zonder enige aanleiding met een ijzeren pijp van achter op het hoofd geslagen. Dat dit volstrekt willekeurige slachtoffer deze aanslag heeft overleefd is geenszins te danken aan het handelen van verdachte. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat voormelde aanval voor het slachtoffer naast de fysieke gevolgen – onder andere een flinke hoofdwond en een zware hersenschudding – eveneens vergaande psychische gevolgen heeft (gehad).
Daarnaast heeft verdachte op 11 april 2008 op klaarlichte dag een vrouw - die hij herkende als lid van de Jehova’s getuigen en om die reden gedood moest worden - op de fiets in haar rug gestoken met een mes. Verdachte is het slachtoffer op zijn fiets gevolgd en heeft haar op enig moment neergestoken met de bedoeling dat zij dit niet zou overleven. Teneinde dit te bewerkstelligen had verdachte enkele maanden voor dit steekincident een mes gekocht waarmee de kans van slagen van zijn opzet zo groot mogelijk zou zijn. Verdachte heeft het slachtoffer met dit mes in de rug gestoken en daarbij ternauwernood haar vitale organen gemist. Slechts door gelukkige omstandigheden heeft het slachtoffer deze poging om haar te vermoorden overleefd.
Verdachte heeft tevens een poging ondernomen om een ander lid van de Jehova’s getuigen – eveneens een jonge vrouw - op 17 december 2007 om het leven te brengen door brand te stichten in het complex waar deze vrouw woonachtig was. Hiertoe heeft verdachte een brandbare vloeistof aangebracht bij de voordeur van haar appartement en deze in brand gestoken. Bij de politie heeft verdachte aangegeven dat het zijn bedoeling was dat deze vrouw door het stichten van brand bij haar woning om het leven zou komen. Het gevolg hiervan is geweest dat er een flinke brand ontstond in het appartementencomplex met een grote rookontwikkeling in het pand. Door adequaat en tijdig ingrijpen van de hulpdiensten zijn alle bewoners ongedeerd naar buiten kunnen komen. Dat neemt niet weg dat het handelen van verdachte tot ernstige gevolgen had kunnen leiden met mogelijk vele (dodelijke) slachtoffers.
Dergelijke zeer ernstige geweldsmisdrijven laten diepe sporen na bij de slachtoffers. Niet alleen lichamelijk ondervinden zij veel ellende hierdoor maar zeker ook op geestelijk gebied kampen zij vaak nog geruime tijd met de gevolgen, zoals ook blijkt uit de hiervoor reeds aangehaalde slachtofferverklaring van het slachtoffer van het feit van 23 oktober 2008. Daarnaast brengen dergelijke feiten niet alleen voor de directe slachtoffers maar ook voor de samenleving in zijn geheel sterke gevoelens van onrust en onveiligheid met zich mee.
Bovendien heeft verdachte door brand te stichten veel schade aangericht aan het pand zoals blijkt uit de foto’s die zich in het dossier bevinden. Dit heeft niet alleen voor de eigenaar van het pand tot flinke financiële schade geleid maar tevens hebben de bewoners van de verschillende appartementen in het gebouw hierdoor veel overlast ondervonden omdat zij (tijdelijk) andere woonruimte hebben moeten zoeken.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een inbraak in het gebouw van de Jehova’s getuigen. Teneinde daar binnen te komen heeft hij een nooduitgang geforceerd. Eenmaal binnen heeft hij allerlei schriftelijke bescheiden, waaronder een adressenlijst van leden, weggenomen. Ten slotte heeft verdachte ruiten ingegooid bij ditzelfde complex. Dergelijke feiten zorgen voor veel overlast en tevens voor financiële schade.
Uit het rapport van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum d.d. 8 mei 2009 blijkt onder meer verdachte een bovengemiddeld intelligent persoon is. Bij verdachte is sprake van een paranoïde waanstoornis waarbij verdachte zich het slachtoffer voelt van het [naam] van de Jehova’s getuigen, waarbij inmiddels ook de Sociale Dienst en de GGZ de Geestgronden deels lijken te zijn betrokken. Deze waan heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld en lijkt zich steeds verder uit te breiden. De waanstoornis uit zich in een oncorrigeerbare overtuiging waar verdachte zich emotioneel sterk mee verbonden voelt. Door deze waan is verdachte psychotisch en lijdt hij derhalve aan een psychotische stoornis. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een schizoïde persoonlijkheidstrekken die zich uiten door het zich afzijdig houden van de maatschappij en anderen, en antisociale persoonlijkheidstrekken hetgeen blijkt uit het zich niet conformeren aan sociale normen.
De deskundigen zijn van mening dat verdachte ten tijde van het plegen van de delicten weliswaar het ongeoorloofde daarvan heeft kunnen inzien doch is in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat geweest zijn wil in vrijheid – overeenkomstig een dergelijk besef – te bepalen. De conclusie van de deskundigen is dat de verdachte ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit lijdende was aan een zodanige stoornis van de geestvermogens dat dit feit hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
Het recidiverisico van soortgelijke delicten wordt zeer groot ingeschat nu de waan dat er sprake is van een complot van Jehova’s getuigen nog steeds aanwezig is. Wanneer verdachte zich bedreigd voelt zal het risico dat hij geweld gaat gebruiken tegen anderen zeer groot zijn. Vermoed wordt dat verdachte een antipsychotische behandeling zal accepteren maar de kans dat hij deze staakt is zeer groot en vaak verdwijnt een waan niet helemaal maar wordt met behandeling alleen nieuwe psychotische episoden voorkomen.
De deskundigen adviseren gelet op het voorgaande aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Deze behandeling zal gericht moeten zijn op antipsychotische behandeling, cognitief-gedragstherapeutische behandeling van de angstklachten en het aanklampende gedrag en het verbeteren van de lichamelijke conditie.
De rechtbank kan zich met de conclusies en aanbevelingen in voornoemd rapport verenigen. Zij neemt deze over en maakt ze tot de hare. De rechtbank ziet in het feit dat het advies in voornoemd rapport slechts ziet op de zaak met parketnummer 15/700801-08 en niet op de zaken met de andere parketnummers (15/700256-09 en 15/710158-09) geen reden anders te oordelen, te meer nu die overige zaken zeer wel passen in de in het rapport beschreven bij verdachte levende waanstoornis ten aanzien van Jehova’s getuigen. De rechtbank is tevens van oordeel dat, gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen zodat het opleggen van na te melden maatregel, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, is vereist.
8. Vorderingen benadeelde partijen
15/700801-08
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.042,39 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/700801-08 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag voor de materiële schade eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/700801-08 bewezenverklaarde feit. Het gevorderde bedrag met betrekking tot de gevorderde immateriële schade komt, gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting, billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder parketnummer 15/700801-08 bewezenverklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2.042,39.
15/710158-09
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 200,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/710158-09 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/710158-09 bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder parketnummer 15/710158-09 bewezenverklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 200.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.497,16 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/710158-09 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 3.581,40 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/710158-09 bewezenverklaarde feit. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: benzine- en overige kosten om in Haarlem te komen en kosten voor de trapbekleding. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 15/710158-09 bewezenverklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 3.581,40.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht 36f, 37a, 37b, 45, 57, 157, 289, 310, 311, 350
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt dat de verdachte aansluitend ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade van € 2.042,39 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer],vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.042,39, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2008 als voornoemd bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door dertig dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade van € 200,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 3], voornoemd, rekeningnummer [nummer],vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2007 als voornoemd, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door vier dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van € 3.581,40 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer],vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.581,40, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2007 als voornoemd, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 45 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Monster, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. R. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2009.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
*2 Proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 1] d.d. 23 oktober 2008, dossierpagina 16
*3 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 23 oktober 2008, dossierpagina 10-11
*4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 23 oktober 2008, dossierpagina 20-23.
*5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2008, dossierpagina 6
*6 Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 28 januari 2009
*7 Proces van aangifte d.d. 14 april 2008, dossierpagina 17
*8 Een geschrift zijnde een letselverklaring opgemaakt door een arts-assistent in het Kennemer Gasthuis.
*9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 februari 2009, dossierpagina 51-55
*10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 5 februari 2009, dossierpagina 71
*11 Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juni 2007, dossierpagina 77
*12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 5 februari 2009, dossierpagina 67
*13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 februari 2009, dossierpagina 50
*14 Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2008, dossierpagina 80
*15 Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 2 september 2009
*16 Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 23 april 2009
*17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 mei 2009, dossierpagina 136
*18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2008, dossierpagina 92-94
*19 Proces-verbaal van aangifte door aangever [benadeelde partij 1] d.d. 19 december 2007, dossierpagina 98-99
*20 Proces-verbaal brandonderzoek d.d. 6 februari 2008, dossierpagina 117-129
*21 Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer 3] d.d. 20 mei 2009, dossierpagina 130-132