ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ8784

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/971012-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot invoer van 2867 kilogram hasj vanuit Portugal via Frankrijk

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 16 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen in een georganiseerd verband heeft gepoogd om circa 2867 kilogram hasj vanuit Portugal via Frankrijk naar Nederland in te voeren. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de invoer van hasj, waarbij de verdachte betrokken was bij het huren van een vrachtwagen, het aansteken van telefoongesprekken en het organiseren van het transport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit en een gevangenisstraf van achttien maanden geëist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet bewezen was wat primair ten laste was gelegd en heeft de verdachte vrijgesproken van dat deel. De rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, op basis van verklaringen van medeverdachten en getuigen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/971012-08
Uitspraakdatum: 16 september 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 september 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
domicilie kiezende bij zijn raadsman mr. Bouwman te Utrecht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 10 juni 2004 te Aalsmeer en/of Rotterdam en/of Kamerik, althans in Nederland en/of Orleans, althans in Frankrijk en/ of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) buiten het grondgebied van Nederland (ook bedoeld als in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) heeft gebracht (ongeveer) 2867 kilogram hash en/of weed en/of hennep, althans (telkens) een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hash) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, althans een middel vermeld op lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 10 juni 2004 te Aalsmeer en/ of Rotterdam en/ of Kamerik, althans in Nederland en/ of Orleans, althans in Frankrijk en/ of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van zijn/ hun voorgenomen misdrijf om opzettelijk (telkens) binnen het grondgebied van Nederland (ook bedoeld als in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) te brengen (ongeveer) 2867 kilogram hash en/ of weed en/ of hennep, althans (telkens een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hash), waaraan geen ander substanties zijn toegevoegd, althans een middel vermeld op lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opzettelijk
• één of meer (telefoon) gesprek(ken) (al dan niet in versluierd taalgebruik en/ of gecodeerd) heeft/ hebben gevoerd en/ of één of meerma(a)l(en) heeft/ hebben gecommuniceerd middels een zogenaamde callmaxer met betrekking tot het verkopen en/ of afleveren en/ of vervoeren van en/ of het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/ of
• een vrachtwagen heeft/ hebben gehuurd en/ of verhuurd en/ of laten huren en/ of (vervolgens)
• (een) chauffeur(s) heeft/ hebben benaderd en/ of
• bloemen en/ of één of meer pallet(s) met plastic emmer(s), in elk geval één of meer goed(eren) als deklading heeft/ hebben aangeschaft en/ of vervoerd en/ of geladen in/ op voornoemde vrachtwagen en/ of (vervolgens)
• naar Portugal is/ zijn gereden en/ of (aldaar) 2867 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hash en/ of weed en/ of hennep heeft/ hebben geladen en/ of verstopt tussen voornoemde deklading in/op voornoemde vrachtwagen en/ of (vervolgens)
• met voornoemde lading in/ op voornoemde vrachtwagen vanuit Portugal in de richting van Nederland is/ zijn gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 10 juni 2004 te Aalsmeer en/ of Rotterdam en/ of Kamerik, althans in Nederland en/ of Orleans, althans in Frankrijk en/ of Portugal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 2867 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hash en/ of weed en/ of hennep, althans een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hash), waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, althans een middel vermeld op lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet, opzettelijk
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
4. Oordeel van de rechtbank
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden *1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit op grond van de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
Op 11 januari 2006 heeft bij de woning aan de [adres], zijnde de woning van [medeverdachte 1], een schietpartij plaatsgevonden waarbij [betrokkene 5], de zoon van [medeverdachte 1], in zijn been werd geschoten. Naar aanleiding van dit incident is door de Amsterdamse politie een onderzoek gestart onder de naam Torero. In dit onderzoek heeft [medeverdachte 1] bij de politie verklaard dat ene [medeverdachte 2] uit Rotterdam met de schietpartij te maken zou hebben. *2
Uit CIE-informatie van 25 januari 2006 blijkt onder meer dat de aanleiding tot de schietpartij is gelegen in een door de Franse politie onderschept transport van een grote partij hasj in 2004 in Frankrijk. [medeverdachte 1] zou het transport geregeld hebben.
Door middel van een rechtshulpverzoek is vervolgens bij de Franse autoriteiten informatie opgevraagd waaruit naar voren komt dat het een partij van 2867 kilo hasj betreft, die in juni 2004 in Orléans, Frankrijk in een vrachtwagen is aangetroffen en in beslag is genomen. Deze vrachtwagen werd bestuurd door [betrokkene 1] met [betrokkene 2] als bijrijder. De partij hasj was verstopt in de laadruimte van de vrachtauto in een houten kist, die zich bevond in met ondoorzichtig folie omwikkelde pallets onder een deklading van plastic bloempotten. *3
Tegen de politie verklaart [medeverdachte 1] op 16 januari 2006 daaromtrent dat [verdachte], eigenaar van een transportbedrijf nabij Schiphol, net zoals hij zelf, 1,2 miljoen euro moet betalen voor een mislukt drugstransport. Het gaat volgens [medeverdachte 1] om "Pakistaanse troep" die ongeveer 2 jaar geleden onderschept is in het buitenland. Het transport zou een deal betreffen tussen [medeverdachte 2], [verdachte], [betrokkene 3], zijnde de zakenpartner van [verdachte], en [medeverdachte 1] zelf. *4
Op 22 juni 2006 is [medeverdachte 1] nader gehoord en verklaart hij dat hij in 2004 door [medeverdachte 2] is benaderd voor het regelen van een drugstransport en dat dit dezelfde partij drugs is die in 2004 in Orléans in Frankrijk is onderschept. Vanwege dit transport heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] in contact gebracht met [verdachte]. [verdachte] heeft vervolgens de chauffeur en de vrachtwagen geregeld. *5
Op 9 mei 2006 is [betrokkene 1] als getuige gehoord door de politie. Hij deelt mee dat hij rond april/mei 2004 benaderd is door [verdachte] met het verzoek of hij drie ritjes naar Portugal wilde maken. Hij is toen tijdens de rit door Frankrijk bij Orléans aangehouden omdat er drugs in de lading werd aangetroffen. *6
Blijkens de stukken van het Franse Gerechtshof van Orléans heeft [betrokkene 1] daar, bij gelegenheid van een verhoor afgenomen door een Franse onderzoeksrechter, verklaard dat hij eerst zijn lading had gelost in Porto en vervolgens contact had opgenomen met [verdachte]. Deze vertelde [betrokkene 1] dat hij een retourvracht had en dat iemand contact met hem op zou nemen om hem daar instructies over te geven. Vervolgens belde een zekere [verdachte] hem met de mededeling dat iemand hem op zou komen halen om hem naar de plaats van de nieuwe vracht te brengen. *7
Ook bijrijder [betrokkene 2] is als getuige gehoord. Hij verklaart dat hij in juni 2004 met [betrokkene 1] een transport zou doen naar Portugal en vervolgens is aangehouden omdat de vrachtwagen waarmee zij terug naar Nederland reden was geladen met circa 2800 kilo hasj. Hij weet dat de opdrachtgever voor dit transport ene [verdachte] was en dat [betrokkene 1] onderweg naar Nederland nog contact heeft gehad met ene [verdachte]. *8
Op 20 juni 2006 is bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] een notitie aangetroffen met onder meer de tekst:
[adressen]
Dit zijn achtereenvolgens de adressen van [betrokkene 3], [verdachte] en [medeverdachte 1].
Op 20 juni 2006 is [betrokkene 4] aangehouden en heeft in zijn woning een doorzoeking plaatsgevonden waarbij onder meer een kopie is aangetroffen van een in Orléans, te Frankrijk, gewezen arrest contra [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met betrekking tot een partij van 2867 kilo hasj *9. Tevens werd in de woning onder meer een telegiro fax formulier aangetroffen waaruit viel op te maken dat op 11 november 2005 [verdachte] een bedrag van 20.000,-- euro overboekt naar de rekening van [betrokkene 4] met als betalingskenmerk “volgens afspraak”. *10
[betrokkene 4] heeft daaropvolgend tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij door [medeverdachte 2] was ingehuurd vanwege een conflict naar aanleiding van een hasjtransport dat een jaar of twee geleden in Frankrijk was onderschept. Voorafgaand aan dat transport was hij in contact gekomen met [medeverdachte 1] en [verdachte] die het transport van de hasj op zich hadden genomen. [medeverdachte 2] hield zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] verantwoordelijk voor de inbeslagname van het transport omdat zij geen begeleiding hadden geregeld. [medeverdachte 1] en [verdachte] gaven elkaar de schuld. Naar aanleiding daarvan zijn er enige ontmoetingen geweest. Tijdens één van die ontmoetingen waren naast [betrokkene 4] onder andere [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] aanwezig. [medeverdachte 2] bevestigde toen dat het ging om een transport van 2800 kilo hasj met een waarde van 2,5 miljoen euro. Dit bedrag wilde hij nu vergoed krijgen van [verdachte] en [medeverdachte 1].
[betrokkene 4] verklaart dat [betrokkene 6] in de eerste instantie erbij is gehaald door [medeverdachte 2] om te bemiddelen tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. *11
[betrokkene 4] is er later bij gehaald om te bemiddelen tussen [medeverdachte 2] enerzijds en [medeverdachte 1] en [verdachte] anderzijds. Hij heeft 20.000 euro van [verdachte] gekregen. Volgens [betrokkene 4] heeft [verdachte] deze betaling verricht om zijn goede wil en die van [medeverdachte 1] te tonen met betrekking tot zijn aansprakelijkheid voor de inbeslagname van het transport. *12
Vervolgens is op 31 juli 2006 [betrokkene 6] als getuige gehoord. Hij verklaart er via via bij betrokken te zijn geraakt en samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] naar een advocaat gegaan te zijn om een dossier op te halen. *13 Uit zijn relaas en dat van anderen komt naar voren dat hij met [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de toenmalige advocaat van [betrokkene 1], de Utrechtse advocaat mr. E.N. Bouwman, het dossier van [betrokkene 1] heeft opgehaald. Dit was nodig om te bezien of er iemand aansprakelijk gesteld kon worden voor het onderscheppen van het transport.
In aanvulling daarop heeft [betrokkene 6] op 10 juni 2009 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij een gesprek was met betrekking tot een in beslag genomen hasjtransport in Frankrijk. [verdachte] was ook bij dit gesprek aanwezig. Tijdens dit gesprek ging het erover dat duidelijk moest worden wat er precies was misgegaan om vast te stellen wie verantwoordelijk was voor het mislukken van het drugstransport. Als zou blijken dat niemand voor de mislukking verantwoordelijk was, dan zou ook niemand aansprakelijk worden gesteld. Daarna heeft [betrokkene 6] nog eenmaal hierover een gesprek gevoerd met [medeverdachte 1] en [verdachte] in een café-restaurant achter Schiphol-Rijk. [verdachte] zei dat hij alleen wist dat het om hasj ging en dat hij alleen de vrachtwagen had geleverd. [medeverdachte 1] wist ook niet wat er gebeurd was, maar hij wist wel dat er hasj werd vervoerd. [medeverdachte 1] had de chauffeur weggestuurd met een vrachtbrief voor de heenweg en [verdachte] had de vrachtwagen en de chauffeur verzorgd en [medeverdachte 1] had ervoor gezorgd dat deze naar Portugal ging met een vracht. [betrokkene 6] hoorde van [medeverdachte 1] dat dit planten waren. Op de terugweg zouden er alleen lege bloempotten in de vrachtwagen staan. Uiteindelijk zijn volgens [betrokkene 6] [verdachte], [medeverdachte 1] en de mensen die de vrachtwagen in Portugal hadden geladen verantwoordelijk gesteld. [verdachte] heeft tegen [betrokkene 6] gezegd dat hij zelf ook vond dat zij met z’n drieën fout zaten en dat zij daarom verantwoordelijk konden worden gehouden. Wanneer [betrokkene 6] bij de rechter-commissaris wordt voorgehouden dat [verdachte] heeft verklaard dat onder meer de namen [betrokkene 4] en [medeverdachte 2] hem niets zeggen, verklaart [betrokkene 6] dat [verdachte] hen wel degelijk kent. *14
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] nauw betrokken is geweest bij de organisatie van het onderschepte drugstransport dat onderweg was van Portugal naar Nederland.
De rechtbank heeft bij de stukken niet het volledige rapport aangetroffen van het Franse Justitiële Laboratorium dat uitsluitsel zou geven omtrent de inbeslaggenomen hoeveelheid als hasj aangemerkte smokkelwaar. De rechtbank is van oordeel dat het bij dit transport daadwerkelijk handelt om hasj. [medeverdachte 1], [betrokkene 4], [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 6] hebben het in hun verklaringen over hasj. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1], [betrokkene 4] en [betrokkene 6] wordt duidelijk dat het om (het afrekenen wegens) een onderschept hasjtransport ging. Het feit dat men hier over hasj spreekt en het bedrag waarvoor afgerekend diende te worden, te weten 2,4 miljoen euro, laat geen andere conclusie toe dat waar over hasj wordt gesproken, het ook om echte hasj gaat.
Dit wordt ondersteund door de Franse processen-verbaal met betrekking tot het aantreffen van de smokkelwaar *15, de wijze waarop dit, mede gezien de zich in het dossier bevindende foto’s, *16 verpakt zat en het feit dat [betrokkene 1] in Frankrijk veroordeeld is in verband met het bezit/transporteren van hasj.
4.2.1. Bewijsverweer
Nu de rechtbank zonder gebruikmaking van enig deskundigenrapport tot de conclusie komt dat het bij het transport om hasj gaat, behoeft het verweer van de raadsman met betrekking een eventueel recht op contra-expertise naar Frans recht geen bespreking.
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij in de periode van 1 mei 2004 tot en met 10 juni 2004 in Nederland en Orléans (Frankrijk) en Portugal tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van hun voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland ongeveer 2867 kilogram hasj te brengen, opzettelijk
• één of meer telefoongesprekken hebben gevoerd met betrekking tot het vervoeren en
• een vrachtwagen hebben gehuurd, respectievelijk verhuurd en
• een chauffeur hebben benaderd en
• pallets met plastic emmers, in elk geval goederen als deklading hebben vervoerd en geladen in voornoemde vrachtwagen en
• naar Portugal zijn gereden en aldaar 2867 kilogram hasj hebben geladen en verstopt tussen voornoemde deklading in voornoemde vrachtwagen en vervolgens
• met voornoemde lading in voornoemde vrachtwagen vanuit Portugal in de richting van Nederland zijn gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder a, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen in een georganiseerd verband gepoogd circa 2867 kilogram hasj vanuit Portugal via Frankrijk Nederland in te voeren.
Hasj bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Voorts is de invoer van hasj aan te merken als een illegale economische activiteit waarop publieke diensten als de fiscus en de economische controledienst geen enkele vat hebben en waarmee ten opzichte van legale bedrijfsactiviteiten op een gemakkelijke wijze aanzienlijke "zwarte" winsten kunnen worden geboekt. De grote omvang van die winsten vindt met name zijn oorzaak in het illegale aspect van die activiteiten.
Duidelijk in deze zaak is geworden dat deze handel hiernaast ook kan leiden tot geweldsuitbarstingen waarbij het gebruik van vuurwapens en andere vormen van intimidatie niet wordt geschuwd.
Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft zich slechts gericht op het financieel gewin.
Uit de verklaringen van de getuigen [betrokkene 6] en [betrokkene 4] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] komt naar voren dat zowel verdachte zelf als [medeverdachte 1] uiteindelijk voor een gelijk bedrag verantwoordelijk zijn gesteld voor het mislukken van de invoer van de partij hasj. Derhalve acht de rechtbank de rol die verdachte bij het transport heeft gespeeld gelijk aan die van medeverdachte [medeverdachte 1] en daarin ziet de rechtbank aanleiding om in zijn voordeel af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Daarnaast houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het aanzienlijke tijdsverloop in deze strafzaak.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht art. 45, 47
Opiumwet art. 3, 11
9. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen op 16 september 2009 door
mr. M.J. Kronenberg, voorzitter,
mr. M.Th. Goossens en mr. E.P.W. van de Ven, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers B.H.E. Zuidam en mr. R.A. Blaas,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2009.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Schriftelijke stukken worden slechts in samenhang met andere bewijsmiddelen gebezigd.
*2 Het proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 13 januari 2006, dossier pagina AF-05-0059 tot en met AF-05-0060.
*3 Het proces-verbaal opgesteld door de Franse autoriteiten d.d. 10 juni 2004, dossier pagina AE-5-0200 tot en met AE-5-0203.
*4 Het proces-verbaal bevindingen d.d. 16 januari 2006, dossier pagina AF-05-0062 tot en met AF-05-0063.
*5 Het proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 22 juni 2006, dossier pagina AF-05-0079 tot en met AF-05-0080.
*6 Het proces-verbaal verhoor van [betrokkene 1] d.d. 9 mei 2006, dossier pagina AF-05-0263 tot en met AF-05-0263.
*7 Het schriftelijk stuk, inhoudende een verhoor van [betrokkene 1] door de Franse autoriteiten d.d. 30 augustus 2004, dossierpagina AE 5 pagina 0367 e.v.
*8 Het proces-verbaal verhoor van [betrokkene 2] d.d. 1 april 2006, dossier pagina AF-05-0260 tot en met AF-05-0262.
*9 Het proces-verbaal doorzoeking d.d. 20 juni 2006, dossier pagina AF-05-0144 tot en met AF-05-0146 en AF-05-159 tot en met AF-05-0171
*10 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2006, dossier pagina AF-05-0153 tot en met AF-05-0158.
*11 Het proces-verbaal verhoor van [betrokkene 4] d.d. 21 juni 2006, dossier pagina AF-05-0329 tot en met AF-05-0340.
*12 Het proces-verbaal verhoor van [betrokkene 4] d.d. 4 juli 2006, dossier pagina AF-05-0338 tot en met AF-05-0341.
*13 Het proces-verbaal verhoor van [betrokkene 6] d.d. 31 juli 2006, dossier pagina G1-3-001 tot en met G1-3-009.
*14 Het proces-verbaal verhoor van [betrokkene 6] bij de rechter-commissaris d.d. 10 juni 2009.
*15 Internationale rechtshulp deel 12 blz AE-5-0332
*16 Internationale rechtshulp AE- 5- 0195