ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ8812

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
417433 CV EXPL 09-2554
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Udo de Haes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering na beëindiging arbeidsovereenkomst en finale kwijting

In deze zaak vorderde eiseres, een voormalig werknemer van Basell Service Company B.V., doorbetaling van loon vanaf de datum waarop haar arbeidsovereenkomst eindigde tot de ingangsdatum van haar WIA-uitkering. Eiseres stelde dat de te late aanvraag van de WIA-uitkering voor risico van gedaagde kwam en dat het onaanvaardbaar was om haar geen loon te betalen over die periode. De kantonrechter vulde de rechtsgronden aan en oordeelde dat de vordering moest worden afgewezen. De rechter concludeerde dat niet was komen vast te staan dat de te late indiening van de WIA-aanvraag aan gedaagde kon worden toegeschreven. Bovendien was er geen sprake van omstandigheden die het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maakten om eiseres aan de finale kwijting te houden die partijen elkaar hadden verleend. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres ongegrond was en dat de proceskosten voor rekening van eiseres kwamen, omdat zij in het ongelijk was gesteld. De uitspraak vond plaats op 23 september 2009.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 417433/ CV EXPL 09-2554
datum uitspraak: 23 september 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. J. Jaab
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BASELL SERVICE COMPANY B.V.
te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Basell
gemachtigde mr. M.B. Kerkhof
De procedure
[eiseres] heeft Basell gedagvaard op 9 maart 2009. Basell heeft schriftelijk geantwoord.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [eiseres] schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Basell nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De feiten
1. [eiseres] is op 1 februari 2000 bij Basell in dienst getreden in de functie van secretary CEO en office manager, tegen een salaris van (laatstelijk) € 4.732,72 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2. [eiseres] is op 26 juni 2006 volledig uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Vanaf eind 2007 heeft [eiseres] voor 20 uur per week haar werkzaamheden (gedeeltelijk) hervat.
3. Op 21 februari 2008 heeft de arbo-arts onder meer het volgende advies uitgebracht:
“Gezien de nog steeds bestaande energetische beperkingen adviseer ik [...] over enige tijd een aanvraag WIA te doen. Deze zal rond 20-03 bij het UWV moeten zijn.”
4. Op 16 april 2008 heeft de arbo-arts onder meer het volgende advies uitgebracht:
“Afwachten en opvolgen advies arbeidsdeskundige; aanvraag WIA.”
5. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2008 onder toekenning aan [eiseres] van een vergoeding ten laste van Basell ten bedrage van € 90.000,00 bruto. [eiseres] heeft de vaststellingsovereenkomst op 16 mei 2008 voor akkoord ondertekend.
6. Ingevolge artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst verlenen partijen elkaar algehele en finale kwijting “ter zake alle gevolgen, voortvloeiend uit de beëindiging van onderhavig dienstverband”.
7. De arbeidsovereenkomst is door de kantonrechter te Haarlem ontbonden conform de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst.
8. Op 22 mei 2008 heeft [eiseres] bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
9. Op 16 juni 2008 heeft het UWV onder meer het volgende aan Basell geschreven:
“De aanvraag had op 23 maart 2008 binnen moeten zijn. De aanvraag is dus 60 dagen te laat. Dit heeft gevolgen voor het recht op loon tijdens ziekte en voor de ingangsdatum van de eventuele WIA-uitkering. [...]
Als de aanvraag voor een WIA-uitkering te laat is ingediend, wordt de periode van 104 weken waarover de werkgever het loon tijdens ziekte moet doorbetalen verlengd. [...] Dit is geregeld in artikel 629 [...] boek 7 BW. In dit artikel is ook geregeld [...] dat de werknemer geen recht heeft op loondoorbetaling als hij geen deugdelijke grond heeft voor het te laat indienen van de aanvraag.”
10. Bij brief van 7 november 2008 heeft de gemachtigde van [eiseres] namens [eiseres] aanspraak gemaakt op doorbetaling van het loon vanaf 1 juli 2008 tot 22 augustus 2008.
11. Basell heeft na 1 juli 2008 geen loon aan [eiseres] betaald.
De vordering
[eiseres] vordert (samengevat) veroordeling van Basell tot betaling van € 8.009,22 bruto ter zake van loon over de periode vanaf 1 juli 2008 tot 22 augustus 2008, vermeerderd met
€ 4.001,61 ter zake van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en van € 2.500,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Het UWV heeft Basell een loonsanctie opgelegd. Daardoor is de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende loonbetalingsverplichting van Basell verlengd tot 22 augustus 2008. De finale kwijting die partijen elkaar bij de vaststellingsovereenkomst hebben verleend ziet niet op de onderhavige vordering, omdat deze ten tijde van de ondertekening van de vaststellings-overeenkomst niet voorzienbaar was.
Het is bovendien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als het loon over de periode 1 juli 2008 tot 22 augustus 2008 niet aan [eiseres] wordt voldaan, nu [eiseres] daardoor wordt benadeeld, terwijl Basell er geen enkele schade door lijdt.
Ook vormen de beginselen van goed werkgeverschap en postcontractuele goede trouw grond voor doorbetaling van het loon aan [eiseres] tot 22 augustus 2008.
Omdat Basell in verzuim is met de betaling van het loon, is zij over het achterstallig loon de wettelijke verhoging ad 50% en de wettelijke rente verschuldigd.
[eiseres] heeft rechtsbijstand moeten inschakelen om de kwestie in der minne te regelen. Zij heeft daardoor vermogensschade geleden ten bedrage van € 2.500,00. Deze kosten dienen voor rekening van Basell te komen.
Het verweer
Basell betwist de vordering. Zij voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
[eiseres] heeft de WIA-uitkering pas aangevraagd na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. Die te late aanvraag is niet aan Basell te wijten. [eiseres], die sinds februari 2008 was voorzien van juridische bijstand, wist althans had op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst kunnen weten dat zij te laat was met het indienen van de aanvraag. [eiseres] heeft nimmer een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Nu de arbeidsovereenkomst zonder voorbehoud per 1 juli 2008 is geëindigd en partijen elkaar over en weer finale kwijting hebben verleend, is Basell [eiseres] na 1 juli 2008 geen loon meer verschuldigd.
Ook indien partijen geen beding van finale kwijting zouden zijn overeengekomen of de arbeidsovereenkomst na 1 juli 2008 zou zijn blijven voortbestaan, had [eiseres] ingevolge artikel 7:629 lid 3 sub f BW geen aanspraak op verlengde loonbetaling gehad, omdat zij zonder deugdelijke grond de aanvraag voor de WIA-uitkering later heeft ingediend dan in artikel 64 lid 1 WIA is voorgeschreven.
Op [eiseres] rustte de verantwoordelijkheid om ofwel de WIA-uitkering tijdig aan te vragen ofwel bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst een voorbehoud te maken. Nu zij dit niet heeft gedaan is geen sprake van omstandigheden die de handhaving van de finale kwijting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken.
Basell heeft niet gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap of de postcontractuele goede trouw. Bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst heeft de arbeidsongeschiktheid van Cordemeijer geen rol gespeeld. Daar komt bij dat de door Basell aan [eiseres] verstrekte vergoeding van € 90.000,00 bruto de door [eiseres] gemiste inkomsten uit de WIA-uitkering ruimschoots heeft gecompenseerd.
Omdat [eiseres] na 1 juli 2008 geen loon meer toekomt, is er ook geen grond voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Daar komt bij dat Basell, bij gebreke van onderbouwing van de door [eiseres] gevorderde kosten, betwist dat aan [eiseres] een hoger bedrag toekomt dan volgens het rapport Voorwerk II.
De beoordeling van het geschil
Vooropgesteld wordt dat de vordering van [eiseres] met als grondslag doorbetaling van loon niet kan slagen, omdat tussen partijen in confesso is dat het dienstverband op 1 juli 2008 is geëindigd, zoals Basell op zichzelf terecht heeft betoogd.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiseres] dan ook aldus, dat zij van Basell schadevergoeding vordert tot het bedrag van de inkomensderving, ontstaan door de te late indiening van de uitkeringsaanvraag. In zoverre vult de kantonrechter de grondslag van de vordering aan.
De oorzaak van de te late aanvraag van de WIA-uitkering
Twee oorzaken liggen volgens [eiseres] aan de te late aanvraag van de WIA-uitkering ten grondslag. De eerste is dat [eiseres] op advies van de bedrijfsarts heeft gewacht met het aanvragen van een WIA-uitkering, totdat de rapportage van de arbeidsdeskundige beschikbaar was. Omdat dit advies toegerekend kan worden aan Basell, komt de te late aanvraag voor rekening en risico van Basell, aldus [eiseres]. De tweede oorzaak is volgens [eiseres] dat zij pas na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst beschikte over alle, voor de aanvraag benodigde, bescheiden.
Ter zake overweegt de kantonrechter het volgende.
In de rapportage van de bedrijfsarts van 17 april 2008 valt niet te lezen dat [eiseres] het advies van de arbeidsdeskundige diende af te wachten alvorens een WIA-uitkering aan te vragen. Omstandigheden die de door [eiseres] voorgestane uitleg van de bewoordingen van de bedrijfsarts zouden kunnen rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. Daar komt bij dat in de rapportage van de bedrijfsarts van 20 februari 2008 duidelijk is vermeld dat de WIA-aanvraag rond 20 maart 2008 bij het UWV moest zijn ingediend.
[eiseres] heeft niet aangegeven welke voor de WIA-aanvraag benodigde bescheiden, ontbraken. Nu zij bovendien haar stelling dat zij bij Basell heeft aangedrongen op het inschakelen van de arbeidsdeskundige niet heeft onderbouwd noch bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst ter zake een voorbehoud heeft gemaakt, kan zij niet worden gevolgd in haar stelling, dat de te late aanvraag van de WIA-uitkering aan Basell moet worden toegeschreven. De eerste grondslag komt daarmee aan de vordering te ontvallen.
De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid; de beginselen van goed werkgeverschap en goede trouw
Omstandigheden op grond waarvan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om [eiseres] aan de tussen partijen tot stand gekomen finale kwijting te houden, zijn gesteld noch gebleken. Toen [eiseres] bekend werd met de verplichting om een WIA-uitkering aan te vragen, was zij voorzien van rechtshulp. Voor Basell was hierin dus geen rol meer weggelegd. Niet is gebleken dat de weigering van het UWV om aan [eiseres] over de periode vanaf 1 juli 2008 tot 22 augustus 2008 een WIA-uitkering toe te kennen, verband houdt met enige niet nagekomen verplichting van Basell in het kader van de re-integratie van [eiseres] of anderszins. Dit brengt, gelet op de marginale toetsing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, mee dat ook deze grondslag de vordering niet kan dragen.
Om dezelfde reden kan ook [eiseres]s stelling dat Basell heeft gehandeld in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap en postcontractuele goede trouw, geen stand houden. Daarmee komt ook deze grondslag aan de vordering te ontvallen.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [eiseres] als ongegrond zal worden afgewezen.
Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd behoeft in het licht van het voorgaande geen bespreking, nu dit niet tot een andere uitkomst kan leiden.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Basell tot en met vandaag worden begroot op € 600,00 aan salaris van de gemachtigde en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Udo de Haes en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.