ECLI:NL:RBHAA:2009:BK0735

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
429636/ CV EXPL 09-6793
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak vordert de eiseres, Intrum Justitia Nederland B.V., betaling van resterende abonnementskosten na de tussentijdse beëindiging van een overeenkomst tussen gedaagde en Vodafone. De overeenkomst betrof het gebruik van het mobiele telefoonnetwerk van Vodafone voor een periode van 24 maanden. De kantonrechter heeft ambtshalve de bedingen in de algemene voorwaarden getoetst aan de bepalingen van artikel 6:231 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelt dat het beding dat gedaagde verplicht tot betaling van abonnementskosten over de resterende contractstermijn niet als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt, gezien de toelichting van de eiseres die niet door gedaagde is betwist. Gedaagde had een betalingsregeling met Vodafone, maar heeft deze niet nageleefd, waardoor de overeenkomst is beëindigd en de vordering van Intrum Justitia is ontstaan. De kantonrechter wijst de vordering van Intrum Justitia in zijn geheel toe, inclusief de kosten van de buitengerechtelijke werkzaamheden, en legt de proceskosten op aan gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2009.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak-/rolnr.: 429636/ CV EXPL 09-6793
datum uitspraak: 7 oktober 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRUM JUSTITIA NEDERLAND B.V.
te ‘s-Gravenhage
eisende partij
hierna te noemen Intrum Justitia
gemachtigde Van Arkel gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [gedaagde]
procederende in pesoon
De procedure
Intrum Justitia heeft [gedaagde] gedagvaard op 18 juni 2009. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
Intrum Justitia heeft schriftelijk op het antwoord gereageerd.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [gedaagde] daarop geen reactie meer gegeven.
De vordering
Intrum Justitia vordert (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 894,94. De vordering bestaat uit € 1.170,53 aan hoofdsom, € 41,28 aan rente en € 150,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, nog vermeerderd met verdere rente, waarop een na aanmaning betaald bedrag van € 466,87 in mindering is gebracht.
Intrum Justitia legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
[gedaagde] is op 8 februari 2008 met Vodafone Libertel (hierna: Vodafone) een overeenkomst ter zake van het gebruik van het mobiele telefoonnetwerk van Vodafone aangegaan voor de duur van 24 maanden. [gedaagde] heeft een aantal facturen onbetaald gelaten, waarna de overeenkomst is beëindigd. [gedaagde] is op grond van de algemene voorwaarden gehouden tot betaling van de vaste periodieke kosten over de resterende contractsduur. Het ter zake door Intrum Justitia gevorderde bedrag bestaat uit gederfde winst die bij instandhouding van de overeenkomst zou zijn gegenereerd door vaste (abonnements-)kosten en variabele (gespreks-)kosten.
[gedaagde] is met Vodafone een betalingsregeling overeengekomen. [gedaagde] is deze betalingsregeling van meet af aan niet nagekomen, zodat deze is komen te vervalen. Vodafone heeft haar vordering op [gedaagde] aan Intrum Justitia verkocht.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert daartoe aan dat het gaat om een abonnement waarvan zij helemaal geen gebruik heeft gemaakt. Voorts betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van de proceskosten. Volgens [gedaagde] is zij ten onrechte direct door Intrum Justitia in rechte betrokken, nadat zij éénmaal niet aan de betalingsregeling had voldaan.
De beoordeling van het geschil
Ingevolge de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ) van 27 juni 2000 (NJ 2000/730, Oceano) en 26 oktober 2006 (NJ 2007/201, Mostaza Claro), is de kantonrechter ambtshalve verplicht bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten te toetsen aan de bepalingen van art. 6:231 e.v. Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval het beding dat [gedaagde] bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst gehouden is tot betaling van de abonnementskosten over de resterende contractstermijn, niet als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt. Ter toelichting dient het volgende.
Intrum Justitia heeft bij repliek de vordering nader toegelicht en met (nadere) stukken onderbouwd en het door [gedaagde] gevoerde verweer gemotiveerd weerlegd.
Ter zake van het gedeelte van de vordering dat ziet op schadevergoeding ter zake van gederfde winst, heeft Intrum Justitia doen zeggen dat tegenover de verplichting van [gedaagde] tot volledige schadevergoeding staat, dat Vodafone bij het aangaan van de overeenkomst aan [gedaagde] om niet een telefoontoestel ter beschikking heeft gesteld en aan de dealer een bonus van € 365,00 heeft moeten betalen.
Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om gemotiveerd in te gaan op de nadere stellingen van Intrum Justitia, nu deze aanleiding geven tot aanvullende stellingname of toespitsing van het verweer. Nu [gedaagde] niet heeft gereageerd op hetgeen Intrum Justitia bij conclusie van repliek heeft betoogd, kan naar het oordeel van de kantonrechter het beding voornoemd niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt.
De vordering van Intrum Justitia zal derhalve als onvoldoende gemotiveerd weersproken in zijn geheel worden toegewezen.
De kosten verbonden aan de door Intrum Justitia gestelde - en door [gedaagde] niet betwiste - buitengerechtelijke werkzaamheden zijn aan te merken als redelijke kosten die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, en wel voor het door Intrum Justitia gevorderde bedrag, dat overeenkomt met het in rapport Voorwerk II vastgelegde geldende tarief.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Intrum Justitia van € 894,94 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 juni 2009 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Intrum Justitia tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 77,47
vastrecht € 158,00
salaris gemachtigde € 200,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.