ECLI:NL:RBHAA:2009:BK1616

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
awb 09-2730
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering handhavend optreden tegen terrasvergunning Proveniershof Haarlem

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in een beroep van de Bewonerscommissie Proveniershof tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem om handhavend op te treden tegen het handelen in strijd met een terrasvergunning. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. B. Wernik, had in juni 2008 verzocht om handhaving tegen de tearoom 'Juffrouw zonder Zorgen', die zich niet aan de voorwaarden van de terrasvergunning zou houden. Na een ongegrond verklaard bezwaar tegen de weigering om een besluit te nemen, werd het beroep op 29 september 2009 behandeld. De rechtbank constateerde dat het besluit van 28 april 2009 onbevoegd was genomen, maar besloot de rechtsgevolgen in stand te laten omdat het bevoegde bestuursorgaan deel uitmaakte van het orgaan dat het besluit had genomen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres als belanghebbende kon worden aangemerkt en dat het handhavingsverzoek op goede gronden was ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het besluit van 28 april 2009 te vernietigen op inhoudelijke gronden, maar verklaarde het beroep op formele gronden gegrond. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van proceskosten aan eiseres en gelastte de vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2730
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2009
in de zaak van:
Bewonerscommissie Proveniershof,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
gemachtigde: mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder,
gemachtigden: mr. E. van Wezel en mr. ing. J.H.L.M. de Dood, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem,
derde partij:
[derde partij].
1. Procesverloop
Bij brief van 21 juni 2008 heeft eiseres verzocht om handhavend op te treden tegen het handelen in strijd met de aan [derde partij] verleende terrasvergunning d.d. 15 juni 2005 ten behoeve van de door haar geëxploiteerde tearoom ‘Juffrouw zonder Zorgen’.
Bij brief van 15 januari 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de weigering een besluit te nemen op het handhavingsverzoek.
Bij besluit van 28 april 2009 heeft verweerder besloten de bezwaren ongegrond te verklaren en niet handhavend op te treden. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de Commissie beroep- en bezwaarschriften (verder: de commissie).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 26 mei 2009 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een ver-weerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 september 2009, alwaar eiseres is versche-nen bij haar gemachtigde. Voorts zijn verschenen [namen] allen leden van de bewonerscommissie. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigden.
2. Overwegingen
Formeel
2.1 Allereerst stelt de rechtbank vast dat het besluit van 28 april 2009 is genomen door het college van burgemeester en wethouders terwijl de burgemeester het bevoegde orgaan is. Reeds hierin bestaat aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen nu het be-sluit onbevoegd is genomen. Nu echter het bevoegde bestuursorgaan deel uitmaakt van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, is er geen aanleiding om te ver-onderstellen dat de burgemeester een ander besluit zou hebben genomen als thans ter toetsing voorligt. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om -mede gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen- de rechtsgevolgen van het besluit van 28 april 2009 in stand te laten.
2.2 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt on-der belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is be-trokken. Ingevolge artikel 1:2, derde lid, Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krach-tens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder be-hartigen.
2.3 Gelet op de verklaringen van [naam] ter zitting kan eiseres naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, ook wel informele vereniging genoemd in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de bewonerscommissie een orga-nisatorisch verband betreft opgericht voor een bepaald doel, één keer in de zes weken een ledenvergadering organiseert waarbij notulen worden opgesteld, een bestuur en een ledenbestand heeft en een huishoudelijk reglement kent. Dat de bewoners-commissie als een eenheid deelneemt aan het rechtsverkeer, kan onder meer worden afgeleid uit het door haar ingestelde beroep en het feit dat zij -aldus [naam] ter zitting- een budget ontvangt van de verhuurder voor de door haar ontplooide activi-teiten. Gelet hierop kan eiseres worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb.
2.4 Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres op 15 januari 2009 bezwaar heeft gemaakt tegen de weigering een besluit te nemen op het handhavingsverzoek. Dit bezwaar is op zichzelf op goede gronden ingesteld nu het handhavingsverzoek dateerde van 21 juni 2008. Daarin was grond gelegen dit bezwaar in zoverre gegrond te verklaren. Nu daar-over evenwel niet is geklaagd, verbindt de rechtbank hieraan geen gevolgen. In aan-sluiting daarop stelt de rechtbank voorts vast dat het besluit van 28 april 2009 een eerste inhoudelijk besluit op het verzoek om handhaving betreft, zodat verdedigbaar is dat daartegen geen beroep maar bezwaar openstaat. Gelet op de proceshouding van partijen gaat de rechtbank ook hieraan voorbij. In het hiernavolgende zal de rechtbank overgaan tot een inhoudelijke behandeling.
Inhoudelijk
2.5 Ingevolge artikel 43 APV is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een terras in te richten en te exploiteren op de weg. Ingevolge artikel 1, aanhef, sub a, en onder 2 van de APV wordt ingevolge de APV onder weg (onder meer) verstaan: de -al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen.
2.6 Het handhavingsverzoek ziet op handelen in strijd met de voorwaarden en voorschrif-ten van de aan [derde partij] verstrekte terrasvergunning d.d. 15 juni 2005 ten be-hoeve van de door haar geëxploiteerde tearoom ‘Juffrouw zonder Zorgen’. Het terras is gesitueerd in de Proveniershof te Haarlem. Tussen partijen is geen onderwerp van debat dat deze terrasvergunning in rechte onaantastbaar is.
2.7 Gelet op het verzoek heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de vraag naar de strijdigheid van het terras met het bestemmingsplan niet in de besluit-vorming kan worden betrokken en om die reden geen onderwerp van debat kan zijn in de onderhavige procedure.
2.8 Aan de terrasvergunning, welke is verleend op grond van artikel 43 Algemene Plaatse-lijke Verordening (APV) van de gemeente Haarlem, is een aantal voorwaarden en bepalingen verbonden. In de bijlage zijn 16 voorschriften opgenomen. Zo mogen de afmetingen van het terras maximaal 7,9 meter (m) breed en 2 m diep zijn, mag het terras geopend zijn van 07.00 uur tot 18.00 uur en dient de doorgang voor hulpdiensten minimaal 3,5 m te bedragen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de gemeente eigenaar is van de grond van het Proveniershof en dat het voor publiek toegankelijk is. Daarmee voldoet het Proveniershof aan de definitie ‘weg’ zoals neergelegd is in artikel 1, aanhef, sub a, en onder 2, APV.
2.9 Eiseres heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat [derde partij] zich niet houdt aan de afmetingen van het terras, dat bezoekers het meubilair verschuiven teneinde in de zon te kunnen zitten, dat de toegang tot sommige woningen op het Proveniershof door het terras wordt belemmerd, dat het terras iedere zondag open is en er op die dag geen rust meer is in het hofje, dat de hulpdiensten door het terras onvoldoende toegang hebben tot het hofje en dat buiten de openingstijden het terrasmeubilair buiten wordt opgeslagen onder een blauw dekzeil.
2.10 Ter zitting is namens verweerder aangegeven dat medewerkers van de Afdeling Hand-having Openbare Omgeving van de gemeente Haarlem in de jaren 2007 tot en met 2009 naar aanleiding van telefonische klachten van omwonenden met regelmaat het terras op het Proveniershof hebben bezocht en dat zij aldaar geen onregelmatigheden hebben geconstateerd. Hoewel de rechtbank met eiseres van oordeel is dat het ontbre-ken van schriftelijke rapportages over de uitgevoerde controles in het dossier als een manco moet worden gekwalificeerd, hecht zij desalniettemin doorslaggevende bete-kenis aan de verklaringen van de gemachtigden van verweerder terzake. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid daarvan, zodat het er voor wordt gehouden dat deze controles hebben plaatsgevonden en dat deze geen onregelmatig-heden aan het licht hebben gebracht. Voor dit oordeel wordt bovendien steun gevon-den zowel in de verklaring van [derde partij] ter zitting dat er regelmatig in de ge-noemde periode van gemeentewege is gecontroleerd en dat gemeenteambtenaren na hun controle aangaven dat alles in orde was, als in hetgeen is gerelateerd in het ambtelijk advies van 17 maart 2009 en het advies van de commissie van 3 april 2009.
2.11 Resumerend ziet de rechtbank geen aanleiding om het besluit van 28 april 2009 te vernietigen op inhoudelijke gronden nu er voor verweerder geen aanleiding bestond om handhavend op te treden. Het beroep zal op formele gronden gegrond worden verklaard gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2.1. Voorts bestaat aan-leiding voor een proceskostenveroordeling. Nu de gemachtigde van eiseres enkel ter zitting is verschenen en kennelijk niet het beroepschrift heeft opgesteld, zal de recht-bank verweerder conform het Besluit proceskosten veroordelen tot € 322,-- zijnde gelijk aan 1 punt voor het verschijnen ter zitting.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 28 april 2009;
3.2 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 28 april 2009 in stand blijven;
3.3 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 322,-- te betalen door verweerder aan eiseres;
3.4 gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 150,-- aan haar ver-goedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, rechter, en op 13 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. Poggemeier, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.