ECLI:NL:RBHAA:2009:BK1631

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
151514-08-3958
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.M. Flohil
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en gezagskwesties tussen ouders met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 25 augustus 2009, gaat het om een echtscheiding tussen twee ouders, [naam verzoekster] en [naam verweerster], die in 2001 met elkaar zijn gehuwd en in 2008 uit elkaar zijn gegaan. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift van [naam verzoekster] van 4 november 2008, waarin zij om echtscheiding vroeg. De rechtbank heeft eerder voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder een omgangsregeling voor de minderjarigen, die in de beschikking van 27 november 2008 is vastgelegd. De minderjarigen zijn geboren in 2004 en 2006 en de rechtbank heeft in eerdere beschikkingen bepaald dat zij aan [naam verzoekster] worden toevertrouwd.

Tijdens de zitting op 16 juni 2009 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [verweerster] heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarigen, terwijl [verzoekster] van mening is dat zij het eenhoofdig gezag heeft. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat gezamenlijk gezag voortduurt totdat dit door een rechter wordt beëindigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en heeft het verzoek van [verweerster] afgewezen.

De rechtbank heeft ook de financiële situatie van [verweerster] beoordeeld in het kader van de kinderbijdrage. [verzoekster] had verzocht om een bijdrage van € 135 per kind per maand, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat [verweerster] niet in staat is om een onderhoudsbijdrage te betalen, gezien haar financiële situatie. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij [verzoekster] vastgesteld, evenals de omgangsregeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
echtscheiding/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: 151514/08-3958
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 25 augustus 2009
in de zaak van:
[naam verzoekster],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: [naam verzoekster],
advocaat mr. P.H. Visser, kantoorhoudende te Wormerveer,
tegen
[naam verweerster],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: [naam verweerster],
advocaat mr. S.S.H. Orsel, kantoorhoudende te Zaandam.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van [naam verzoekster] van 4 november 2008, ingekomen op 5 november 2008;
- het verweerschrift , tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van [naam verweerster] van 4 februari 2009;
- het verweerschrift van [naam verzoekster] van 27 februari 2009;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van [naam verweerster] van 4 juni 2009;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van [naam verweerster] van 8 juni 2009.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 juni 2009 in aanwezigheid van partijen, [naam verzoekster] bijgestaan door mr. Visser voornoemd en [naam verweerster] door mr. Orsel voornoemd.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Partijen zijn op [datum] 2001 te [plaats] met elkaar gehuwd. In [datum] 2008 zijn zij uit elkaar gegaan.
2.2 Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [naam]:
- [naam], geboren op [datum] 2004 in de gemeente [plaats];
- [naam], geboren op [datum] 2006 in de gemeente [plaats].
2.3 Door [naam verzoekster] is een voorlopige voorzieningen-procedure aanhangig gemaakt. Bij beschikking van 27 november 2008 heeft deze rechtbank, voorzover hier van belang, een voorlopige omgangsregeling vastgelegd tussen [naam verweerster] en de minderjarigen en is de behandeling van de verzoeken met betrekking tot de toevertrouwing van voornoemde minderjarigen, het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, de kinderbijdrage en de definitieve omgangsregeling aangehouden.
Bij beschikking van 23 december 2008 heeft deze rechtbank beslist dat de minderjarigen worden toevertrouwd aan [naam verzoekster], is [naam verzoekster] bij uitsluiting gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke woning en is een definitieve regeling vastgelegd inzake de uitoefening van het omgangsrecht.
3 Beoordeling
echtscheiding
3.1 Het verzoek tot echtscheiding kan, als onweersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
hoofdverblijfplaats,echtelijke woning en verdeling
3.2 Tussen partijen zijn de volgende nevenvoorzieningen niet of niet langer in geschil:
- bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij [verzoekster];
- toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan [verzoekster];
- bevel verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
De rechtbank zal beslissen op de wijze als door partijen aangegeven. Zij acht daarbij de nevenvoorziening met betrekking tot de minderjarigen niet strijdig met hun belang.
gezamenlijk gezag
3.3 [verweerster] verzoekt primair voor recht te verklaren dat beide partijen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen hebben en subsidiair, dat ook [verweerster] wordt belast met het gezag over de minderjarigen.
[verzoekster] heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij meent van rechtswege het eenhoofdig gezag te hebben over de kinderen en acht het niet in hun belang dit gezag te moeten delen.
3.4 Ingevolge artikel 1:253sa, lid 1, BW, voorzover hier van belang, oefenen een ouder en zijn echtgenoot die niet de ouder is over een staande huwelijk geboren kind, gezamenlijk het gezag uit. Dit gezamenlijke gezag eindigt op basis van artikel 1:253y, lid 1, BW op de dag waarop in kracht van gewijsde is gegaan de beschikking waarbij, voorzover hier van belang, het gezamenlijk gezag van de ouder en de ander is beëindigd. Omdat van een dergelijke beschikking niet is kunnen blijken, heeft naar het oordeel van de rechtbank te gelden dat van beëindiging in evenbedoelde zin geen sprake is en dat de gezamenlijke gezagsuitoefening dus voortduurt.
De verzoeken van [naam verweerster] op dit punt zullen dan ook bij gebrek aan belang worden afgewezen.
omgang
3.5 [verweerster] heeft verzocht een omgangsregeling tussen haar en de minderjarigen vast te stellen, zoals deze bij beschikking voorlopige voorzieningen is vastgelegd.
3.6 Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen en in aanmerking genomen artikel 1:377h Burgerlijk Wetboek (BW), overweegt de rechtbank dat ter zitting voldoende is komen vast te staan dat beide partijen de omgangsregeling tussen [verweerster] en de minderjarigen, zoals deze definitief is vastgelegd door de voorlopige voorzieningenrechter, inmiddels in de praktijk – en met wederzijdse instemming – naleven. Gelet hierop en nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet, ziet de rechtbank aanleiding die regeling ook hier vast te stellen.
kinderbijdrage
3.7 [verzoekster] heeft verzocht om een door [verweerster] te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderbijdrage) van € 135 per kind per maand.
3.8 De behoefte van de minderjarigen aan de gevraagde kinderbijdrage staat als niet weersproken vast.
3.9 Bij de beoordeling van de draagkracht van [verweerster] is de rechtbank uitgegaan van de volgende, aan de dossierstukken en het verhandelde ter zitting ontleende gegevens:
- een WAO-uitkering van € 926,89 netto per maand en een aanvullende uitkering van [naam], de voormalige werkgever van [verweerster], van € 206,92 netto per maand zodat het inkomen € 1.133,81 netto per maand, exclusief vakantietoeslag bedraagt;
- de bijstandsnorm voor een alleenstaande;
- de kale woninghuur van € 402 per maand, alsmede een huurtoeslag van € 103 per maand;
- de premie Zorgverzekeringswet van € 101 per maand en een zorgtoeslag van € 54 per maand, waarbij rekening wordt gehouden met het in de bijstandsnorm verdisconteerde bedrag en het verplichte eigen risico.
3.10 Partijen twisten over het in aanmerking te nemen bedrag aan omgangskosten. [verweerster] stelt dat met een bedrag van € 150 per maand rekening moet worden gehouden. [verzoekster] stelt dat een bedrag van € 120 per maand moet worden meegenomen.
In verband met de omvang van de hierna vermelde omgangsregeling zal de rechtbank uitgaan van het door [verzoekster] verzochte bedrag aan omgangskosten.
3.11 Op grond van voormelde financiële gegevens wordt [verweerster] niet in staat geacht een onderhoudsbijdrage van enige betekenis te betalen. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
4 Beslissing
De rechtbank:
4.1 Spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2001 in de gemeente [plaats] met elkaar gehuwd.
4.2 Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [naam]:
- [naam], geboren op [datum] 2004 in de gemeente [plaats];
- [naam], geboren op [datum] 2006 in de gemeente [plaats],
is bij [verzoekster].
4.3 Stelt de volgende regeling vast inzake de uitoefening van het omgangsrecht:
[verweerster] en de minderjarigen zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben:
- elke zondag van 19.00 uur tot maandag 19.00 uur;
- elke woensdag van 19.00 uur tot donderdag 19.00 uur;
- eenmaal in de veertien dagen een weekend van vrijdag 19.00 uur tot maandag 19.00 uur;
- alsmede gedurende de helft van de erkende feestdagen en schoolvakanties.
4.4 Bepaalt dat [verzoekster], met ingang van de datum waarop deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurster zal zijn van de woning aan [adres].
4.5 Beveelt partijen over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen.
Benoemt, tenzij partijen binnen veertien dagen na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand anders overeenkomen, notaris mr. F. Kurk te Zaandam of diens waarnemer of opvolger om de verdeling op een door hem te bepalen plaats en tijd te bewerkstelligen.
Benoemt tot onzijdige personen mr. C. Janse, advocaat te Zaandam, om [verzoekster] en mr. J. Jong, advocaat te Zaandam, om [verweerster] te vertegenwoordigen bij de verdeling indien [verzoekster], respectievelijk [verweerster] daartoe niet verschijnt of weigert daaraan mede te werken.
4.6 Verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad.
4.7 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Flohil, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. A.E. Muller, griffier, op 25 augustus 2009.
Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.