ECLI:NL:RBHAA:2009:BK2699

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801191-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.E. Patijn
  • G.A. van der Bijl
  • O. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drugskoerier voor invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 oktober 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 19 augustus 2009 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1984 in Suriname en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een materiaal dat cocaïne bevatte, een middel dat onder de Opiumwet valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om een lagere straf op te leggen.

De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte, alsook verschillende proces-verbalen en een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut als bewijs gebruikt. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder een vliegticket en geld, verbeurd verklaard.

De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de verdachte niet tot de categorie van drugskoeriers behoort die als 'pakezel' worden aangemerkt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële problemen, en besloot tot een straf die recht deed aan de ernst van het feit, maar ook aan de situatie van de verdachte. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801191-09
Uitspraakdatum: 23 oktober 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de onder 2 tot en met 8 op de beslaglijst vermelde goederen verbeurd te verklaren en het onder 10 vermelde goed aan verdachte te retourneren.
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2009 afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding en bevindingen (dossierparagraaf 1.1);
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (dossierparagraaf 1.1.5);
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 8 september 2009, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, vast gerechtelijk deskundige.
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 19 augustus 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 3,0 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank is van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond is gelegen om ten voordele van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte kampt met financiële problemen en heeft bij het oplossen daarvan een verkeerde afweging gemaakt. Verdachte heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad om een redelijke afweging te maken bij zijn besluit om cocaïne naar Nederland te smokkelen. Hij behoort daarmee niet tot de categorie drugskoeriers die (oneerbiedig) als “pakezel” worden aangemerkt.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een KLM vliegticket, een KLM claimtag, een KLM instapkaart, een Nokia telefoontoestel en vier capsules, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld, te weten € 580,00, dient te worden verbeurdverklaard. Bewezen is verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne in Nederland heeft gebracht. Hij heeft ter zitting verklaard dat het geld afkomstig was van degenen die de koffer met de cocaïne hadden geregeld. Het bij verdachte aangetroffen en hem toebehorende geld heeft dan ook te maken met het bewezenverklaarde feit.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van EENENTWINTIG (21) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslagbeslissingen als vermeld in vonnis.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mr. G.A. van der Bijl en mr. O. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J.H.J. van Leeuwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2009.
mr. G.A. van der Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.