3.1. [eisers] vordert
bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren:
1. gedaagde te veroordelen zich met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van [eisers] op het poppenhuis
zoals voornoemd en in 1994 en 2006 gepubliceerd in respectievelijk de tijdschriften
P&M en DHN, en derhalve het openbaar maken en/of verveelvoudigen van het
poppenhuis (waaronder tevens is te verstaan het (doen) vervaardigen, het (doen)
invoeren, het (doen) verkopen, te koop (doen) aanbieden, (doen) verhuren, te huur
(doen) aanbieden, ten toon te (doen) stellen, te (doen) leveren, te (doen) gebruiken,
dan wel het in voorraad te (doen) hebben voor een van deze doeleinden of
anderszins te verhandelen van de inbreuk makende zaken te staken en gestaakt te
houden;
2. gedaagde te veroordelen om het door haar op het kantooradres van de advocaat van [eisers] afgegeven poppenhuis binnen 10 dagen na betekening van het ten deze te
wijzen vonnis op kosten van gedaagde en onder toezicht van een door gedaagde te
betalen deurwaarder te (doen laten) vernietigen en binnen twee dagen na deze
vernietiging een op kosten van gedaagde opgesteld proces-verbaal van constatering
van de vernietiging toe te zenden aan de advocaat van [eisers], mr. F.A. Janse;
3. gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.500,--, althans een door uw voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere overtreding van de
onder 1 en 2 verzochte bevelen, of, naar keuze van [eisers], van € 2.500,-- voor
iedere dag dat gedaagde met de gehele of gedeeltelijke nakoming van die bevelen in
gebreke blijft, waarbij elk aangetroffen exemplaar van de inbreuk makende zaken
geldt als een afzonderlijke overtreding;
4. gedaagde te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding ten bedrage van
€ 5.751,60 overeenkomstig artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,-- zonder betekening, dan
wel € 199,-- in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien
dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de
(na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de
wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor
voldoening;
5. op basis van artikel 1019i lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen dat de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt
zes maanden zal zijn, te rekenen vanaf de datum van het vonnis;