1. Op 22 augustus 2005 hebben Maasland en de heer [XXX] (hierna: [XXX]) een pandovereenkomst gesloten inhoudende dat [XXX] als pandgever aan Maasland als pandhouder een eerste pandrecht verleent op zijn vorderingsrechten. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) 1.1. Tot zekerheid voor de nakoming door Pandgever van al zijn huidige en toekomstige betalingsverplichtingen jegens Pandhouder uit hoofde van de Betalingsregeling, verleent Pandgever bij deze aan Pandhouder, die dit hierbij aanvaardt, een eerste pandrecht op de Vorderingsrechten. De Vorderingsrechten zijn per de stand van 26 mei 2005 opgesomd in de als Bijlage 2 aangehechte lijst.
1.2. Pandgever staat er voor in dat hij bevoegd is over de Vorderingsrechten te beschikken, alsmede dat deze vrij zijn van beperkte rechten. Pandgever verklaart meer in het bijzonder dat hij bevoegd is tot het verpanden van de Vorderingsrechten. (…)
6.1. Pandhouder verplicht zich om de verpanding van de Vorderingsrechten, zolang Pandgever zijn verplichtingen uit hoofde van de Betalingsregeling stipt nakomt, niet mede te delen of te betekenen aan enige debiteur van Pandgever (…). Pandgever blijft derhalve inningsbevoegd totdat mededeling of betekening aan de debiteuren van Pandgever heeft plaatsgevonden. (…)
6.3. Na mededeling of betekening van de verpanding aan de debiteuren van Pandgever (…) is Pandhouder bevoegd in en buiten rechte nakoming van de betreffende vorderingen te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. (…)”
2. De Gouden Wok is gevestigd aan het adres Rijksweg A4 nummer 1, 2132 MA te Hoofddorp.
3. De Gouden Wok heeft in verband met de levering van vlees van [XXX] facturen d.d. 14 en 21 september 2005, 5 en 7 oktober 2005 ontvangen voor een totaalbedrag van
€ 4.004,95. Op de facturen is een betalingstermijn van 14 dagen vermeld.
4. Op 27 oktober 2005 heeft Maasland een aangetekende brief gestuurd aan De Gouden Wok, geadresseerd aan het adres Rijksweg A4 nummer 1, 2132 MA Schiphol. In deze brief staat onder meer:
“(…) Op 22 augustus 2005 heeft de heer [XXX] al zijn huidige en toekomstige vorderingen op u verpand ten behoeve van Vleeswarenfabriek Maasland B.V. Een afschrift van de pandakte treft u bijgaand aan. Conform artikel 6 van de pandakte doen wij hierbij mededeling van voornoemd pandrecht. Vanaf heden bent u daarom gehouden om alles wat de heer [XXX] van u te vorderen heeft aan Vleeswarenfabriek Maasland B.V. te voldoen. Het is u dus niet langer meer toegestaan betalingen te verrichten aan de heer [XXX]. (…) Wij verzoeken u daarom om het gehele tot op heden openstaande opeisbare bedrag van € 14.337,73 binnen 7 dagen na heden over te maken (…).”
5. Op of omstreeks 23 januari 2006 heeft De Gouden Wok € 9.827,75 voldaan aan
Q Cosmetics International, de naam van een onderneming waaronder [XXX] (mede) handelt. Deze betaling omvat onder meer de onder punt 3. van de feiten genoemde facturen.
6. Maasland heeft De Gouden Wok bij brieven van 4 en 22 augustus 2006 gesommeerd een bedrag van € 12.081,68 te voldoen terzake openstaande facturen van [XXX].
7. Op 22 augustus 2006 heeft De Gouden Wok aan Maasland kenbaar gemaakt alle openstaande facturen van [XXX] te hebben betaald. De Gouden Wok heeft onder meer het volgende geschreven aan Maasland:
“(…) Zoverre bekend staat Dhr. [XXX] nog steeds op dezelfde adres ingeschreven en zakelijke verbanden te hebben, maar onder Q Cosmetic en mij niet op de hoogte werd gesteld over een verpanding van [XXX] Consulting aan Maasland toender tijd. Ook mede delen aan Dhr. [XXX] betreft openstaande facturen van de maanden september en oktober aan [XXX] Consulting wegens opgeheven bankrekening, werd door Dhr. [XXX] aan ons mede gedeeld dat het bedrag ook aan hen overgemaakt kon worden, maar met een nieuwe bankrekening. (…)”
8. Bij brief van 10 mei 2007 heeft Maasland aan De Gouden Wok geschreven dat zij te laat en aan de verkeerde persoon heeft betaald, en dat de vordering nog open staat.