6. Bij brief van 5 mei 2009 heeft [XXX] onder meer het volgende aan [verweerder] medegedeeld:
“Tot en met zondag 17 mei a.s. is het niet toegestaan om u te vertonen bij KLM. [...] Er mag ook met geen van uw collega’s, op welke wijze dan ook, contact opgenomen worden.”
7. Bij brief van 12 mei 2009 heeft [verweerder] onder meer het volgende geantwoord:
“Ik ontving [...] uw brief van 5 mei jl., waarin u, om voor mij volstrekt onverklaarbare redenen, aangeeft dat het mij tot 18 mei a.s. niet is toegestaan [...] contact te hebben met collega’s en mij bij KLM te vertonen. [...] ik ben van mening dat hiervoor geen enkele reden of rechtvaardiging bestaat.”
8. Op 26 mei 2009 heeft tussen [verweerder] enerzijds en [YYY] en [XXX] anderzijds een gesprek plaatsgevonden, waarbij [YYY] heeft aangegeven dat hem berichten hadden bereikt van collega’s van [verweerder] over een verandering in het gedrag van [verweerder], onder andere bestaande uit het te laat verschijnen op en het weglopen uit vergaderingen en het plaatsen van ongepaste (seksueel getinte) opmerkingen jegens (vrouwelijke) collega’s.
9. KLM heeft [verweerder] eind mei 2009 vrijgesteld van werk voor een periode van drie maanden.
10. Op 27 mei 2009 heeft [AAA], plaatsvervangend Hoofd P&O Viegdienst, een schriftelijke verklaring opgesteld, waarin zij onder meer het volgende heeft opgemerkt:
“Vrijwel vanaf het begin heb ik gezien dat [verweerder] moeite had met de stijl van leidinggeven van [XXX]. [...] Sinds ongeveer 3 maanden geleden is de situatie in snel tempo verslechterd. Naast de problemen op het werk, had [verweerder] ook privé-problemen. [verweerder] vertelde mij daar veel over. [...] Ik word sinds ongeveer 3 maanden veelvuldig gebeld en ge –smst buiten werktijden. Dit ging zowel over werk als over zijn privé-situatie. [...] Ik heb [verweerder] op een gegeven moment aangegeven dat ik dit echt niet wilde. Dat hielp dan even, maar vervolgens verviel [verweerder] weer in hetzelfde gedrag.”
11. Bij brief van 28 mei 2009 heeft de gemachtigde van [verweerder] tegen de op non actiefstelling van [verweerder] geprotesteerd en heeft zij KLM verzocht de ‘lastercampagne’ tegen [verweerder] te staken.
12. In een schriftelijke verklaring van 29 mei 2009 heeft [BBB], Vice President BDO en lid van het MT Vliegdienst, onder meer het volgende opgemerkt:
“Omstreeks februari/maart 2009 heb ik een omslag in [verweerder]s gedrag gemerkt. [...] Het gevoel voor verhoudingen en voor zijn plek in de organisatie leek hij kwijt te zijn.”
13. In een schriftelijke verklaring van 2 juni 2009 heeft [CCC], vanaf 1997 tot 2003 Hoofd P&O Vliegdienst en thans VP Industrial Relations, onder meer het volgende geschreven:
“In de aanloop naar het Bastion-overleg groeide bij mij het gevoel dat [verweerder] zich anders gedroeg dan ik van hem gewend was. [verweerder] was veel afwezig en het was mij niet duidelijk waar hij dan mee bezig was. Tijdens het Bastion-overleg (eind 2007/begin 2008) [...] waren de rol en het gedrag van [verweerder] ronduit slecht. Hij was onrustig, zat tijdens het overleg voortdurend te mailen en te sms-en. [...] Omdat ik uit de werkomgeving van [verweerder] signalen had ontvangen dat [verweerder] zich nog steeds vreemd gedroeg, heb ik hem [...] geadviseerd te stoppen met het ongecontroleerde sms-en en bellen van collega’s over niet-urgente zaken. [...] [verweerder] zei blij te zijn dat ik het tegen hem had gezegd. Tot mijn verbazing werd dit gedrag nadien echter alleen maar erger, m.n. het onrustig contact zoeken. [...] Samengevat vind ik de gedragsverandering van [verweerder] zeer opmerkelijk. Het vreemdste is dat hij er ook niet op aanspreekbaar was. De boodschap leek niet aan te komen.”
14. Bij brief van 2 juni 2009 heeft [YYY] onder meer het volgende aan de gemachtigde van [verweerder] geschreven:
“De aanleiding van het gesprek was het feit dat er in de afgelopen periode een gedragsverandering bij de heer [verweerder] leek te zijn opgetreden in negatieve zin. Ik wilde mijn zorg daarover met de heer [verweerder] delen en tevens met hem spreken over een oplossing. [...] Het verloop van het gesprek heeft ertoe geleid dat ik mij genoodzaakt heb gezien om verder onderzoek te gaan doen. Dit onderzoek bestaat eruit dat mensen naar hun ervaringen met de samenwerking met de heer [verweerder] wordt gevraagd. [...] Ik heb u [...] verteld dat de heer [verweerder] gedrag vertoont dat ik zorgwekkend vind en dat niet past bij de positie die hij heeft. De verklaringen van collega’s die ik sinds dinsdag heb gekregen versterken dit beeld.”
15. KLM heeft [verweerder] geadviseerd de periode van vrijstelling te gebruiken om zichzelf te hervinden en hem daarbij hulp van de arbodienst aangeboden.
16. Op 18 juni 2009 heeft de gemachtigde van [verweerder] aan KLM doen weten dat [verweerder] geen enkel vertrouwen meer heeft in voortzetting van de arbeidsrelatie met KLM, gelet op de “uiterst kwalijke handelwijze van KLM, waarin cliënt min of meer een burn-out wordt aangepraat na het zich kritisch uitlaten over de organisatie”.
17. Bij brief van 30 juni 2009 aan de gemachtigde van [verweerder] heeft [YYY] een aantal passages geciteerd uit de door collega’s en medewerkers van [verweerder] afgelegde verklaringen.
18. Eveneens op 30 juni 2009 heeft KLM de bedrijfsarts verzocht [verweerder] op korte termijn op te roepen voor het spreekuur in verband met de door haar geconstateerde gedragsverandering en een oordeel te geven over de geestelijke en lichamelijke gezondheid van [verweerder], de mate waarin zijn gesteldheid zijn functioneren heeft beïnvloed en de vraag of [verweerder] op dit moment in voldoende mate in staat is om beslissingen te nemen over zijn professionele toekomst. [verweerder] heeft geweigerd om op het spreekuur van de bedrijfsarts te verschijnen.
19. Bij brief van 17 augustus 2009 heeft de gemachtigde van [verweerder] aan KLM een voorstel gedaan voor een beëindigingovereenkomst. Het daarop volgende (schriftelijke) overleg tussen partijen heeft niet tot resultaten geleid.