ECLI:NL:RBHAA:2009:BK5218

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156241 - HA ZA 09-511
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.A. Coyajee-Kappers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van SKO Volendam voor schadevergoeding na schorsing en verwijdering van leerling met ziekte van Addison

In deze zaak vorderden de ouders van [A], een leerling van het Don Bosco College, schadevergoeding van SKO Volendam, de stichting die het onderwijs verzorgt. De vordering was gebaseerd op de schorsing en verwijdering van [A] na een incident waarbij hij betrokken was. De rechtbank oordeelde dat SKO Volendam tekort was geschoten in haar inspanningsverplichtingen om [A] te begeleiden, vooral gezien zijn ziekte van Addison, die hem extra kwetsbaar maakte. De rechtbank stelde vast dat [A] gedurende een periode van ongeveer acht weken geen regulier onderwijs had ontvangen, wat zijn kansen op het succesvol afronden van klas 4-havo negatief beïnvloedde. De ouders vorderden onder andere de kosten van de opleiding aan het Luzac College, die zij als gevolg van de tekortkomingen van de school hadden moeten maken. De rechtbank oordeelde dat SKO Volendam aansprakelijk was voor de schade, maar dat er ook sprake was van eigen schuld aan de zijde van de ouders, omdat zij hadden besloten [A] geen proefwerken meer te laten doen. Uiteindelijk werd een deel van de schadevergoeding toegewezen, met een aftrek voor eigen schuld van de ouders. De rechtbank veroordeelde SKO Volendam tot betaling van een bedrag van EUR 11.792,72 aan de ouders, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 156241 / HA ZA 09-511
Vonnis van 25 november 2009
in de zaak van
1. [Eiser],
2. [Eiseres],
mede in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon
[A]
allen wonende te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
eisers,
advocaat mr. W. Lindeboom,
tegen
de stichting
STICHTING KATHOLIEK ONDERWIJS VOLENDAM,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Ranke.
Partijen zullen hierna [eisers], afzonderlijk [eiser] en [eiseres], en SKO Volendam genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juni 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 24 september 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn de ouders van [A] geboren 3 mei 1991.
[A] lijdt aan de ziekte van Addison, die tot gevolg heeft dat geen bijnierschorshormonen worden aangemaakt, en waarvoor hij medicijnen slikt.
2.2. Onder het bevoegd gezag van SKO Volendam valt het Don Bosco College (hierna ook: de school) in Volendam. Tot 1 augustus 2008 was [A] ingeschreven als leerling van het Don Bosco College. Aan het eind van het schooljaar 2006-2007 is [A] blijven zitten in klas 4 van de havo, zodat hij in het schooljaar 2007-2008 voor de tweede keer het vierde jaar van de havo volgde.
2.3. Op woensdag 20 februari 2008 is in het trappenhuis van het gebouw van het Don Bosco College een zogenaamde bootfakkel afgeschoten (hierna: het incident).
Kort na het incident meldde [B] zich bij de schoolleiding als degene die de fakkel had afgeschoten. Naast zijn naam heeft de schoolleiding aan de politie de namen van een aantal andere leerlingen doorgegeven die ervan verdacht werden in meer of mindere mate bij het incident betrokken te zijn geweest. Daaronder was ook de naam van [A].
[A] is door de politie aangehouden en verhoord.
2.4. Op 21 februari 2008 heeft de rector van het Don Bosco College, [C], besloten [A] voor onbepaalde tijd de toegang tot de school te ontzeggen omdat [A] betrokken zou zijn geweest bij het incident. De beslissing is bij brief van 22 februari 2008 aan [eisers] meegedeeld. In die brief is onder meer vermeld:
Hierbij delen wij u mee dat wij hebben besloten uw zoon voor onbepaalde tijd de toegang tot de school te ontzeggen, ingaande donderdag 21 februari 2008. We hebben het bestuur van de Stichting Katholiek Onderwijs Volendam en de Inspectie op de hoogte gesteld van deze voorlopig tijdelijke maatregel, conform het reglement van de schorsing en verwijdering.
(…)
Wij vinden dit zo buiten proportie en ernstig dat wij tot deze voorlopige tijdelijke maatregel over zijn gegaan. In de tussentijd zullen wij ons beraden over ons advies aan het bestuur van de Stichting. U zal daar uiterlijk binnen 14 dagen schriftelijk van op de hoogte worden gesteld.
(…)
2.5. [B] is van het Don Bosco College verwijderd omdat hij de bootfakkel heeft gekocht en afgeschoten. Twee andere leerlingen die samen met [B] het incident hebben beraamd en die de aanschaf van de fakkel mede hebben gefinancierd zijn voor ten hoogste vijf dagen geschorst en tegen hen is geen verwijderingsprocedure begonnen.
2.6. Van 25 februari 2008 tot en met 3 maart 2008 werden op het Don Bosco College geen lessen gegeven in verband met de voorjaarsvakantie.
In de week van 3 tot en met 7 maart 2008 werd geen les gegeven voor de leerlingen van klas 4-havo in verband met een stageweek waar alle leerlingen aan deelnamen.
2.7. Op 3 maart 2008 heeft SKO Volendam het voornemen uitgesproken [A] van het Don Bosco College te verwijderen. In het kader van dat voornemen zijn [eisers] op 13 maart 2008 gehoord door [C] en een delegatie van het bestuur van SKO Volendam. Aan het eind van dat gesprek heeft [C] meegedeeld dat de ontzegging van de toegang voorlopig zou worden gehandhaafd en dat het bestuur van SKO Volendam op korte termijn een beslissing zou nemen over de vraag of [A] zou worden verwijderd.
2.8. Bij brief van 17 maart 2008 is het besluit dat [A] van school zou worden verwijderd namens de directie van het Don Bosco College en het Dagelijks Bestuur van SKO Volendam aan [eisers] meegedeeld.
2.9. Bij dagvaarding van 20 maart 2008 hebben [eisers] een kort geding aangespannen tegen SKO Volendam en [C] met als doel [A] zo spoedig mogelijk weer tot de lessen toegelaten te krijgen. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 maart 2008.
2.10. Bij brief van 1 april 2008 heeft [eiseres] het Don Bosco College als volgt meegedeeld:
In afwachting van de uitspraak van de rechter worden door [A] geen repetities meer gemaakt. Deze periode duurt maximaal tot 13 april a.s., 9 schooldagen. Eventuele repetities kunnen na deze periode worden ingehaald. Deze slechte vorm van vervangend onderwijs, zonder klassikaal onderwijs en bijbehorende uitleg, biedt geen basis voor het behalen van goede cijfers. Het ophalen en inleveren van huiswerk wordt conform afspraak gecontinueerd.
2.11. Bij vonnis van 16 april 2008 van de rechtbank Haarlem heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eisers] in het onder 2.9 genoemde kort geding toegewezen en SKO Volendam geboden [A] tot de reguliere lessen toe te laten.
2.12. Bij brief van 16 april 2008 hebben [eisers] bezwaar gemaakt tegen het verwijderingsbesluit van 17 maart 2008.
2.13. Met ingang van 17 april 2008 is [A] weer tot de lessen op het Don Bosco College toegelaten.
2.14. Op 18 april 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [A], [eisers] en een vertegenwoordiger van het Don Bosco College. Bij brief van 18 april 2009 namens de rector, ondertekend door de plaatsvervangend rector, is onder meer aan [eisers] meegedeeld:
(…)
[A] zal evenals de andere leerlingen voldoende worden voorbereid op de A-tentamens. Voor zover nodig zal [A] in de a.s. meivakantie extra werk worden meegegeven om eventuele opgelopen achterstanden in te halen dan wel lesstof te herhalen. In overleg met alle betrokken docenten zal de afdelingsleider een concreet handelingsplan opstellen, rekening houdend met zijn ziekte maar gericht op het wegwerken van de eventuele lacunes.
Gezien zijn ernstige chronische ziekte stellen wij bovendien voor om voor hem een LGF aanvraag in te dienen, zodat hij gedurende de rest van zijn middelbare schooljaren van overheidswege een ambulant begeleider krijgt toegewezen.
(…)
Wij vertrouwen er tenslotte op dat [A] van zijn kant zich volledig zal inzetten om 4 havo succesvol af te sluiten.
(…)
2.15. Op 24 april 2008 heeft SKO Volendam het verwijderingsbesluit van 17 maart 2008, na bezwaar van [eisers] zoals genoemd onder 2.12, ingetrokken. In plaats daarvan is besloten [A] een schorsing op te leggen voor de duur van maximaal vijf schooldagen, welke inmiddels was geëffectueerd.
2.16. Op 24 april 2008 is een handelingsplan opgesteld. Daarin zijn onder meer opgenomen de nog in te halen toetsen en onderdelen alsmede de volgende afspraken:
[A] maakt tussen 13-5 en 20-5 afspraken met de docent wanneer hij deze onderdelen af heeft en laat toetsen. Bij de overige toetsen die klassikaal zijn of worden afgesproken zegt [A] van tevoren of hij de toets zal meemaken. Als hij de toets maakt wordt deze genormeerd volgens de vastgestelde normering.
[A] heeft het handelingsplan niet ondertekend.
2.17. Vanaf 25 april 2008 tot en met maandag 12 mei 2008 werden op het Don Bosco College geen lessen gegeven in verband met de meivakantie.
2.18. Vanaf 19 mei 2008 heeft [eiseres] [A] ziek gemeld. [A] heeft daarna de lessen op het Don Bosco College niet meer bezocht.
2.19. In een brief van 23 mei 2008 heeft [D], kinderarts-endocrinoloog van het Emma Kinderziekenhuis AMC te Amsterdam aan [eisers] als volgt vermeld:
Bij [A] is in juni 2006 de ziekte van Addison gediagnostiseerd. Dit nadat hij al enkele jaren in toenemende mate klachten had van moeheid, conditieverlies en verminderde eetlust (allen “klassieke” verschijnselen van deze ziekte).
Bij de ziekte van Addison kunnen de bijnieren geen cortisol (“stresshormoon”) en aldosteron (“zoutvasthoudend hormoon”) meer maken. Om “gezond”te blijven dient [A] deze hormonen meerdere malen per dag, dag in dag uit in te nemen.
Als het lichaam “gestresst” is (bijvoorbeeld tijdens “ziek zijn” of pijn, maar ook bij bijvoorbeeld boosheid) maken normale bijnieren veel meer cortisol aan dan normaal. [A]’s bijnieren kunnen dat niet, en onder dit soort omstandigheden moet hij (veel) meer cortisol innemen dan normaal. Als hij dat niet zou doen zou hij ernstig ziek kunnen worden, en zelfs overlijden.
Kortdurend (enkele dagen) extra cortisol innemen is qua gezondheid geen probleem. Langdurig extra cortisol innemen, bijvoorbeeld langer dan 7-10 dagen, kan echter schadelijk zijn voor het lichaam.
Bij het laatste polikliniekbezoek vertelden [A] en u me dat [A]’s huidige schoolsituatie hem veel stress bezorgt. De details van die situatie heeft u toegelicht. Vanwege deze (chronische) stress zou [A] langdurig extra cortisol moeten gebruiken, wat m.i. voor [A]’s gezondheid niet goed is. Uw voorstel om de stress te verminderen door de rest van het schooljaar als “verloren” te beschouwen, en m.i.v. het nieuwe schooljaar in september 2008 een nieuwe, frisse start te maken vind ik een veel betere oplossing.
2.20. Op 28 mei 2008 heeft [A] van het arrondissementsparket Haarlem de mededeling ontvangen dat hij in verband met het incident niet (verder) vervolgd zal worden omdat er onvoldoende wettig bewijs is. Op 22 september 2008 zijn de andere betrokken leerlingen veroordeeld tot (voorwaardelijke) taakstraffen vanwege hun betrokkenheid bij het incident.
2.21. [A] slaagt er niet in om klas havo-4 aan het Don Bosco College met goed gevolg af te ronden. [A] heeft het Don Bosco College verlaten.
2.22. Aan het eind van het schooljaar 2008-2009 heeft [A] bij het Luzac College een havo-diploma behaald.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
voor recht zal verklaren dat SKO Volendam heeft gehandeld in strijd met de tussen partijen overeengekomen onderwijsovereenkomst, althans ten opzichte van [eisers] en/of hun minderjarige zoon [A] onrechtmatig heeft gehandeld, en SKO Volendam op die grond zal veroordelen tot vergoeding aan [eisers] van de kosten van de opleiding bij het Luzac College ad EUR 17.000,00 (inclusief boeken en reiskosten), de volledige kosten van rechtsbijstand in de procedure (EUR 7.821,25 inclusief de voor [eisers] niet verrekenbare BTW) en een bedrag aan immateriële schadevergoeding ad EUR 5.000,00, alles te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid van de vorderingen tot aan de dag der algehele voldoening.
Subsidiair
voor recht zal verklaren dat SKO Volendam heeft gehandeld in strijd met de tussen partijen overeengekomen onderwijsovereenkomst, althans ten opzichte van [eisers] en/of hun minderjarige zoon [A] onrechtmatig heeft gehandeld, en SKO Volendam op die grond zal veroordelen tot vergoeding aan [eisers] van de kosten van de opleiding bij het Luzac College ad EUR 17.000,00 (inclusief boeken en reiskosten), de buitengerechtelijke kosten ad EUR 1.000,00 en een bedrag aan immateriële schadevergoeding, alles te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid van de vorderingen tot aan de dag der algehele voldoening.
Primair en subsidiair
SKO Volendam zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat SKO Volendam toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld en dientengevolge aansprakelijk is voor de aanvullende kosten die zij voor de opleiding van [A] hebben moeten maken. Op SKO Volendam rustte een bijzondere verantwoordelijkheid om zich extra in te spannen om [A] alsnog te doen slagen voor klas 4-havo en SKO Volendam heeft bij haar handelen geen rekening gehouden met de ziekte van [A]. [eisers] verwijt SKO Volendam dat zij zich niet tot onvoldoende heeft ingespannen om het onderwijs voor [A] buiten de reguliere lessen voort te zetten. Het feit dat [A] havo-4 niet heeft gehaald dient, aldus [eisers], te worden toegeschreven aan het feit dat [A] bijna acht weken niet het onderwijs heeft kunnen volgen waarop hij recht had.
SKO Volendam heeft niet aan het resultaatselement van de op haar rustende verplichtingen voldaan, en evenmin aan de inspanningsverplichtingen.
[eisers] leggen aan hun vordering tot immateriele schadevergoeding ten grondslag dat zij, althans [A], als gevolg van het handelen en/of nalaten van SKO Volendam zijn aangetast in hun persoon als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW.
3.3. SKO Volendam ontkent aansprakelijkheid voor de door [eisers] gestelde schade en stelt dat zij binnen het kader van de getroffen verwijderingsmaatregel aan alle verplichtingen heeft voldaan die aan de school worden en mogen worden gesteld. SKO Volendam betwist dat [A] zeven weken van onderwijs verstoken is geweest en stelt dat [A] feitelijk 1 week van onderwijs verstoken is geweest.
Daarnaast heeft SKO Volendam zich ingespannen om een alternatieve school voor [A] te vinden. Het aanbod dat daaruit voortvloeide heeft [eisers] uitdrukkelijk afgewezen.
Subsidiair stelt SKO Volendam dat het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade ontbreekt. Het is de keuze van [A], dan wel [eisers] zelf geweest om het alternatieve lesprogramma niet te volgen en geen proefwerken te maken. [A] heeft zijnerzijds niet de inspanningen geleverd en evenmin de inzet getoond die van hem verwacht had mogen worden.Meer subsidiair stelt SKO Volendam dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eisers] zodat de vergoedingsplicht komt te vervallen dan wel dient te worden verminderd. Voorts stelt SKO Volendam dat [eisers] hun schadebeperkingsplicht hebben geschonden, zodat ook om die reden de schade voor rekening van [eisers] dient te blijven.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank constateert dat [A] tijdens de onderhavige procedure, op 3 mei 2009, meerderjarig is geworden. Voor zover de advocaat van [eisers] zich ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van onderhavige zaak heeft gesteld namens [A], heeft te gelden dat [A] niet als eisende partij in de dagvaarding is vermeld. [A] kan derhalve niet als eisende partij worden aangemerkt en de schade die mede is gevorderd namens [A] kan als gevolg daarvan niet voor toewijzing in aanmerking komen. Nu [eisers] niet alleen namens [A] optreden, maar eveneens voor zichzelf en zij vergoeding vragen van schade die door hen als ouders van [A] is geleden, brengt het voorgaande in de verdere beoordeling geen verandering.
4.2. [eisers] hebben aan hun vordering wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen ten grondslag gelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen een onderwijsovereenkomst geldt. Voor de beoordeling van onderhavig geschil kan echter in het midden blijven van welke grondslag dient te worden uitgegaan aangezien de onderwijsovereenkomst zozeer wordt beheerst door dezelfde normen dat de uitkomst niet anders is bij een rechtsverhouding op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank laat de kwalificatie dan ook in het midden.
4.3. Vast staat dat de school op 21 februari 2008 een besluit tot schorsing heeft genomen en vervolgens op 17 maart 2008 een besluit tot verwijdering. Voorts staat vast dat SKO Volendam geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het kortgedingvonnis van 16 april 2008, en evenmin een bodemprocedure is gestart, alsmede dat SKO Volendam het besluit van 17 maart 2008 tot verwijdering na bezwaar heeft ingetrokken en vervangen door een besluit tot schorsing voor 5 dagen, die reeds was geëffectueerd.
In onderhavige procedure heeft SKO Volendam haar stelling dat het kortgedingvonnis van 16 april 2008 is gebaseerd op onjuiste feiten en omstandigheden niet onderbouwd. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank uit dient te gaan van de onjuistheid van de door SKO Volendam op 21 februari 2008 en op 17 maart 2008 genomen besluiten.
4.4. De rechtbank overweegt dat in onderhavig geval [A] het aan zichzelf te danken heeft dat hij betrokken is geraakt bij het incident. Dat is hem toe te rekenen.
Voorts geldt dat weliswaar het incident is aan te merken als een ernstig feit, en begrijpelijk is dat de school in reactie daarop direct tot maatregelen is overgegaan, maar dat doet er niet aan af dat de school bij de keuze van een maatregel rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van de betreffende leerling. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen de ernstige gevolgen die een schorsing voor onbepaalde tijd en verwijdering heeft voor een leerplichtige leerling en voor [A] in het bijzonder.
4.5. Gelet op de bijzonderheden die ten aanzien van [A] een rol spelen staat vast dat hij gevoelig is voor stress en dat hij ten tijde van de genomen maatregelen klas 4-havo reeds een keer op het Don Bosco College had doorlopen en derhalve dus al een keer had gedoubleerd, zodat een tweede maal doubleren zou leiden tot een uitschrijving op deze school. SKO Volendam was van deze omstandigheden op de hoogte.
Voorts geldt dat het laatste rapport van [A] van 21 maart 2008, over de periode voorafgaand aan het incident, weliswaar geen stralende cijfers bevatte, maar onbetwist staat vast dat [A] over voldoende compensatiepunten beschikte om met deze cijferlijst aan het eind van het schooljaar te worden bevorderd naar klas 5-havo. Bovendien heeft SKO Volendam bij monde van de heer Van Tol, administrateur van de school, ter zitting bevestigd dat de afdelingsleider hem had bevestigd dat [A] het schooljaar kon halen en dat zij kosten noch moeite daarvoor wilde sparen en dat het voor [A] op het moment van het opstellen van het handelingsplan, te weten op 24 april 2008, nog mogelijk was om 4-havo met goed gevolg af te ronden en te worden bevorderd naar 5-havo.
Daar komt bij dat de maatregelen die aan de andere betrokken leerlingen werden opgelegd, gelet op de rol van [A] bij het incident, niet in verhouding staan tot de aan [A] opgelegde maatregel. De stelling van de school dat de betrokkenheid van [A] bij het incident verdergaand is geweest dan zoals bij de behandeling van het kort geding door [eisers] is betoogd, is niet nader onderbouwd, en zal worden gepasseerd.
4.6. De rechtbank overweegt voorts dat de vraag of [A] op het Don Bosco College klas 4-havo met goed gevolg had kunnen volbrengen, een vraag is naar een onzekere toekomstige gebeurtenis, aangezien [A] uiteindelijk het schooljaar niet heeft voltooid op het Don Bosco College en derhalve geen eindrapportage kon worden opgesteld. Anderzijds staat vast dat de door SKO Volendam getroffen maatregelen in ieder geval van 22 februari tot 17 april 2008 hebben gegolden, en [A] gedurende die periode in ieder geval niet de aan reguliere lessen mocht deelnemen.
4.7. Uit de overgelegde stukken en de stelling van partijen volgt dat SKO Volendam in de periode tot 17 april 2008 onvoldoende met [eisers], dan wel [A], in communicatie zijn getreden. Het feit dat [eisers] een kortgedingprocedure zijn gestart en hebben doorgezet, met hun bedoeling om de communicatie af te dwingen, valt SKO Volendam toe rekenen. Voorts had in aanmerking genomen de onjuistheid van de besluiten van 22 februari 2008 en 17 maart 2008 van de school verwacht mogen worden dat de mate van betrokkenheid vanuit school na 17 april 2008 snel(ler) duidelijk was geworden. Daarvan is niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat vanuit de school duidelijkheid op zich heeft laten wachten, hetgeen de school valt aan te rekenen.
4.8. Gelet op het hiervoor overwogene is het causaal verband tussen het handelen van de school en de schade gegeven. De rechtbank is derhalve van oordeel dat SKO Volendam aansprakelijk is voor de schade die als gevolg van de toegepaste maatregelen is ontstaan. De vraag of SKO Volendam binnen de genomen maatregelen zorgvuldig heeft gehandeld is van belang bij bepaling van de hoogte van de schade.
4.9. SKO Volendam stelt dat zij zich voldoende heeft ingespannen om [A] te begeleiden. [eisers] betwisten dat en stellen dat het geboden alternatief geen volwaardige vervanging kon vormen voor het gemis aan reguliere lessen.
4.10. De rechtbank stelt voorop dat een school inspanningsverplichtingen heeft, maar dat daartegenover een inspanningsverplichting van de leerling, en zijn ouders, staat. Voorts geldt dat het bevoegd gezag van een school in beginsel de vrijheid heeft om het onderwijs naar eigen bevinden in te richten, zodat slechts plaats is voor een marginale toetsing van het geformuleerde beleid. Anderzijds mag van [eisers] worden verwacht dat zij zich inspannen om schade zoveel mogelijk te beperken.
4.11. Het verweer van SKO Volendam dat [eisers] het aanbod om [A] op een andere school in te schrijven niet hebben aanvaard, zal worden gepasseerd. Blijkens de onweersproken stellingen van [eisers] was nog geenszins definitief sprake van een toelating tot de betreffende school en had het Don Bosco College alleen contacten gelegd. Onweersproken staat vast dat uit een eerste gesprek van [eisers] met de betreffende school geenszins volgde dat [A] aldaar zijn opleiding kon vervolgen.
4.12. Voort beroept SKO Volendam zich op de reeds voor het incident bestaande bezorgdheid bij de school over de werkhouding van [A]. Tegenover de betwisting van [eisers] heeft SKO Volendam onvoldoende onderbouwd dat de school daarover met [A] en/of met [eisers] heeft gecommuniceerd, zodat dit beroep niet kan slagen.
4.13. De rechtbank onderscheidt bij de verdere beoordeling drie verschillende periodes, te weten: de periode tot aan de intrekking van het besluit tot verwijdering op 17 april 2008. De periode vanaf 17 april 2008 tot aan de ziekmelding van [A] op 19 mei 2008. En de periode vanaf 19 mei 2008 tot aan het einde van het schooljaar 2007-2008.
De rechtbank stelt voorts vast dat [A] op grond van het laatst genomen besluit van 24 april 2008, vanaf 21 februari 2008 tot en met 25 februari 2008 geschorst is geweest. Vervolgens waren er blijkens de hiervoor onder 2.6 vermelde vakantie en stageweek aansluitend geen lessen, zodat niet kan worden geconcludeerd dat [A] in die periode lessen heeft gemist als gevolg van de besluitvorming van de school. Daarmee staat vast dat vanaf 10 maart 2008 tot 17 maart 2008 feitelijk door de school geen lessen aan [A] zijn aangeboden.
4.14. Met betrekking tot de periode van 17 maart tot 17 april 2008 staat voorts vast dat de school een alternatief programma, ‘het lesprogramma op afstand’, heeft aangeboden dat eruit bestond dat [A] zich dagelijks om 8.00 uur moest melden teneinde de lesstof voor die dag op te halen waarna hij zich vervolgens om 16.00 uur moest melden om te laten zien wat hij die dag had gedaan. SKO Volendam heeft een verslag van de begeleiding van [A] vanaf 17 maart 2008 overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat [A] zich niet maximaal heeft ingezet voor het alternatieve lesprogramma. Voor zover de school [A] verwijt dat hij zich voor het alternatieve lesprogramma onvoldoende heeft ingespannen, had echter van SKO Volendam verwacht mogen worden dat zij daarover met [A], dan wel [eisers], had gecommuniceerd. De school heeft immers te gelden als de deskundige, en ook in het geval van een alternatief lesprogramma moet zij de leerling en zijn ouders daarop wijzen. Daarvan is in het geheel niet gebleken. Uit het hiervoor genoemde begeleidingsverslag blijkt niet van enige communicatie met de ouders. Tegenover de verklaring van [C] ter zitting dat [eisers] een aantal keer zijn gebeld, maar dat geen contact werd verkregen, staat de verklaring van [eisers] dat zij op hun mobiele nummer, dat bij de school bekend is, uit hoofde van hun werk 24 uur per dag bereikbaar zijn en nooit door de school zijn gebeld. Het verweer van de school op dit punt slaagt derhalve niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de school in deze periode onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de uitvoering van de getroffen maatregelen.
4.15. Met betrekking tot de periode van 17 april 2008 tot aan de ziekmelding van [A] op 19 mei 2008 voert SKO Volendam aan dat de school zich voor [A] heeft ingezet onder meer door de opstelling van een handelingsplan.
4.16. Dat [A] het handelingsplan, zoals vermeld onder 2.16, niet heeft ondertekend kan er niet toe leiden dat sprake is van eigen schuld van [A]. Blijkens de stellingen van [eisers] was de periode waarop het handelingsplan betrekking had in verhouding tot de taken en tentamens die hij volgens dat handelingsplan moest afhandelen te kort. Gelet op de hiervoor onder 4.4 vermelde bijzondere omstandigheden in verband met de ziekte van [A] had naar het oordeel van de rechtbank de school daaraan meer aandacht dienen te besteden. Daarvan is onvoldoende gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de school in deze periode onvoldoende aan haar inspanningsverplichtingen heeft voldaan.
4.17. Daar staat tegenover dat [eisers] zelf, blijkens de onder 2.10 vermelde brief, hebben besloten om [A] geen proefwerken meer te laten doen. Nu [eisers] dat besluit hebben gehandhaafd in de periode na 17 april 2008, toen duidelijkheid bestond over het schorsingsbesluit, hebben [eisers] en [A] nadien onvoldoende voldaan aan hun inspanningsverplichtingen. Hoezeer begrijpelijk de beslissing van [eisers] gelet op de gezondheid van [A] is, mede in het licht van de brief van de kinderarts, volgt weliswaar uit de afwezigheid van [A] in de periode vanaf 19 mei 2008 dat hij zich vanaf dat moment onvoldoende heeft ingespannen, waarmee vast staat dat hij, en derhalve ook [eisers], vanaf 19 mei 2008 tekort zijn geschoten in de nakoming van hun inspanningsverplichtingen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee sprake is van een gedeelte eigen schuld van [eisers] Hun handelen heeft immers eraan bijgedragen dat [A] klas 4-havo in het schooljaar 2007-2008 niet met goed gevolg heeft afgerond. Dat brengt mee dat een deel van de gemaakte kosten niet als schade aan de school kan worden toegerekend en voor eigen rekening van [eisers] dient te komen. Gelet op de periode waarover de eigen schuld van [eisers] in aanmerking dient te worden genomen, hetgeen gerekend tot aan de zomervakantie neerkomt op ongeveer 6 weken regulier onderwijs, past de rechtbank bij de berekening van de hoogte van de schade voor eigen schuld een aftrek van 20% toe.
Schadeposten
4.18. [eisers] vorderen vergoeding van de schade bestaande uit de kosten van de opleiding van [A] aan het Luzac College ad EUR 17.000,00 (inclusief boeken en reiskosten), de volledige kosten van rechtsbijstand in de procedure EUR 7.821,25 (inclusief de voor [eisers] niet verrekenbare BTW) en een bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 5.000,00.
4.19. SKO Volendam betwist dat de kosten voor het Luzac College als schade kunnen gelden, nu er voldoende andere mogelijkheden waren voor [A] om een havo-opleiding te voltooien.
4.20. De rechtbank is van oordeel dat de keuze voor het Luzac College en de ten aanzien daarvan gestelde kosten uit het oogpunt van schadebeperking als redelijk heeft te gelden.
Daarbij overweegt de rechtbank dat [eisers], ongeacht of [A] 4-havo op het Don Bosco College dan wel elders had kunnen voltooien, in elk geval kosten voor boeken van 5-havo hadden moeten maken. Die kosten komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. Van de gevorderde kosten voor boeken is een factuur overgelegd van EUR 1.129,28. De daarop vermelde zeven examenbundels, in totaal voor een bedrag van EUR 90,65, komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
De gevorderde reiskosten en kosten voor de introductieweek zijn gelet op de betwisting daarvan door SKO Volendam onvoldoende onderbouwd, zodat deze zullen worden afgewezen.
De resterende gevorderde kosten schoolgeld, waarvoor een factuur van EUR 14.685,00 is overgelegd, komt gelet op het voorgaande voor toewijzing in aanmerking
4.21. Voorts geldt dat door de keuze voor het Luzac College [A] niet nog extra een 4-havo klas én daarna een 5-havo klas heeft moeten doorlopen en zich aldus een jaar onderwijs heeft bespaard doordat hij nu havo 4 en 5 in één jaar heeft kunnen voltooien. Dat levert [eisers] een voordeel op dat de rechtbank aan [eisers] zal toerekenen voor 5%.
4.22. Het onder 4.17 overwogene omtrent het gedeelte eigen schuld en hetgeen hiervoor over de voordeelstoerekening is overwogen, resulteert in een percentage van totaal 25% van de schade die voor rekening van [eisers] dient te blijven.
Dat leidt tot toewijzing van een bedrag van EUR 14.685,00 + (EUR 1.129,28 -/- EUR 90,65) = EUR 15.723,63 x 75% = EUR 11.792,72.
4.23. Ten aanzien van de immateriële kosten geldt als volgt.
Gelet op het hiervoor reeds onder 4.1 overwogene kan uitsluitend de immateriële schade geleden door [eisers] zelf voor vergoeding in aanmerking komen. SKO Volendam betwist dat sprake is van immateriele schade die op grond van 6:106 lid 1 sub b BW voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] hun vordering onvoldoende hebben onderbouwd, zodat vergoeding van immateriële schade zal worden afgewezen.
4.24. SKO Volendam betwist de gevorderde kosten rechtsbijstand en subsidiair gevorderde buitengerechtelijke kosten en voert daartoe aan dat de opgevoerde kosten voornamelijk zijn gemaakt in het kader van de kortgedingprocedure en aldus niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Aan de gevorderde kosten rechtsbijstand hebben [eisers] ten grondslag gelegd dat de SKO Volendam het ertoe heeft geleid dat een procedure nodig was. Voor zover de gevorderde kosten de rechtsbijstand bij de zitting op bezwaar in Volendam en het kort geding omvatten geldt dat in de betreffende procedure om vergoeding van die kosten kan worden gevraagd. Die kosten kunnen niet alsnog als zelfstandige vordering via de onderhavige procedure als kosten rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van [eisers] werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voorwerk II, zal de subsidiair gevorderde vergoeding ter hoogte van totaal
€ 1.000,--, nu deze slechts in geringe mate afwijkt van het forfaitaire tarief van het Rapport Voorwerk II, worden toegewezen.
4.25. De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat niet is gesteld waarom de rente vanaf de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is.
4.26. SKO Volendam zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,98
- vast recht 655,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.898,98
4.27. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt SKO Volendam om aan [eisers] te betalen een bedrag van
EUR 11.792,72 (zegge; elfduizend zevenhonderd tweeënnegentig euro en tweeënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf datum dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt SKO Volendam in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 1.898,98,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Coyajee-Kappers en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2009.?