RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
zaak-/rekestnr.: 157580 / FA RK 09-1598
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 1 december 2009
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F. van der Hoek, kantoorhoudende te Haarlem,
[naam vrouw],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.B. Kanik, kantoorhoudende te Zaandam.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 12 mei 2009, ingekomen op
14 mei 2009;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de vrouw van 6 juli 2009;
- het aanvullend verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 15 oktober 2009, ingekomen op 6 oktober 2009;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 8 oktober 2009.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 oktober 2009 in aanwezigheid van partijen en hun raadslieden.
1.3 De minderjarige [naam minderjarige] heeft op 15 oktober 2009 zijn mening in raadkamer kenbaar gemaakt.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Partijen zijn op [datum] 1992 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] 2003 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 25 maart 2003.
2.2 Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [naam]:
- [naam minderjarige 1], geboren op [datum] 1993 in de gemeente [plaats];
- [naam minderjarige 2], geboren op [datum] 1996 in de gemeente [plaats].
Het gezag over de minderjarigen wordt door partijen gezamenlijk uitgeoefend.
2.3 Bij de hiervoor genoemde beschikking is bepaald dat de man aan de vrouw
een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) van € 230 per maand per kind moet voldoen en een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw (hierna ook: partnerbijdrage) van € 375 per maand moet voldoen.
2.4 Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderbijdrage met ingang van
1 januari 2009 € 259,96 per maand per kind en de partnerbijdrage € 423,85 per maand.
3.1 Met als grondslag dat de hierboven genoemde beschikking door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan wettelijke maatstaven dan wel van aanvang af niet heeft beantwoord aan de wettelijke maatstaven doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, heeft de man verzocht deze beschikking te wijzigen in die zin, dat de kinderbijdrage wordt verminderd en de partnerbijdrage wordt bepaald op nihil met ingang van 10 juli 2003.
3.2 De man stelt dat hij al ver voor de echtscheidingsbeschikking samenwoonde met zijn nieuwe partner en financieel voor haar zorgde. Hoewel de man daardoor ten tijde van de beschikking slechts 45% van zijn draagkracht beschikbaar had voor alimentatie, heeft de rechtbank met een hoger percentage gerekend. Daarnaast is in de beschikking het salaris van de man onjuist weergegeven en lijkt ook de premie voor de ziektekostenverzekering niet te zijn meegerekend. Derhalve heeft de beschikking van aanvang af niet beantwoord aan de wettelijke maatstaven, aldus de man.
3.3 Daarnaast is sprake van wijziging van omstandigheden die maken dat de beschikking heeft opgehouden te voldoen aan de wettelijke maatstaven. Op [datum] 2005 is uit de relatie van de man met [partner] een kind geboren en op [datum] 2006 zijn zij met elkaar gehuwd. Doordat door de vrouw beslag is gelegd op zijn salaris leeft de man met zijn gezin onder bijstandsniveau. De man is in een financieel uitzichtloze situatie terechtgekomen en zijn gezin ondervindt hiervan veel nadeel.
De vrouw heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.
5.1 Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien dat de beschikking van
25 maart 2003 een evidente misslag bevat dan wel dat deze beschikking niet in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. Daarnaast had de man de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen voormelde beschikking van welke mogelijkheid hij geen gebruik heeft gemaakt. Voor zover het beroep is gegrond op de omstandigheid dat de beschikking van meet af aan niet in overeenstemming zou zijn geweest met de wettelijke maatstaven, zal het beroep van de man dan ook worden afgewezen.
5.2 Wel is sprake van een wijziging van omstandigheden. Uit de relatie met [naam partner] is immers op [datum] 2005 een kind geboren. Bovendien heeft de man sinds 1 oktober 2007 een eigen huurwoning tot zijn beschikking, als gevolg waarvan hij huurlasten heeft. Deze omstandigheden zijn voldoende grond om de draagkracht van de man opnieuw te beoordelen. De man is ontvankelijk in zijn verzoek.
5.3 De man heeft verzocht om de bijdragen met terugwerkende kracht op nihil dan wel een lager bedrag vast te stellen. De vrouw heeft gesteld dat daarvoor geen reden is, onder meer omdat hij gedurende lange tijd heeft berust in de vastgestelde bijdragen en omdat hij buiten rechte geen enkele poging heeft gedaan om in overleg tot lagere bijdragen te komen. Verder betwist de vrouw het gebrek aan draagkracht van de man.
De man heeft naar het oordeel van de rechtbank geen valide argument naar voren gebracht om af te wijken van de hoofdregel dat beschikkingen in beginsel geen terugwerkende kracht hebben, met uitzondering van de stelling dat de vrouw geen behoefte meer heeft aan een partnerbijdrage omdat zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Nu dit een omstandigheid is die is opgekomen bij de vrouw en die van directe invloed is op het recht op een partnerbijdrage, zal de rechtbank het recht op de partnerbijdrage beoordelen vanaf het moment dat de vrouw is gaan werken, dat wil zeggen met ingang van 2007.
De man heeft geen omgang met de kinderen en hij heeft geen enkele poging gedaan om in onderling overleg tot aanpassing van de vastgestelde kinderbijdragen te komen vanwege de wijziging van omstandigheden die zich aan zijn kant heeft voorgedaan. Hij heeft pas op 14 mei 2009 een verzoek tot wijziging ingediend. Afgezien dat de rechtbank ervan uitgaat dat de door de vrouw geïncasseerde bedragen inmiddels zijn verteerd, dient het stilzitten door de man voor zijn rekening te komen en te blijven. Voor de beoordeling van de aanpassing van de kinderbijdrage zal de rechtbank dan ook aansluiting zoeken bij de indiening van het verzoekschrift op 14 mei 2009.
Behoefte van de vrouw en de kinderen
5.4 De rechtbank heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens op hele euro’s afgerond.
5.5 De man stelt dat de rechtbank de kinderbijdrage in de beschikking van 25 maart 2003, hun behoefte in aanmerking genomen, te hoog is vastgesteld. Op basis van zijn salaris in 2003, te weten € 1.817 netto per maand, waren de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 380 per maand voor beide kinderen gezamenlijk.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd.
Partijen zijn vóór 2003 uit elkaar gegaan. Gelet op het in de beschikking van 25 maart 2003 genoemde bruto inkomen in 2002 van de man van € 35.587, en het uit de stukken blijkende inkomen in 2000 van circa € 34.126, is zonder verdere onderbouwing van de man niet aannemelijk geworden dat de kinderbijdrage op een bedrag is vastgesteld dat de behoefte van de kinderen te boven gaat. De rechtbank zal dan ook uitgaan van een totale behoefte van de kinderen van € 460 per maand in het jaar 2002. Geïndexeerd bedraagt deze totale behoefte in 2009 € 540 per maand, dat wil zeggen € 270 per kind per maand.
Niet betwist is dat [naam minderjarige 1] € 30 per maand aan reiskosten heeft voor zijn opleiding, welke niet voor vergoeding in aanmerking komen. Nu de reiskosten niet ongebruikelijk hoog zijn, zal de rechtbank deze bij de bepaling van de behoefte van [naam minderjarige 1] verder buiten beschouwing laten.
Onweersproken is door de man gesteld dat de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw circa € 1.000 bedraagt. De rechtbank zal daar in het navolgende van uitgaan.
5.6 De vrouw heeft, onder verwijzing naar de door haar ingediende jaaropgaven vanaf 2007, bevestigd dat zij sinds 2007 niet meer is aangewezen op bijstand. Uit de jaaropgaven maakt de rechtbank op dat de vrouw in 2007 bruto circa € 16.000 verdiende. Haar salaris is vervolgens enigszins gestegen. Mede gelet op de heffingskortingen die de vrouw ook destijds zal hebben genoten, gaat de rechtbank er vanuit dat de vrouw met ingang van 2007 in haar eigen behoefte kan voorzien. De partnerbijdrage zal dan ook met ingang van 1 januari 2007 op nihil worden gesteld.
5.7 De man stelt dat hij over onvoldoende draagkracht beschikt om de vastgestelde kinderbijdrage te voldoen. De rechtbank zal overgaan tot de beoordeling van zijn draagkracht en daarbij onderscheid maken tussen een tweetal periodes, te weten de periode tot 13 juli 2009 waarin de man werkzaam was bij [naam werkgever] en de periode na 13 juli 2009 waarin de man werkzaam is bij [naam werkgever]. Gelet op de per
1 juli 2009 gewijzigde tremanormen zal de rechtbank vanaf 13 juli 2009 uitgaan van een draagkrachtpercentage van 70%.
5.8 Voor wat betreft de eerste periode neemt de rechtbank de volgende, aan de dossierstukken en het verhandelde ter zitting ontleende gegevens in aanmerking:
- de door de man overgelegde jaaropgave 2008 waaruit blijkt dat zijn inkomen € 41.628 bruto per jaar bedraagt;
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting;
- arbeidskorting.
Voorts worden de volgende niet, of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de man in aanmerking genomen:
- de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet van € 187;
- de premie Zorgverzekeringswet van € 93, waarbij rekening wordt gehouden met het in de bijstandsnorm verdisconteerde bedrag en het verplichte eigen risico.
Gelet op de leeftijd van de echtgenote van de man en hun beider kind, wordt [naam partner] in staat geacht om een bijdrage in de kosten van de huishouding, waaronder de helft van de huurlasten van € 219, te leveren. De rechtbank zal de man om deze reden, gelet op de voorrangsregel als geformuleerd in de nieuwe tekst van artikel 1:400, eerste lid BW per 1 maart 2009 en anticiperend op per 1 juli 2009 in verband met deze wetswijziging doorgevoerde wijziging van de tremanormen, voor de berekening van de kinderbijdrage over de periode van 14 mei 2009 tot 13 juli 2009 als alleenstaande aanmerken. Als draagkrachtpercentage zal nog worden uitgegaan van het tot 1 juli 2009 toepasselijke percentage van 60. De rechtbank zal vervolgens de beschikbare draagkrachtruimte van de man verdelen over alle drie de kinderen, zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat [naam partner] eveneens een bijdrage zou kunnen leveren in de kosten van hun beider kind.
Met betrekking tot de opgevoerde herinrichtingskosten overweegt de rechtbank dat de man niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk deze kosten heeft gemaakt en dat hij deze niet uit zijn salaris kon voldoen. Derhalve houdt de rechtbank bij de berekening van zijn draagkracht geen rekening met deze kosten.
Met de door de man opgevoerde advocaatkosten wordt evenmin rekening gehouden, nu in het algemeen advocaatkosten gemaakt in het kader van een familierechtelijke procedure niet worden beschouwd als een noodzakelijke last die voorrang heeft boven een onderhoudsverplichting jegens de kinderen. Dit kan anders zijn als er sprake is van bijzondere omstandigheden, maar die zijn gesteld noch gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de man het bestaan en de eventuele noodzaak van de door hem opgevoerde schuld ten behoeve van zijn auto onvoldoende heeft aangetoond. Evenmin heeft hij aangetoond tot welk bedrag daarop door hem wordt afgelost. De rechtbank zal deze schuld derhalve buiten beschouwing laten.
5.9 Voor wat betreft de tweede periode wordt voor de berekening van de draagkracht van de man uitgegaan van de volgende, aan de dossierstukken en het verhandelde ter zitting ontleende gegevens:
- de door de man overgelegde salarisstroken van de maanden augustus en september 2009 waaruit blijkt dat zijn inkomen € 2.168 bruto per maand bedraagt;
- de vuilwerktoeslag van € 30 bruto per maand;
- de te structurele inkomsten uit overwerk, per maand te stellen op € 300;
- de ingehouden pensioenpremie;
- de aanvullende pensioenpremie/premie reparatie WAO/WIA-gat;
- de fiscale bijtelling inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet
- de belaste bijdrage in de ziektekosten van € 14 per maand.
Uit de door man overgelegde brief van 1 juli 2009 blijkt duidelijk dat zijn contract bij [naam werkgever] in 2010 zou aflopen. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken is komen vast te staan dat er voor de man geen plaats meer was in deze organisatie. Het betreft hier dan ook niet voor herstel vatbaar inkomensverlies. Gelet op deze omstandigheid en de huidige economische situatie, mocht van de man worden verwacht dat hij zich zou inspannen om een nieuwe baan te vinden. Dat daarbij inkomensverlies is opgetreden, acht de rechtbank onder de huidige omstandigheden niet verwijtbaar.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting;
- arbeidskorting.
Voorts worden de volgende niet, of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de man in aanmerking genomen:
- de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet van € 162 per maand;
- de premie Zorgverzekeringswet van € 93, waarbij rekening wordt gehouden met het in de bijstandsnorm verdisconteerde bedrag en het verplichte eigen risico;
- de kale woninghuur van € 219 per maand.
In overeenstemming met de gewijzigde tremanormen zal de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de man in deze periode wederom rekening houden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en dit keer een draagkrachtpercentage van 70, waarbij de beschikbare draagkracht gelijkelijk zal worden verdeeld over alle kinderen.
5.10 Nu de man heeft verzocht de kosten van de kinderen naar rato tussen partijen te verdelen, zal de rechtbank overgaan tot een beoordeling van de draagkracht van de vrouw, waarbij is uitgegaan van de volgende, aan de dossierstukken en het verhandelde ter zitting ontleende gegevens:
- de door de vrouw overgelegde salarisstroken van de perioden 3 - 6 en 8 - 9, waaruit blijkt dat haar gemiddelde inkomen € 1.191 bruto per vier weken bedraagt;
- de vakantietoeslag van 8 % op jaarbasis;
- de ingehouden pensioenpremie van 4%;
- de aanvullende pensioenpremie/premie reparatie WAO/WIA-gat van 0,23%;
- de fiscale bijtelling inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet van € 92.
In dit verband heeft de rechtbank waarde gehecht aan de ter zitting onvoldoende gemotiveerd weersproken omstandigheid dat de vrouw vanwege de economische situatie minder wordt opgeroepen dan voorzien in de arbeidsovereenkomst. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de vrouw gelet op haar positie zich onder de gegeven omstandigheden tegenover haar werkgever niet op het standpunt kan stellen dat zij volledig dient te worden ingezet.
Voorts worden de volgende niet, of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de vrouw in aanmerking genomen:
- de kale woninghuur van € 246, na aftrek van huurtoeslag;
- de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet van € 92;
- de premie Zorgverzekeringswet van € 119, inclusief premie aanvullende verzekering en de zorgtoeslag van € 58, waarbij rekening wordt gehouden met het in de bijstandsnorm verdisconteerde bedrag en het verplichte eigen risico.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting;
- arbeidskorting;
- kindgebonden budget ad € 1.322 per jaar;
- inkomensafhankelijke combinatiekorting;
- alleenstaande-ouderkorting;
- aanvullende alleenstaande-ouderkorting.
De rechtbank houdt in het kader van de draagkrachtvergelijking tevens rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70.
5.11 De rechtbank heeft een draagkrachtvergelijking gemaakt, mede rekening houdend met het fiscaal voordeel kinderalimentatie. De man heeft in de eerste periode van 14 mei 2009 tot 13 juli 2009 een draagkracht van € 759 per maand voor drie kinderen, dat wil zeggen € 598 (€ 506, te vermeerderen met het fiscaal voordeel van € 92) voor [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2]. De vrouw heeft in deze periode een draagkracht van € 285 per maand. De totale draagkracht bedraagt € 883 per maand. Het aandeel van de man in de kosten van de minderjarige kinderen kan worden becijferd op 598 / 883 x 540 = € 366 per maand, dat wil zeggen € 183 per maand per kind.
De man heeft in de tweede periode vanaf 13 juli 2009 een draagkracht van € 566 per maand voor drie kinderen, dus € 469 (€ 377 vermeerderd met het fiscaal voordeel van € 92) voor [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2]. De vrouw heeft een draagkracht van € 327 per maand. De totale draagkracht bedraagt € 796 per maand. Het aandeel van de man in de kosten van de minderjarige kinderen kan worden becijferd op 469 / 796 x 540 = € 318 per maand, dat wil zeggen € 159 per maand per kind.
5.12 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de kinderbijdrage vanaf 14 mei tot 13 juli 2009 vaststellen op € 183 per maand per kind. Voor de periode met ingang van 13 juli 2009 zal deze worden bepaald op € 159 per maand per kind..
5.13 Vast staat dat de man de vastgestelde partnerbijdrage vrijwel niet heeft betaald. Voor zover over de periode vanaf 1 januari 2007 toch partnerbijdrage door de vrouw is ontvangen, is de vrouw niet tot terugbetaling verplicht, nu de bijdragen naar hun aard kunnen worden geacht te zijn verteerd, de vrouw niet eerder rekening heeft hoeven houden met terugbetaling en de man pas op 14 mei 2009 een verzoek heeft ingediend. Een eventuele terugbetalingsverplichting ten aanzien van teveel ontvangen partnerbijdrage is pas van toepassing vanaf 14 mei 2009.
6.1 Bepaalt met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2003 de door de man aan de vrouw te betalen partnerbijdrage
op nihil met ingang van 1 mei 2007, met dien verstande dat de vrouw niet gehouden is tot terugbetaling van over de periode vóór 14 mei 2009 betaalde partnerbijdrage.
6.2 Bepaalt met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2003 dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam]:
- [naam minderjarige 1], geboren op [datum] 1993 in de gemeente [plaats];
- [naam minderjarige 2], geboren op [datum] 1996 in de gemeente [plaats],
dient te voldoen:
- over de periode van 14 mei 2009 tot 13 juli 2009: € 183 per maand per kind;
- met ingang van 13 juli 2009: € 159 per maand per kind,
voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen.
6.4 Wijst er – ten overvloede – op dat de hiervoor vastgestelde bijdragen jaarlijks van rechtswege worden gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage.
6.5 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.6 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Roelvink-Verhoeff, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem, griffier, op 1 december 2009.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.